Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

MET EEN ZOUTVERBOND

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoort mij toe, Jerobeam en gansch Israël! Staat het u niet toe te weten, dat de Heere, de God Israels, het koninkrijk over Israël aan David gegeven heeft, tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond ? 2 Kron. 13 vers 4b en 5.

Een waar woord, uit onheiligen mond. Koning Abia was niet als David : zijn hart was niet (als dat van David) volkomen met den Heere zijn God. En nu een strijd tusschen broeders, tusschen Abia en tusschen Jerobeam, tusschen Juda en Israël. Treurig, dat Gods volk zoo verdeeld was! Ze rukten op elkander los en zaten elkander als heidenen in de haren. Maar de Davidszoon, Abia, hield eerst een toespraak met bovenstaand begin. Een tamelijk vrome toespraak. Maar prikkelend vroom. Niet liefdevol. Hoe kon dat ook? 't Was oorlog tusschen hen. En dan raakt de liefde licht zoek.
Zijn vrome toespraak was een echte oratio pro domo. Hij kwam op voor z'n eigen zaak, voor z'n eigen eer. En natuurlijk ook voor Gods eer ! Dat kennen wij. Abia's zaak en Gods zaak waren op een gelukkige wijze te combineeren. „Weet ge niet, dat de Heere het koninkrijk aan David gegeven heeft ? Aan David en zijn zonen ? !" En verder: „Wij hebben Sion niet verlaten; wij nemen waar de wacht des Heeren onzes Gods". Een oratio pro domo! Een pleidooi voor z'n eigen koningshuis, verbonden met een ijver voor des Heeren huis.
Maar Abia dacht er liever niet aan, dat de Heere ook eens den profeet Ahia gezonden had, die zijn nieuwen mantel in twaalf reepen scheurde en er tien van aan Jerobeam gaf.
Abia vergat, dat de vreeze des Heeren nog wat meer inhield dan „aansteken van randofferen op eiken morgen en op eiken avond", dan , , aansteken van reukwerk van welriekende specerijen, dan „de toerichting des broods op de reine tafel", dan „de oprichting van den gouden kandelaar en zijn lampen om die op elken avond te doen branden".
Abia „vergat" de les van den 89sten psalm, dat, indien Davids zonen Gods wet verlaten en niet wandelen in Zijn rechten (die nog wat méér inhouden dan een zuivere tempeldienst), dat de Heere dan hun vertredingen met de roede bezoekt en het „bitt're tegenheên".
Abia „vergat" de les van ons Doopsformulier dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn.
In alle verbonden. Ook in dat met David, waarvan wij lezen in 1 Kron. 17 of in 2 Sam. 7. Daar doelde koning Abia immers op in zijn bovenstaande oproep? Die berustte immers op het Woord des Heeren, zooals wij dat gewoonlijk met Psalm 89 vers 2 zingen : „Ik heb", dit was Uw taal, „een vast verbond gemaakt met Mijnen gunsteling, dien steeds Mijn oog bewaakt. Ik heb aan Mijnen knecht, aan Mijnen uitverkoren, aan David, in Mijn gunst, met eenen eed gezworen : Ik zal van kind tot kind tot aan het eind der dagen. Uw zaad bevestigen en uwen rijkstroon schragen".
Dat verbond met David was een nieuwe phase in het oude genadeverbond. Reeds in het paradijs geopenbaard, werd het algemeen met Noach — en met Abraham bijzonder opgericht; met Israël bij den Sinaï bevestigd en bij Sichem vernieuwd; met David, Gods gezalfde, bekrachtigd en in Christus tenslotte bezegeld en vervuld. Wij zouden hierbij kunnen denken aan een schoone bloem, die langzaam aan door God tot ontplooiing wordt gebracht met kroonbladeren en kelkbladeren, met meeldraden en in het midden den stamper met het vruchtbeginsel. Zoo is de schoone bloem van Gods verbond ontloken en er komt goede vrucht van voort.
Alle keeren betuigde de Heere de duurzaamheid van Zijn toezeggingen. Als de regenboog in de wolken is, dan ziet God hem (nu nog!) aan om te gedenken aan het eeuwig verbond tusschen Zich en tusschen alle levende ziel van alle vleesch, dat op de aarde is. De besnijdenis des vleesches was het teeken van een eeuwig verbond om den vader der gelovigen te zijn tot een God en zijn zaad na hem. En David, de gezalfde van Jacobs God, liefelijk in psalmen Israels, spreekt van het eeuwig verbond, dat in alles wel geordineerd en bewaard is. Daarin was al zijn heil en lust, hoewel de Heere het nog niet deed uitspruiten.
Dat was bij David geloof. Maar zijn „zoon" Abia wilde hem dat niet nazeggen. Die had zijn lust er in, alleen als het uitgesproten was en daarom trok hij er met z'n legermacht op uit. Goddelooze Jerobeam, weet ge dan niet, dat aan David en zijn zonen het koninkrijk over Israël toekomt tot in eeuwigheid? Dat heeft de Heere, de God Israels, hem gegeven met een zoutverbond!
Wij hooren bij Abia geen ontroering, geen heilige, verwonderde ontroering over de genade van Gods verbond. De bewogen, levende geloofszekerheid wordt bij hem een dooie, notariëele acte-zekerheid. Hij lijkt op den zoon, die verloren ging, die tot den Vader zegt: „geef mij het deel, dat mij toekomt", inplaats dat hij zich in goed vertrouwen verheugen zou in het vaderlijke woord „al het Mijne is het uwe", Dat .goed vertrouwen in de toekomst, dat een David had.
Evenwel mogen wij Abia dankbaar zijn voor zijn uitdrukkingswijze, als hij 't over Gods gênadeverbond heeft. De Heere heeft Zijn beloften gegeven met een zoutverbond. Al maakt koning Abia daar nu wel niet het rechte, geloovige gebruik van — al ziet hij in plaats van de genade meer zijn eigen vermeende rechten, (het deel, dat hem „toekomt" : want „wij nemen waar de wacht des Heeren onzes Gods") — toch eeren zijn woorden het verbond des Heeren als vast en betrouwbaar. Het is een zoutverbond.
Deze eigenaardige uitdrukking moet misschien verklaard' worden uit een bepaalde ceremonie.
Het was een soort eed. Men nam zout in z'n mond en verklaarde daarbij, dat men, evenals dat zout mocht wegsmelten en vergaan, als men z'n woord niet gestand deed, als men zich aan trouwbreuk schuldig maken zou. Een zoutverbond was dus gezworen, onverbrekelijke trouw. Welnu, zóó zegt de Heere : „'k Heb eens gezworen bij Mijn eigen heiligheid, zoo Ik aan David lieg', zoo hem Mijn Woord misleid !"
Neen, God kan niet liegen. Heeft Abia dan hier niet de nederbuigende welwillendheid des Heeren jegens menschenkinderen uitgesproken? Zijn verbond, waarin ook wij door geboorte of Doop, door geloof en wedergeboorte zijn opgenomen, 't is een zoutverbond en onze jonge kinderen zijn reeds begrepen in het eeuwig Koninkrijk van Davids Zoon !
Bij Israël werden de offeranden gezouten, met zout bestrooid. Zout conserveert; zout is symbool van het blijvende. In die schaduwen der Wet werd dus ook de onvergankelijkheid van het Groote Offer uit het genadeverbond vóórafgebeeld. Met een zoutverbond wordt het u betuigd, dat het bloed en de Geest van Jezus Christus u reinigt van alle zonden en u overzet in Zijn onvergankelijk Koninkrijk. Verheugt u dat ?
In alle verbonden zijn twee deelen begrepen.
De Roomsche kinderen krijgen bij hun Doop van hun priester zout in den mond, ,,het zout der wijsheid", met de bede: „het strekke u tot voordeel ten eeuwigen leven". Maar neemt gij liever het woord des Heeren Jezus aan, dat Hij gesproken heeft tot Zijn discipelen : „Gij zijt het zout der aarde!" Ja, gij hebt de roeping en de plicht op de plaats waar God u stelt, de zegenende kracht van het Evangelie niet te schande te maken. Want, indien het zout smakeloos wordt — dan kan het nergens meer mee gezouten worden. Het wordt zelfs niet op de mesthoop geworpen, omdat het nergens toe deugt. Zout is een zegen en zout is een vloek; bederfwerend, maar ook teeken van onvruchtbaarheid, zooals het gebied van Sodom u bewijst: daar is de zoute, Doode Zee.
Gods genadeverbond, een zoutverbond, eeuwig, onbewegelijk: ,,Eischt vrijmoedig op dat trouwverbond: al wat u ontbreekt". Maar Abia speelde met vuur: zijn hart was niet volkomen met den Heere, zijn God.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's