Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HET LAND VAN DE WRAAK!

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Lamech zeide tot zijne vrouwen : Ada en Zilla! hoort mijne stem; gij vrouwen Lamechs! neemt ter oore mijne rede: oorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijne wonde en een jongeling om mijne buile, want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal. Gen. 4 : 23 en 24.

Dit eerste lied uit den Bijbel pleegt men steeds het lied van de wraak te noemen. Wel is geen rijm te bespeuren ; ook in de grondtekst niet, maar we vinden toch hier dat eigenaardige Hebreeuwsche parallelisme, waarbij een gedachte wordt uitgesproken, die weer versterkt wordt door een volgende gedachte.
Lamech was de eerste, die tegen Gods ordinantiën twee vrouwen nam. Ada en Zilla waren hare namen. Hij roept ze in dit lied op om naar hem te luisteren. Ja meer nog : ze moeten zijne rede ter oore nemen.
Lamech schijnt ons een zeer wreed man toe, zijne vrouwen zullen stellig voor hem gebeefd hebben. Een man te dooden, omdat deze hem een wond had toegebracht, was al heel erg, maar een knaap te dooden, omdat deze misschien hem met een steen had geworpen, dat was toch al te verschrikkelijk. En werd voor Kaïn zevenvoudige wraak geëischt, wie het waagt om zich aan Lamech te vergrijpen, zal zeventig maal zevenmaal door diens wraak worden getroffen.
Wat mag toch dien Lamech zoo driest hebben doen spreken ? Zou het niet zijn, omdat hij zich te midden van de cultuur, die door hem en zijn zonen geschapen was, tegenover al zijn vijanden machtig en sterk gevoelde.
Was niet zijn zoon Jabal een vader dergenen, die tenten bewoonden en vee hadden. En als het vee verzorgd is, speelt Jubal, zijn broeder, op het door hem vervaardigde orgel of hij tokkelt de schoone harp om alzoo aan de weelde de luchthartigste blijdschap en vroolijkheid te verbinden.
Wie zal het wagen om de beide broeders in hun cultuurvreugde te storen. Dat zal niet geschieden ; daarvoor zal hun broeder Tubal-Kaïn zorgen, die beroemde leermeester van allen werker in koper en ijzer. Voor het door hem gesmeed zwaard, moeten allen wijken.
Geen wonder, dat de wreede Lamech zich veilig gevoelde te midden van de door hem en zijn zonen gefundeerde cultuur.
Wat scheen het godvreezende geslacht van Seth, met dat van Kaïn vergeleken, toch wel arm. Bij hen lezen we van geen uitvinders. Uit cultureel oogpunt komen ze achteraan.
Toch is het geslacht van Seth gelukkiger. In dat geslacht vinden we de vreeze Gods. Daar treft men geestelijke schatten aan.
O Lamech, wat heeft de Heere u en uwe zonen groote gaven des geestes geschonken ! Die uitvindersgeest heeft God, de groote Schepper aller dingen, u geschonken.
Helaas, de onzienlijke dingen, beide zijti eeuwige kracht en goddelijkheid hebt gij uit dat alles niet verstaan en doorzien. Het voerde u steeds af verder van den Heere. Gij hadt God niet meer noodig. Wie of wat zou u deren ? Gij kunt het lied van de wraak zingen.
Gelijkt niet de moderne cultuur van onze eeuw in beginsel op die van Lamech. Is het niet in onze dagen als in het oude Rome, waar men den roep hoorde weerklinken om brood en spelen. Men vraagt in onze eeuw slechts om cultureele welvaart en na volbrachte dagtaak vraagt men om spelen, bioscoop, theater en tooneel. Men zoekt de weelde te genieten van een verfijnde cultuur. En de mensch gevoelt zich koning van de schepping. Hij weet het stof der aarde naar eigen wil te kneden. En voor God is er geen plaats. Men zingt, al is het in andere toonaard, in beginsel niets anders dan het lied van de wraak, het lied van den wreeden Lamech.
Wat zal het einde van dit alles zijn ? Geen ander dan dat van de cultuur van Lamech's tijd. In de dagen van Noach namen de lankmoedigheden Gods over deze goddelooze cultuur een einde. God bracht den zondvloed en maakte aan alles een einde.
Ook deze cultuur, waarin schier geen plaats is voor God, is bezig te rijpen voor het einde. De mensch, die God verlaat, heeft smart op smart te vreezen.
Ook het kind van God van deze eeuw mag in zijn leven van de cultuur gebruik maken en genieten van de gemakken, die die cultuur hem biedt, maar te midden van die cultuur zal het niet het lied van de wraak durven zingen, maar veelmeer met Enos den naam des Heer en aanroepen.
Niet het lied van de wraak, maar alleen de bede : O God wees mij zondaar genadig. Zalig die uit de diepte leerde roepen om genade, maar nu ook lust mag hebben om uit 's harten diepsten grond den groeten Schepper te verheerlijken.
E.
J. J. Timmer

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's