Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VERSCHUIVINGEN IN OOST-AZIË.
De ontwikkeling van den internationaal politieken toestand en de onrust, waarin de volken dientengevolge verkeeren, laten ook onze Overzeesche Gewesten niet onberoerd. De verschuivingen in dat deel der wereld gaan zeker niet minder snel dan in Europa. Naast Japan, dat sinds vele jaren zijn begeerige blikken op Nederlandsch-Indië richt, zien wij thans ; neuwe Aziatische machten opkomen, die de Indische Regeering en ook de Regeering van Nederland tot vernieuwde waakzaamheid moeten dwingen.
Zoo schijnt b.v. de Siameesche Regeering de vloot krachtig te versterken ; daartoe moet reeds in 1937 aan de Japansche werven de opdracht zijn gegeven een groot aantal torpedojagers aan te bouwen, verder zouden contracten in Italië zijn gesloten voor den bouw van twee lichte kruisers en zouden deze contracten zijn gevolgd door de opdracht aan een werf te Triest tot het op stapel zetten zelfs van een tweetal kleine slagschepen.
Ook gaan geruchten rond, dat Siam, het rijk, dat zeer dicht in de nabijheid der Indische wateren gelegen is, een leger bezit, dat veel aan kracht en organisatie gewonnen heeft, terwijl de luchtvloot daar te lande een sterkte heeft van niet minder dan 350 vliegtuigen in eerste linie.
Deze ontwikkeling van de weermacht van Siam is — zooals onlangs in een der stukken van de Tweede Kamer stond te lezen — daarom van te meer beteekenis, omdat alle verschijnselein er op wijzen, dat er zeer intieme betrekkingen bestaan tusschen dat land en Japan en via Japan met Italië en misschien ook met Duitschland.
Nu hebben inmiddels de verschuivingen in Oost-Azië de Regeering er toe gedwongen de doelstelling onzer zeemacht in de Indische wateren te wijzigen.
Was deze doelstelling volgens de „Grondslagen" voor de verdediging en de organisatie van de weermacht in Nederlandsch-Indië, zooals deze in 1930 werden vastgelegd : „de handhaving van een strikte neutraliteit en het verzet bieden in afwachting van de te verleenen steun van andere mogendheden", d.w.z., dat de vloot in staat moest zijn den eersten klap van den vijand op te vangen ; thans verklaart de Regeering, „dat naar haar oordeel, het kwalijk is te ontkennen, dat de snel veranderende verhoudingen zoowel in als buiten Europa, de waarschijnlijkheid vergrooten, dat wij ter eventueéle verdediging van onze positie in Oost-Azië, in meerdere mate dan voorheen wellicht mocht worden verondersteld, op ons zelf zijn aangewezen."
Daaruit blijkt dus, dat de nieuwe taak van de zeemacht in Nederlandsch-Indië te weten : de verdediging van de positie in Oost-Azië, waarbij de weermacht waarschijnlijk op eigen kracht zal zijn aangewezen, een geheel ander karakter draagt, dan de doelstelling, die in 1930 de zeemacht was toegedacht.
Die doelstelling is op dit oogenblik veel uitgebreider, dan te voren het geval was.
Vandaar, dat de vraag rijst, of in verband met de nieuwe doelstelling de vloot in de Indische wateren ook geen uitbreiding behoeft.
Blijkens de „Grondslagen" van 1930 zou de zeegaande vloot voor Nederlandsch-Indië een minimum sterkte hebben van ten minste 2 kruisers, 8 torpedojagers en 12 onderzeebooten. Voorts werd in het plan de bepaling opgenomen, dat ten einde over die minimum sterkte als regel te kunnen beschikken een zekere materiaal-reserve aanwezig zou moeten zijn, gereed om in dienst te warden gesteld, wanneer gelijksoortig materiaal voor geruimen tijd in herstelling ging. Voor de minimum sterkte werd noodig geacht 'n materiaal reserve van 1 kruiser, 4 jagers en 6 onderzee­ booten. Bij elkander zouden dus in oorlogstijd voor de verdediging van Nederlandsch- Indië beschikbaar zijn 3 kruisers, 12 torpedojagers en 18 onderzeebooten.
Met deze vlootsterkte van 1930 kan voor het tegenwoordige niet meer worden volstaan.
De vloot voor de Indische wateren zal met het oog op haar nieuwe doelstelling moeten worden versterkt.
In Marinekringen, en dit is ook de vrijwel algemeene meening van den Volksraad, zal het aantal kruisers van 3 op 6 moeten worden gebracht. Voorts zal het kleine materiaal: Jagers en onderzeebooten benevens de luchtvloot eenige aanvulling behoeven.
De kosten van de versterking der vloot zullen natuurlijk niet gering zijn.
Doch Indië verwacht van Nederland een daad, waardoor het de Indische Regeering mogelijk zal zijn de Overzeesche Gewesten tegen vreemd geweld te verdedigen.
De verschuivingen in Oost-Azië maken bovendien spoed noodzakelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's