Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luthers verklaring van Paulus' brief aan de Galaten.
Schrijvers ; lezers ; groet ; hfdst. 1 vers 1—5. (VII)
Vervolg vers 3. Christus is van nature God.
Het tweede, wat Paulus hier leert, dient tot bevestiging van ons geloof, namelijk, dat Christus waarachtig God is.
Men moet dergelijke uitspraken over de Godheid van Christus nauwkeurig bij een-zamelen en er terdege acht op slaan : niet alleen met met oog op de ketters, Arianen en anderen, die er geweest zijn of nog komen mogen, maar ook om onszelf te versterken, aangezien de Satan niets nalaten zal, om alle artikelen des geloofs in ons te bestrijden, zoolang wij in dit leven zijn. Satan toch is de bitterste vijand van het geloof, omdat hij weet, dat het geloof de overwinning is, die de wereld overwint. (1 Joh. 5 vers 4).
Derhalve moeten wij er voortdurend naar streven, om vast te staan in het geloof, dat door aanhoudend onderzoek der Heilige Schrift en vurig gebed groeien en bevestigd moet worden, opdat wij den Satan zullen kunnen weder staan.
Dat nu Christus waarachtig God is, wordt daaruit helder en klaar bewezen, dat Paulus aan den Heere Jezus op gelijke wijze hetzelfde toekent als aan den Vader, namelijk Goddelijke kracht, het vermogen om genade te schenken, en vervolgens de macht om vergeving van zonden, vrede des gemoeds, het leven, en de overwinning over zonde, dood duivel en hel te verleenen.
Deze dingen zou Paulus niet mogen doen, ja, het zou heiligschennis wezen, wanneer Christus niet werkelijk waarachtig God was, gelijk geschreven staat in Jesaja 42 vers 8 : „Mijn eer zal ik geen anderen geven". Hier komt bij, dat niemand aan een ander iets ka)i geven, wat hij zelf niet heeft. Daar Christus echter genade en vrede en den Heiligen Geest schenkt, en uit de heerschappij, van duivel, zonde en dood verlost, zoo staat het vast, dat Hij een oneindige en Goddelijke macht heeft, die in alle opzichten aan die Zijns Vaders gelijk is.
Christus schenkt ook geen genade en vrede, zooals de apostelen dat doen door de prediking van het Evangelie, maar Hij doet dat krachtens het feit, dat Hij er de Oorzaak en de Schepper van is. De Vader schept en verleent het leven, de genade en den vrede ; en zoo doet ook de Zoon,
Maar het schenken van genade, vrede en eeuwig leven ; het vergeven van zonde ; rechtvaardigen ; levend maken ; bevrijden van dood en duivel — dat alles zijn geen werken van eenig schepsel, maar uitsluitend en alleen van een Goddelijke majesteit. Ook de engelen kunnen deze dingen niet scheppen of schenken. Daarom zijn dit alle werken van de heerlijkheid der hoogste Majesteit, van den Schepper aller dingen. Daar Paulus nu aan Christus in gelijke mate dezelfde macht toekent als aan den Vader, — zoo volgt daar uit, dat ook Hij naar waarheid van nature God is. Vele bewijsgronden hiervoor kan men vinden bij Johannes.
Ik herinner hier zoo nadrukkelijk aan, omdat het gevaar bestaat, dat, bij de groote verscheidenheid en verwarring, die er op het gebied van secten al is, er nog meer ketters zullen bijkomen, als daar zijn : Arianen, Eunomianen en Macedonianen, welke door hun spitsvondigheden der Kerk schade zouden kunnen berokkenen.
De aanhangers van Arius zijn voorwaar scherpzinnige lieden geweest ; zij gaven toe, dat Christus twee naturen had, en dat Hij naar den waren God eveneens God genoemd werd ; maar slechts formeel en bij wijze van spreken. Christus is, zoo zeiden ze, het edelste en meest volkomene van alle schepselen ; hooger dan de engelen, door wie God later den hemel en de aarde geschapen heeft, benevens alle dingen.
Ook Mohammed spreekt zoo, hoog van Christus opgevende.
Doch dit zijn slechts gedachten, die een schijn hebben, en woorden, die voor het menschelijk verstand aangenaam zijn, en bijval vinden ; doch dwaalzieke geesten betooveren er menschen mede, die niet op hun hoede zijn.
Paulus evenwel spreekt anders van Christus, als hij zegt : gij lieden zijt geworteld en bevestigd in die kennis, dat Christus niet hel meest volkomen schepsel is, maar waarachtig God, omdat Hij hetzelfde doet als God. Zijn werken zijn Goddelijk, niet die van een schepsel, maar alleen den Schepper eigen, omdat Hij genade en vrede schenkt. Het verleenen van deze gaven is tegelijk het veroordeelen der zonde, de vernietiging van den dood, en de vertreding van Satan. Zulke zaken kan een engel niet schenken. Daar een en ander echter aan Christus wordt toegeschreven, daar kan het niet anders, of ook Hij moet van nature God zijn.
Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige booze wereld, naar den wil van onzen God en Vader, vers 1.
Bijna in elk woord handelt Paulus over het thema van den brief : hij spreekt bijna over niets anders, dan over Christus. Daarom brandt bijna in elk woord het vuur des Geestes en des levens.
Geef er nu eens acht op, hoe duidelijk de apostel spreekt.
Hij zegt niet : „Die uit onze handen onze werken ontvangen heeft", ook - niet : „Die van ons de offeranden van Mozes' wet of godsdienstige plichten, missen, beloften en bedevaarten heeft gekregen", maar hij zegt : „Hij heeft geschonken". Wat heeft Hij geschonken ? Geen goud, geen zilver, geen vee, geen Paaschlammeren, geen engel, maar Zichzelven ! Waarvoor heeft Hij dat gedaan ? Niet om Zich een kroon of een aardsch rijk te verwerven, ook niet, om onze heiligheid en gerechtigheid, maar om onze zonden.
Deze woorden zijn niet dan donderslagen uit den hemel tegen alle eigengerechtigheid des menschen, gelijk ook deze tekst zegt : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt".
Daarom moet elk woord zorgvuldig apart ''worden beschouwd : niet koelweg en slechts terloops, want deze woorden troosten en bevestigen op wondere wijze de verslagen gemoederen.
Hier doet zich allereerst de vraag voor, hoe wij de vergeving van zonde verkrijgen kunnen : zoowel wat betreft die van anderen, als van onszelf.
Paulus antwoordt hierop, dat de Man, Die Jezus Christus genoemd wordt, Gods Zoon, Zichzelven voor hen heeft overgegeven. Dit zijn heerlijke en vertroostende woorden, die ook onder het Oude Verbond beloofd zijn, en die inhouden, dat onze zonden op geen andere wijze weggenomen kunnen worden, dan alleen door den Zoon Gods, Die Zich overgegeven heeft tot in den dood.
Met dergelijk zwaar geschut en zulke oorlogswerktuigen en stormrammen moet het - pausdom vernietigd worden, benevens alle  heidensche godsdienst, alle valsche Godsvereering en alle eigen werken en verdienste. Want wanneer onze zonden weggenomen kunnen worden door eigen werken, genoegdoening en verdienste, — waar zou het dan voor noodig zijn, dat Gods Zoon Zichzelven voor onze zonden heeft overgegeven ? Daar Zijn overgave echter een feit is, — daarom kunnen wij ze niet uitdelgen door eigen werken.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's