Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

158H JOHANNES MACCOVIUS 1938
II.

Al ligt het (wij zeiden het reeds in ons vorig artikel) niet in onze bedoeling, om het verloop van den strijd tusschen Lubberius en Maccovius in bizonderheden na te gaan , toch willen we over de kwesties zélf nog iets opmerken, opdat men wete, waarover het in hoofdzaak liep.
Glasius wijt de oorzaak van den twist tusschen beide mannen niet zoozeer aan verschil van gevoelen aangaande sommige leerstukken, dan wel aan hun verschillende theologische methode. Lubbertus zou meer een Bijbelsch, Maccovius meer een Scholastiek godgeleerde geweest zijn. Over het algemeen achten wij deze tyiseering niet geheel onjuist.
Was Lubbertus weinig geneigd, om van de leer, die door de Kerk overgeleverd was, af te wijken, — Maccovius daarentegen deinsde er niet voor terug, om meeningen te verkondigen die met de traditioneele beschouwingen niet overeen kwamen. Bovendien wenschte de laatste een wijsgeerige toetsing der leer, waarvan de eerste beslist afkeerig was. Om het kort en duidelijk te zeggen : Maccovius was meer philosoof dan theoloog, terwijl Lubbertus een vijand was van alles, wat naar logische redeneering zweemde.
Geenszins valt het te verwonderen, dat men meermalen Maccovius' rechtzinnigheid in twijfel getrokken heeft. Hij gaf daartoe wel wat aanleiding, hoewel hij zelf nimmer ongereformeerde stellingen heeft willen poneeren. Daarom is het zoo jammer, dat men elkander niet beter verstaan heeft. Wanneer men van verschillende zijden wat minder heftig en scherp was geweest, dan zou het conflict nooit zulke onaangename gevolgen gehad hebben.
Intusschen neemt een en ander niet weg, dat Maccovius' methode aan ernstige critiek kan worden onderworpen, waarmede niet gezegd wordt, dat al zijn beweringen op zichzelf geheel onjuist zouden zijn.
Wij zeiden reeds, dat één der verschilpunten tusschen beide mannen betrekking had op het infra-en supralapsarisme. In de visie op dit vraagstuk ligt de aanleiding (niet de oorzaak) van hun strijd.
Omdat we gaarne zóó schrijven, dat ieder onze artikelen verwerken kan, geven we een kleine toelichting over het hart dezer kwestie.
De supralapsariërs of ,,bovenvaldrijvers" leeren, dat in de volgorde der besluiten Gods het eerst de schepping, daarna de verkiezing en de verwerping, en ten slotte de zondeval komt.
Bij de infralapsariërs is het omgekeerd, voor zoover zij na de schepping eerst den val, en daarna de verkiezing een plaats geven ; de aanhangers dezer opvatting worden ook wel „benedenvaldrijvers" genoemd.
Comrie neemt een geheel eigen standpunt in, door te meenen, dat de verkiezing aan alles, dus ook aan de schepping, voorafgaat. Op de Synode van Dordrecht (1618/'19) hebben Gomarus en Maccovius soortgelijke denkbeelden verdedigd. (Men zie : Bavinck, Geref. Dogm., 4de dr., II, blz. 327).
Lubbertus was een fel tegenstander van Maccovius, omdat deze van oordeel was, dat het Infra tot „grove inconsequenties" leidde.
Merkwaardig is het oordeel van Sepp, als hij zegt : „Maccovius komt de eer toe, als een wijsgeerig denker ingezien te hebben, dat de infralapsaristen, zuiver doorredeneerende, ten laatste, zooals hij zich uitdrukt, zelve in de schoenen der Remonstranten gaan staan.”
Hofli men echter over Infra en Supra ook denken moge — Lubbertus heeft gelijk, wanneer hij niet wil, dat de wijsbegeerte een dienstmaagd zal zijn der theologie.
De oorzaak van de permanente verwijdering tusschen Lubbertus en Maccovius ligt in deri grond der zaak in beider totaal verschillende persoonlijkheid. De theologische verschillen mogen op zichzelf zeer belangrijk zijn — zij wettigen geenszins de oneenigheid en de doodelijke vijandschap, die tusschen beiden bestond. Nimmer moesten twee karakters samenwerken, die zóó weinig bij elkaar pasten. Ook in levenshouding verchilden de mannen tè veel, dan dat zij eensgezind konden voortarbeiden aan hun gemeenschappelijke taak. Lubbertus was streng en zag niets door de vingers ; Maccovius was soepel en kon met de" studenten weleens ,,meedoen". En bij dit alles kwam nog iets. dat onder christenen contrabande behoort te zijn : Lubbertus was op Maccovius jaloersch. Vreeselijk is het, wanneer Gods Naam en zaak door menschelijke hebbelijkheden gelasterd wordt ! Vast staat, dat Lubbertus' zon onderging, toen Maccovius professor werd, en dat heeft de man niet kunnen hebben. En evenzeer schijnt, volgens Maccovius' levensbeschrijver, vast te staan, dat Lubbertus steeds de aanvaller geweest is, en dat Maccovius nooit anders dan op zelfverweer bedacht was. We zeiden reeds, dat ook de laatste zijn fouten had. Lubbertus is echter de aanstichter van de onzalige conflicten, die zonder noodzaak op de spits gedreven zijn, en het kerkelijk leven van dien tijd zeer hebben geschaad. Zeer ernstige klachten over Maccovius' zedelijken levenswandel zijn ingebracht, maar men heeft ze op haar juistheid niet voldoende kunnen toetsen. Wellicht is er veel overdreven. Hoe dit alles zij — heel de verhouding tusschen Lubbertus en Maccovius bevestigt het feit, dat geen mensch goed is, tot niet één toe !
Ook met Amesius heeft Maccovius den degen gekruist. Het conflict liep over de vraag, of Christus als Middelaar, dan wel als waarachtig God mocht aangebeden worden. Wij voor ons kunnen niet inzien, waarom over dit onderwerp een geweldig rumoer moest ontstaan. Amesius, Walaeus en Maresius waren van het eerste gevoelen ; Rivet, Gomarus, Voetius en Maccovius vertegenwoordigden het tweede.
Van 1633 tot 1639 was Maccovius de eenige hoogleeraar aan de theologische faculteit te Franeker.
Naarmate Maccovius ouder werd, naar die mate werd hij meer bezadigd. En kwamen er vroeger wel klachten over zijn leven — in later tijd vernam men van dergelijke onaangenaamheden niets meer. Als geleerd en scherpzinnig man was hij zijn tegenstander echter meestal de baas.
Driemaal is Maccovius gehuwd geweest. Slechts één zoon is er van hem bekend.
Allerlei ziekten en kwalen sleepten Maccovius ten grave. Op 24 Juni 1644 overleed hij. Tot het laatst van zijn leven toe is hij helder gebleven, en ten overstaan van zijn vrienden heeft hij zijn zwakheden en gebreken beleden en vergiffenis gevraagd voor wat hij tegen hen had misdaan.
D.
d. Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's