Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KWEEKELINGEN MET AKTE
De onlangs verschenen Mededeelingen no. 110 van 't Centraal Bureau voor de Statistiek betreffende de onderwijzersopleiding 1938/'39, vestigt opnieuw de aandacht op het zoo netelige vraagstuk van de z. g. n. kweekelingen met acte.
Zooals bekend is, heeft de opleiding van onderwijzers voor het overgroote gedeelte op kweekscholen en voor slechts een zeer klein gedeelte nog op normaallessen plaats.
Er zijn 90 kweekscholen en 7 normaal-lessen.
Van de kweekscholen gaan er 22 van het Rijk en 3 van gemeenten uit. Voorts zijn er 22 Protestantsoh Christelijke-, 41 Roomsch- Katholieke- en 3 bijzondere neutrale kweekscholen.
Van de normaallessen zijn er 2, die Protestantsch-iChristelijk, 2 die Roomsch-Katholiek en 5 die bijzonder neutraal zijn.
Het aantal leerlingen, dat op de kweekscholen voor de onderwijsacte in opleiding zijn, is 5021. Van dit getal worden opgeleid op de Rijks- 934, de Gemeentelijke- 182, de Protestantsch-Christelijke- 1355, de Roomsch Katholieke- 2477 en! de bijzondere neutrale kweekscholen 73 leerlingen.
Bij de normaallessen zijn in opleiding 151 leerlingen, van wie er 32 tot de Protestantsch- Christelijke-, 49 tot de Roomsoh-Katholiekeen 70 tot de bijzondere neutrale inrichtingen behooren.
't Aantal docenten, dat aan de gezamenlijke kweekscholen verbonden is, bedraagt 992.
Wanneer men nu al deze cijfers nagaat, rijst de vraag, of de onderwijzers-opleiding niet heel wat vereenvoudigd kan worden, of hel aantal kweekscholen niet belangrijk is te verminderen en de normaallessen niet kunnen worden afgeschaft.
Zelfs zou er alle aanleiding zijn voor de vraag, die wij vroeger ook al eens stelden, of in verband met het geschatte aantal beschikbare kweekelingen met akte van 12000, waaronder er vele duizenden zijn, die in het geheel geen emplooi hebben, niet naar een aanzienlijke beperking van het aantal leerlingen behoort te worden gestreefd, teneinde ook aldus te komen tot vermindering van het aantal aktebezitters.
Want dit staat toch vast, dat van verlaging van de leerlingenschaal, waardoor een grooter aantal onderwijzers plaats in de school zouden krijgen, in de eerstkomende jaren niets zal komen. De financieele omstandigheden, waarin het Rijk verkeert en die zeker in de naaste toekomst niet zullen verbeteren, maken het toch niet mogelijk voorshands de gewenschte verbetering aan te brengen.
De maatregel, die thans getroffen is geworden om de gesubsidieerde kweekscholen ter beperking van het aantal leerlingen met kleiner klassen, te laten volstaan, en die hierop neerkomt, dat het aantal van 90 geslaagden in het laatst verloopen vijfjarig tijdvak, dat als eisch voor het genot van het volle subsidie gold, tot 75 wordt teruggebracht, moge de toeloop van leerlingen tot de kweekscholen ietwat breidelen, echter afdoende is de maatregel niet.
Daarvoor moeten krasser maatregelen getroffen worden, wil het vraagstuk van de z.g. kweekelingen met acte, niet voor goed onoplosbaar worden.
De Regeering moet ten opzichte van de opleiding der onderwijzers ordenend optreden, en wel in dien zin, dat de toevloeiïng van nieuwe leerkrachten bij het lager onderwijs verband houdt met de behoefte, die zich bij dit onderwijs voordoet.
Natuurlijk kan de Regeering niet in gebreke worden gesteld, indien de bezitters van onderwijzersakten geen betrekking kunnen verkrijgen. Immers geeft de onderwijzersakte, evenmin als welke akte of diploma ook, recht op plaatsing.
Doch daarmede is men van de zaak der opleiding niet af ; want de opleiding heeft ook een financieele kant, of m.a.w. de kweekscholen met hun docenten en leerlingen kosten geld. Voor de opleiding van de onderwijzers en onderwijzeressen wordt toch op de begrooting voor 1939 niet minder dan 2.5 millioen gulden uitgetrokken. Moet men nu voor de opleiding van leerkrachten, die de scholen niet behoeven, omdat er duizenden kweekelingen met akten beschikbaar zijn, maar jaar op jaar de millioenen beschikbaar stellen ?
Ook aan dezen kant van het vraagstuk behoort de noodige aandacht te worden geschonken.
Daarom vraagt materieel en financieel, de onderwijzersopleiding de volle belangstelling der Regeering.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's