Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heidelbergsche Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heidelbergsche Catechismus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

III. Hoevelerlei zonde is er ? Wè spreken van erfzonde en dadelijke zonde. Deze onderscheiding vinden we in Rom. 5 : 14 ; 7 : 20 ; 9 : 11.

De erfzonde is het schuldig zijn van geheel het menschelijke geslacht in den val van onze eerste voorouders (erfschuld) en het is het missen in onzen geest van de kennis van God en Zijn wil en het missen van de begeerte om Hem met wil en hart te gehoorzamen, nu juist geneigd zijnde tot alle kwaad (erfsmet). De val onzer voorouders heeft de erfzonde ten gevolge gehad en is van hen op al hun nakomelingen overgegaan ; aller natuur zóó bedervende, dat allen om die verdorvenheid aan den eeuwigen toorn Gods onderworpen zijn en niets kunnen doen wat God behaagt ; tenzij er vergeving plaats hebbe ter wille van den Zone Gods, den Middelaar, en een vernieuwing der natuur door den Heiligen Geest. Ook over degenen, die niet gezondigd hadden ir. de gelijkheid der overtreding van Adam, heeft — zoo schrijft de apostel Paulus, Rom. 5 : 15 — de dood geheerscht. Zie ook Psalm 51 : 7.
De erfzonde bevat dus twee dingen : 1. het schuldig zijn aan de eeuwige verdoemenis om den val onzer voorouders ; 2. de verdorvenheid van geheel de menschelijke .natuur na den val. In Rom. 5 : 12 lezen we deze beide dingen. En deze zijn óók begrepen in het woord van Anselmus : „De erfzonde, is het gemis van de oorspronkelijke rechtheid, die aanwezig moest zijn". Er is geen overeenstemming 'meer van onzen wil met Gods wil, en God kan geen welbehagen meer hebben in 't geen de mensch van nature denkt, spreekt en doet. Er is geen rechte kennis meer en geen recht begeeren voor God.
De Pelagianen hebben vroeger geleerd, dat er geen erfzonde is, dat de nakomelingen niet schuldig zijn vanwege den val der voorouders, en dat de zonde niet tot ons komt van onze ouders door voortplanting, maar dat de zonde komt door het slechte voorbeeld van onze voorouders na te volgen. Augustinus heeft dat altijd ten sterkste tegengesproken. Ps. 51 : 7 ; Rom. 5 : 12.
Anderen stemmen wel toe, dat er schuld is vanwege den val der voorouders, maar zij ontkennen, dat aan een ieder zóó groote verdorvenheid is aangeboren, dat deze alleen de verdoemenis zou waardig maken. Zij beweren, dat het gemis van het goede en de begeerlijkheid, waarmede wij geboren worden, geen zonden zijn.
Tegenover dezen moeten we de volgende vier stellingen vasthouden :
1. Het geheele menschelijke geslacht is des eeuwigen toorns Gods schuldig vanwege de ongehoorzaamheid der voorouders. Rom. 5 vers 12.
2. Behalve deze schuld zijn bij ons, zoodra wij geboren worden, een gemis van het goede en neigingen, met Gods Wet in strijd, aanwezig.
3. Dit gemis en deze neigingen zijn zonden, die den eeuwigen toorn Gods verdienen 4. Dit kwaad verkrijgen wij niet slechts door na-volging, maar het wordt door voortplanting van de bedorvene natuur van do eerste ouders tot alle nakomelingen, Christus alleen uitgezonderd, overgebracht. Ps. 51 vs. 7 : „In zonde heeft ^mij mijne moeder ontvangen — ik ben in ongerechtigheid geboren". Joh 14 : 4 : „Wie zal een reine geven uit den onreine ? niet één". Wij zijn dan ook van nature kinderen des toorn, Ef. 2 vs. 3. En : „zoo iemand niet geboren worde uit water en geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan". Joh. 4 : 5.
Dit alles rust dus op de getuigenissen der Heilige Schrift.
Maar we hebben hier ook te denken aan dit : de kinderen, sterven en moeten gedoopt worden. Derhalve hebben ze zonde. En die kinderen kunnen niet zondigen, door navolging. Ze zijn zondaar, onrein en voor God verdoemelijk van nature, kinderen des toorns zijnde. Jes. 48 : 8 : „Gij zijt van de moederschoot af een overtreder genoemd". Gen. 8 VS. 21 : „Het gedichtsel des harten is boos van zijn jeugd af aan". De Kerkvader Ambrosius heeft dan ook gezegd : „Wie zal voor Gods aangezicht rechtvaardig worden bevonden, daar zelfs niet een kind van één dag rein van zonden kan zijn ? "
We moeten er ook op letten, dat alles wat geboren wordt, de natuur heeft van hem, die het verwekt, wat het wezen aangaat en hetgeen die soort bijzonder eigen is. En wij worden allen uit verdorvene en schuldige ouders geboren ; derhalve verkrijgen wij: allen het bederf en de schuld reeds door onze natuur.
In de vierde plaats hebben we in acht te nemen, dat ons door den dood van Christus, die de tweede Adam is, dubbele genade is geschonken ; rechtvaardigmaking en wedergeboorte. Dat ziet op de twee zaken : erfschuld en erfsmet. Derhalve is ons ook een dubbel kwaad geworden van den eersten Adam : schuld en verdorvenheid der natuur. Anders immers, waren ook die beide : genade èn geneesmiddel, niet noodig geweest.
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Heidelbergsche Catechismus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's