Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er waren vele melaatschen in Israël, ten tijde van den profeet Elisa ; en geen van hen werd gereinigd dan Naaman de Syriër. Lukas 4 : 27.

De Schriftwoorden, die we hier afschreven, zijn woorden van den Heere Jezus, door Hem gesproken in de Synagoge van Nazareth. Nazareth was Jezus' vaderstad. Daar was Hij opgegroeid tusschen de kinderen van Zijn tijd ; daar was Hij bekend als de zoon van Jozef den timmerman en zijn vrouw Maria.
Sinds korten tijd nu was Jezus openlijk onder het volk Israël opgetreden. Buitengewoon was de indruk, die Zijn prediking alom maakte ; de scharen versloegen zich over Zijn leer, want Hij leerde hen als machthebbende, niet gelijk de Schriftgeleerden, die zich in hun onderwijs altijd weer beriepen op wat door oude Rabbijnen eens was gezegd. Jezus sprak met gezag : Voorwaar : Ik zeg u...... De beroering, die het optreden van Jezus onder het volk verwekte, werd nog verhoogd door de teekenen en wonderen, die Hij verrichtte. Hoe zullen de inwoners van Nazareth zich verwonderd hebben over de geruchten, die alom van dit optreden van Jezus uitgingen en ook hun stad bereikten.
En nu is Jezus dan wederom binnen Nazareth verschenen. Nu is de zoon van Jozef weer binnen de poorten van de stad, die Hem heeft groot zien worden. De Nazareners verwachten niet anders, of Jezus zal nu toch wel zeer bijzondere dingen doen : als er één plaats rechten kon laten gelden, dan toch zeker wel Nazareth. Ja, waarom was Jezus eigenlijk eerst Zijn vaderstad voorbijgegaan, waarom moesten Kapernaum en andere plaatsen voorgaan bij Nazareth ?
In zulk een sfeer van spanning en onderdrukte ergernis breekt de Sabbath aan. Met de Nazareners gaat ook Jezus op den dag des sabbats in de synagoge, naar Zijne gewoonte. Het ging - bij zulk een dienst in de synagoge anders dan bij ons in de Kerk. Niet één bepaald persoon was immer de aangewezene om te spreken. Ieder meerderjarige kon door op te staan zich aanmelden om te lezen en naar aanleiding van het gelezene een woord te spreken. Nu is het Jezus die opstaat. En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja, en als Hij het boek opengedaan had vond Hij de plaats daar geschreven was : „De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd ; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van harte ; om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen henen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren." Zoo leest Jezus, en dan, nadat Hij het boek heeft toegedaan, en wederom is gaan zitten, zegt Hij — en de oogen van allen in de synagoge zijn op Hem geslagen — „Heden is deze Schrift in uwe ooren vervuld". Openlijk verklaart Jezus met macht en met gezag : „Ik ben niet maar een wonderdoener, niet maar een Profeet, doch Ik ben de Messias, de Gezalfde Gods, de aan de vaderen Beloofde". En wat was de uitwerking van deze prediking? Hebben de Nazareners geloofd ? Zijn ze als armen en verbrokenen tot Jezus gekomen ? O, neen. Wel moesten ze innerlijk erkennen, dat Zijn woorden het merk der goddelijke zalving droegen ; doch zij weigerden aan Christus de Hem toekomende eere te geven.
En als zij zeggen : „Is deze niet de zoon van Jozef", dan doen ze dat niet om de heerlijkheid Gods des temeer te roemen, maar om onder een schoonen schijn te kunnen verwerpen hetgeen gezegd wordt door Jezus, die toch voor hen niet anders is dan de zoon van Jozef. Geen geloof dus bij de Nazareners, geen hartelijke aanvaarding van Jezus als den Gezalfde Gods, — doch alleen maar murmureering, critiek, omdat. Hij wel in Kapernaüm en elders wonderen had verricht, en Zijn eigen vaderstad, die toch rechten kon laten gelden, schromelijk had tekort gedaan.
Jezus doorgrondde hun gedachten. En om hen te doen gevoelen, dat zij de schuld van hun verstoken blijven van wonderen in niets anders hadden te zoeken dan in hun eigen ongeloof en hoogmoed, en om ze te doen verstaan dat God vrij is in het betoon Zijner genade, haalt Jezus twee voorbeelden aan uit de Schriftuur des Ouden Verbonds, waarin evenals nu bevestigd werd: geen profeet is aangenaam in zijn vaderland.
Het eerste voorbeeld ontleent de Heere Jezus aan het leven van den profeet Elia: „Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zoodat er groote hongersnood werd over het geheele land; en tot geene van haar werd Elias gezonden dan naar Sarepta-Sidonis tot eene vrouw die weduwe was." En het tweede voorbeeld is genomen uit het leven van den Godsman Elisa : „En er waren vele melaatschen in Israël ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd dan Naaman de Syriër". Zoo predikte Jezus aan de inwoners van Nazareth hunne verantwoordelijkheid, maar ook het vrije van Gods genade. Zoo werd al hun roem en hun vermeend recht met één slag door Jezus vernietigd, en ze moesten het hooren, dat heidenen en verschoven menschen hen zouden voorgaan in het Koninkrijk Gods, ja dat zij zelve buiten zouden blijven vanwege hun ongeloof. Ach, hadden de Nazareners nog gebogen onder dit ontdekkende woord van Jezus. Daar was nog hope geweest. Maar neen, zij sloegen terug, toen zij den prikkel hadden gevoeld, en opstaande wierpen zij Jezus uit. In de synagoge te Nazareth was voor ontdekkende prediking geen plaats.
Laten wij ons, mijn lezers, nog wat nader rekenschap geven van dat woord van Jezus : En er waren vele melaatschen in Israël in de dagen van den profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd dan Naaman de Syriër". Hoe bevoorrecht was dat oude Israël, dat het een man als Elisa ontving, die op aarde goddelijke antwoorden gaf door den profetischen Geest, en die door dien Geest ook de gave der genezing bezat'. Welk een weldaad voor al die melaatschen in de dagen van Elisa, dat er nu een weg ter gezondmaking ontsloten was. En toch — van al die melaatschen is niemand gereinigd, geen enkele, dan alleen Naaman, en die was een Syriër, een heidensch man. Al de anderen zijn van de weldaad der reiniging verstoken gebleven, omdat ze niet gekomen zijn als ten doode opgeschrevenen tot den knecht van den God des levens. Ze hebben misschien wel vlak bij Elisa geleefd, en toch heeft het hun geen nut gedaan, want er was geen heilbegeerig vlieden bij hen, geen uitgaan met hun verschrikkelijke kwaal tot de fontein des heils, om gereinigd te worden en gered.
Maar zal de heerlijkheid Gods dan verdonkerd worden door het weigerachtig blijven van die velen in Israël ? Zal de heilsrivier tevergeefs stroomen ? God geeft Zelf het antwoord, als Hij naar Zijn souverein welbehagen den heiden Naaman trekt en hem de wondere genade der reiniging deelachtig maakt. Hoe schittert hier Gods verkiezende liefde tegenover de snoodheid van Israels ongeloof.
„O, diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods ! hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen, en onnaspeurlijk Zijne wegen”.
De Heere is vrij in het werk Zijner genade ! Het is des ontfermenden Gods ! Gelijk de Heere zegt tot Mozes : „Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, diens Ik barmhartig ben". Weet echter, mijn lezer, dat wij daarmede niet af zijn van onze verantwoordelijkheid. God heeft ons geschapen en Hij behandelt ons als redelijk-zedelijke schepselen. Als wij behouden worden, dan worden wij behouden alleen uit vrije genade, doch vergeet toch niet, dat het verloren gaan is om eigen schuld. Gij hebt da^j ook het ernstige van Jezus' woorden niet recht ter harte genomen, indien gij er een peluw der gerustheid van maken zoudt, en zeggen bij uzelf : „Laat ik maar voortleven onbekommerd en naar het goeddunken van mijn hart, ik zal wel zien of ik nog eens als een Naaman word gereinigd." Wacht u toch voor dat heillooze pad. Satan wil niets liever dan uw verderf, en als hij Gods Woord daarbij gebruiken kan, neemt hij het te baat; dat deed hij zelfs tegenover Jezus. Vraag niet aan Satan om de toepassing van Jezus' woorden, maar vraag wat de Heere er u mede te zeggen heeft.
En weet dan, dat Hij dit woord legt aan uw hart, opdat ge uzelf met ernst en voor Zijn aangezicht zoudt afvragen, of gij uw beeld reeds moogt zien in dien éénen Naaman, die als een ellendige heeft leeren acht geven op het Woord van Israels God, of dat ge nog gelijk zijt aan al die andere melaatschen, die in schuldig ongeloof de fontein des heils hebben veracht. Daarom gaat het, mijn lezer, of gij reeds ontdekt 2ijt geworden aan uw doodelijke zielekwaal, of gij met den last uwer zonde reeds zijt uitgedreven als een kind des doods naar Hem, die meer is dan EHsa, naar den grooten Medicijnmeester Jezus Christus, Het is noodig, dringend noodig met Hem in aanraking te komen, in Hem met God te Worden verzoend.
Want niet het leven onder Gods Woord en bij Gods volk is op zichzelve waarborg voor uw behoud. Zeker, het zijn rijke voorrechten die wij genieten. God doet het niet ontbreken aan verkondiging van Zijn Woord. God zendt Zijn knechten in ons midden. God heeft ons niet onkundig gelaten van den eenigen weg tot genezing Onzer zielsmelaatschheid. Doch hebben wij nu reeds door genade geleerd om in dien weg te wandelen ? Werd die groote Medicijnmeester reeds in Zijn dierbaarheid en algenoegzaamheid aan onze ziel geopenbaard ? Hebben we werk voor Hem, leer­ den we onze schuldige ziel reeds tot Hem uitdragen om gewasschen te worden in Zijn bloed en gereinigd door Zijn Geest ? Zie toch toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt. En dat doet ge, zoolang ge vasthoudt aan uw zonde en weigert u tot Hem te wenden om genezing. Dat doet ge, indien ge aail uw deugden en uitwendige voorrechten meent genoeg te hebben, en uzelven op grond daarvan rechtvaardigt. Waren al die melaatschen in Israël uitwendig ook niet ver vóór bij Naaman ? En toch zijn ze in hun melaatschheid omgekomen, omdat ze het reinigende werk Gods voor zichzelven niet hebben gezocht. Laat dit u dan onderrichten van de dringende noodzaak om als een vloekwaardige te vlieden tot Hem, die voor onreine vloekdragers een vloek is geworden, opdat hunner zou zijn het leven tot in eeuwigheid. Haast u dan om uws levens wil, opdat ge niet eeuwig rouwklaagt in het „telaat" des verderfs. Mocht ook heden nog een melaatsche door Gods Geest aan zijn nood ontdekt, in 't verborgene nedervallen voor dien ontfermenden Hoogepriester, Wiens bloed reinigt van alle zonde. Hij, de goede Herder, verblijdt zich als in verafgelegen streken het verloren schaap om Hem klaagt. Zijn oor hoort scherp, en Zijn hart is vol van liefde. Voor Hem is geen kloof te diep, geen nood te groot. Hij zal niet rusten voordat Hij heeft gevonden het verloren schaap dat in benauwdheid op Hem wacht.
Waaraan ontbrak het nu bij de inwoners van Nazareth, in wier midden de Goede Herder verscheen. Ze waren geen verloren schapen in eigen oog, ze hadden geen behoefte aan vrije genade. Ze achtten het een recht, dat Jezus hen zou eeren met Zijn wonderen, maar een Jezus, Die wilde dienen met Zijn genade hadden ze niet noodig. En zoo hadden ze aan Jezus niets — ja toch ze hadden wel wat aan Hem : een oordeel, want Hij. werd voor hen een steen des aanstoots en een rots der ergernis. Het einde was : weg met Jezus ! Als de mensch op 't diepst wordt vernederd en God op 't hoogst' verheerlijkt, dan roept met den wereldling ook het hart van den alleszins godsdienstigen mensch: „neem weg, neem weg, dit Evangelie is niet naar mijn smaak!" Jezus kan u alleen dierbaar worden, als ge door den ontdekkenden Geest uzelf als een zondaar leert kennen. Anders, hoe vol uw mond van Hem ook zij, geen plaats voor Jezus, die alles wil zijn voor een volk dat van zichzelf niet heeft dan zonde en schuld.
Daarom, mijn lezer, Jezus zal ook voor u een ergernis blijken, tenzij ge zondaar wordt voor God. Ge moet van uw rechten af, om, als een rechtelooze, onwaardige Naaman uzelven kennende, te leeren pleiten om genade, aanhoudende op het bloed van Jezus. Gij zult als een goddelooze gerechtvaardigd moeten worden. Dat is de eenige weg. Jezus zal Zijn eere aan geen anderen en ook aan niets anders geven.
Naaman de Syriër werd gereinigd ! Voor degenen, die zich als onwaardigen leerden kennen en den Heere rein leerden verklaren in Zijn richten, wordt hier een bron van troost en bemoediging ontsloten. Genade schittert hier immers, barmhartigheid, die roemt tegen het oordeel. In het bloed van Christus wordt een fontein der reiniging gevonden voor gansch melaatschen. Laten ze wanhopen aan zichzelven, maar niet aan de kracht van Christus' bloed, niet aan Zijn ontfermend mededoogen voor hen, die hulpeloos tot Hem vlieden. Wie tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen, . Die, door Gods Geest aan hun zonden en ellenden ontdekt, uit het Syrië hunner verlorenheid naar Hem zich ter genezing leerden wenden, zullen niet beschaamd uitkomen. Van zichzelven hebben ze niets te hopen, als het van henzelf afhing, kwamen ze er nooit. Doch dien God heeft gegrepen, laat Hij niet meer los. Hoeveel zich ook in den weg stelt, bijzonder ook uit eigen hart. God houdt vol met allen aan wien Hij de hand heeft gelegd, 't Is Gods werk èn dat een Naaman zoekt èn dat hij vindt. Daarom zullen ook allen, zoovelen als naar Gods gemaakt bestek over het rond der aarde gekomen zullen zijn om genezing te zoeken en te vinden bij Jezus, éénmaal een eeuwige juichensstof hebben niet in hun zoeken, niet in hun worstelen, niet in hun gelooven, maar in het eeuwig welbehagen des Drieëenigen Gods, Die hen trok uit de duisternis en bracht tot Zijn wonderbaar licht.
B.

P.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 augustus 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 augustus 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's