Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

ONZE KINDEREN HEILIG
Prof. Van der Schuit, van de Theol. School der Chr. Geref. Kerk te Apeldoorn, schrijft nog weer eens in „De Wekker" over „dat mooie boek van ds. Woelderink : Het Doopsformulier (uitgave : Guido de Bres, te 's-Gravenhage). Dat komt, doordat prof. Van der Schuit in een kerkelijk blad : Om Sion's wil (19 Jan. '39) een artikel las over : Pareus en zijn leer van het Verbond. Daarmee betuigt hij dan zijn instemming en zegt dan : „Wanneer wij dit hier met zooveel instemming Iezen, denken wij ook tegelijk aan het mooie boek van ds. Woelderink, die daarin een zoo klaar en helder geluid laat hooren en al die subjectieve gronden als gronden veroordeelt om, gelijk Pareus, op te komen allereerst en allermeest voor het in zijn in het Verbond en voor het recht des verbonds".
Over David Pareus (1548—1622), een be kend Geref. theoloog van irenische natuur en beslist beginsel, wiens brieven ook op de Dordtsche Synode zijn voorgelezen, schrijft Prof. Van der Schuit dan eerst :
„Pareus was een bekend Gereformeerd theoloog, die 30 Dec. 1548 te Frankenstein (in Silezië) geboren werd. Hij was leerling van Zacharias Ursinus, te Heidellberg, terwijl theologen als Zanchius en Tremellius en andere Geref. dogmatici van grooten invloed op zijn vorming zijn geweest. Zijn dubbel doctoraat, zoowel in de filosofie (1587) als in de theologie (1593), getuigde van de groote bekwaamheid van dezen geleerde, die in Heidelberg lange jaren de roem van de wetenschap is geweest. Zijn roem als professor breidde zich uit van jaar tot jaar, zoodat zijn colleges gevolgd werden door studenten uit Hongarije, Polen, Frankrijk, Engeland en Nederland. Wat Pareus ingedronken heeft aan de bron der reformatie en in den loop der jaren heeft geleerd, heeft hij ons in zijn talrijke geschriften en commentaren nagelaten".
„Telkens" — aldus prof. Van der Schuit — „wanneer wij iets van dezen beroemden Geref. theoloog lazen, trof ons de eenheid van zijn verbondsleer, met wal de Chr. Geref. Kerk steeds als Schriftuurlijke en confessioneele verbondsleer heeft voorgestaan. En nu geven we gaarne door, wat Om Sion's wil (19 Jan. j.l.) schrijft van dezen Geref. belijder, wiens standpunt zoo duidelijk vertolkt wat „verbondsheiligheid" is, en die zoo duidelijk laat uitkomen, dat verbond en verkiezing nooit vereenzelvigd mogen worden.
Hierbij komt het dan op het begrip „heilig" aan.
Dienaangaande zegt Pareus dit :
„Dat de kinderen der Christenen heilig geboren worden, dat is : zonder erfzonde, stemt niemand toe (of het zou een Pelagiaan moeten zijn) ; dit gaat tegen de Schrift in. Dat zij echter als heiligen uit heiligen, dat is : „Christenen uit Christenen" geboren worden, evenals Mohammedanen uit Mohammedanen, Joden uit Joden, Heidenen uit Heidenen, burgers uit burgers, vrijen uit vrijen, dienstbaren uit dienstbaren (de heiligheid moet n.l. niet verstaan worden als een hebbelijkheid der deugd, doch als een recht des verbonds), dit gevoelen gelooven en leeren de orthodoxen met den Apostel, als hij zegt : „Indien de wortel heilig is, zijn ook de takken heilig", d.i. afgezonderd van de wereld, in verbondsrelatie met God; anders waren uwe kinderen onrein, dat is heidensch. Nu zijn ze heilig, d.i. Christenen, burgers der Kerk, al is het ook, dat maar één der ouders Christen is. Rom. 11 vs. 16 ; 1 Cor. 7 vs. 14.
Al worden nu de kinderen der Christenen als Christenen geboren, zooals de Jodenkinderen als Joden, enz., echter zijn allen met de erfzonde geboren en allen (de Christenkinderen evengoed als Joden- en Heidenkinderen) gelijkelijk verdorven en schuldig wegens de natuurlijke generatie. Echter de Christenkinderen alleen worden geboren in het Verbond en zijn burgers der Kerk en imoeten daarom gedoopt worden. (Dit schrijft Pareus in zijn bekend geschrift Irenicum, 1614, pag. 141—142 ; 262 —263). Deze heiligheid krachtens het Verbond is, naar Pareus, dus geen subjectieve, inwendige, doch een objectieve, theocratische.
In zijn verklaring van de beide genoemde teksten (Rom. 11 vs. 16 en 1 Cor. 7 vs. 14) wordt dit nog nader uiteengezet. Zoo maakt hij bij zijn exegese van Rom. 11 vs. 16 onderscheid tusschen : de persoonlijke heiligheid, die een inwendige hoedanigheid is, door de wedergeboorte ingestort en door de oefeningen der godzaligheid gesterkt, waardoor de ware geloovige persoonlijk conform de wet begint te zijn en Gode te behagen — en die van heel het volk, die een uitwendige bevoorrechte positie of foederale genade is, waaraan allen deel hebben naar de belofte : Ik zal uw God zijn en van uw zaad. Dit recht des Verbonds of van het Rijk Gods noemt de Apostel heiligheid, d.i. afgezonderd zijn van de andere volken, die in dezen zin onheilig of profaan zijn.
Dit recht van Verbond en Rijk Gods, eertijds Israels voorrecht, is overgegaan op de Kerk van het N. Testament. En waar de Christenen uit de Heidenen door den Doop ingeënt zijn, geldt de regel, dat dit recht des Verbonds niet minder van kracht is voor de kinderen der Israëlieten. Krachtens de belofte : „Ik zal uw God zijn en van uw zaad", waaraan de Christenouders gemeenschap hebben, hebben nu óók hun kinderen bij de geboorte reeds het recht des Verbonds, n.l. de belofte, den Doop en andere privilegiën van het Rijk Gods ; wat dan door den Doop niet geschonken, doch bezegeld wordt, zooals onder Israël door de besnijdenis".
Dit recht des verbonds, met die verbondsheiligheid, moet de grond blijven voor de Kerk in deze — zal zij niet (aldus prof. Van der Schuit) „wegzakken in het drijfzand van allerlei indrukken en gewaarwordingen, die afvoeren van bet Verbond der genade, en verre zijn van het woord des Apostels : dat niets ons meer kan scheiden van de liefde, die daar is in Jezus Christus onzen Heere.
In dit verband haalt prof. Van der Schuit aan „het mooie boek van ds. Woelderink, blz. 168—169", waar we o.a. lezen : „dat de grond des geloofs niet in den mensch gelegen is, en dat iedere poging om kenmerken van genade in den mensch tot grond des geloofs te maken, den mensch afbrengt van Christus en opnieuw leidt tot eigengerechtigheid, tot een godsvrucht, waarin de geest der dienstbaarheid tot vreeze overheerscht". De heiligheid van onze kinderen is dus : Verbondsheiligheid.

CALVIJNS PREEKMETHODE
In het voorbericht van het tweede deel van Calvijn's preeken (uitgave T. Wever, Franeker), vinden we omtrent Calvijn's preekmethode het volgende, dat overgenomen is uit de Straatsburger editie, verzorgd door den drukker Radius.
Nadat Radius beschreven heeft het droef verval van de.prediking onder het pausdom, wijst hij er op, dat onder de nu door God gegeven rechte Dienaren een eerste plaats inneemt „onze getrouwe herder en dienstknecht Gods, Johannes Calvijn". Van zijn bijzonder talent, hem door zijn Heere gegeven, leggen zijn preeken overvloedig getuigenis af. Immers, deze zijn „naar behooren te voren overdacht en heelemaal berekend op de bevatting van zijn schapen, altijd voorhoudend de genadeweldaad van den Heere Jezus Christus, om die diep in hunne harten vast te zetten. Het zijn geen versleten gemeenplaatsen, noch preeken, die hij uit zijn mouw schudt om ze te doen dienen voor alle Schriftuurplaatsen, zooals een vorm voor de voeten gemaakt wordt, maar het zijn getrouwe, zuivere, nuchtere verklaringen, passend bij den tekst, die aan de orde van behandeling is. Hij stopt ze niet vol met vermaningen, die buiten het onderwerp omgaan ; hij vult ze niet met scheldwoorden, die uit eerzucht voortkomen. Zijn gewoonte is om één lijn te volgen en een strekking, die stichting beoogt, niets weglatend van alles wat dient tot de eere Gods en de onderwijzing zijner hoorders".
Omdat hij — zoo vervolgt Radius — het Woord der Waarheid recht snijdt, heeft hij vele vijanden. Maar, dank zij God, geven hem zijn goed geweten en het getuigenis, dat hij voor God en Zijne engelen heeft, en ook dat der geloovigen, die hem dagelijks hooren, moed om standvastig het werk des Heeren voort te zetten.
Nu kunnen niet allen behooren tot de kerk van Geneve. Maar het is toch nuttig, dat zij, die pas tot het ambt komen, Calvijn's manier van onderrichten leeren kennen. Ook mogen zij, die denken, dat Calvijn niets doet dan kwaadspreken en in den preekstoel tieren tegen den Paus en de zijnen, zonder verder de Schrift uit te leggen, of wel onophoudelijk de menschen aanspoort tot vleeschelijke vrijheid en opstand tegen het gezag, zijn preeken wel lezen, opdat deze kwade gedachten weggenomen worden. Daarom hebben onderscheiden achtbare personen het wenschelijk geacht enkele van Calvijn's preeken te laten drukken.
Wel gebeurt dit niet met instemming van Calvijn zelf ; hij zou zijn preeken niet verder willen laten komen dan tot zijn schaapskooi. Immers, voor zijne schapen en berekend op hun bevatting, heeft hij de preeken gemaakt ; om onder ieders oog te komen, zouden ze een andere orde en dispositie moeten hebben. Hij zou dan heelemaal nieuwe en beter uitgewerkte preeken willen geven. Maar — zoo gaat Radius verder — „wij hebben niet gevreesd hem te mishagen en in dezen eenigszins ongehoorzaam te zijn, om u te doen deelen in den uitnemenden rijkdom, waarvan wij in dit kleine, gehate en voor verderfelijk en vervloekt gehouden hoekje der wereld, dat voor God echter dierbaar is, genieten".
Gezien de groote hoeveelheid preeken, moest er een keuze gedaan worden, waarvan Radius dan rekenschap aflegt. Als de uitnemendste preeken in den bundel noemt hij die over 't slot van Jesaja 52 en over heel hoofdstuk 53, „waar het mysterie van den dood en het lijden van onzen Heere Jezus Christus en de oorzaken daarvan zóó zijn beschreven en levendig geschilderd, dat het lijkt, alsof de Heilige Geest ons voor oogen heeft willen stellen Jezus Christus, in onzen naam veroordeeld en aan het kruis gehecht voor onze zonden, opdat Hij, lijdend de straf die wij verdienden en dragend voor ons den toorn en het vonnis Gods, ons van den eeuwigen dood zou verlossen".

De Zending in de Heilige Schrift of Eene leer van de Zending (11)
De organisatie der gemeente. Het laatste punt, waarbij wij nog even dienen stil te staan, betreft de organisatie der pas gestichte, gemeente. Paulus bleef gewoonlijk slechts korten tijd op eene bepaalde plaats. Als hij enkele malen in eene synagoge of in eene andere zaal (Hand. 19 vs. 9 ; 20 vs. 8) in bet open veld (Hand. 16 vs. 13), of in private woningen (Hand. 20 vers 20), bet Evangelie verkondigd had, trok bij verder en zette elders zijn arbeid voort. Maar bij, noch de andere apostelen, lieten de pas gestichte gemeenten terstond aan eigen lot over. De twaalven bleven jaren aaneen in Jeruzalem, organiseerden de gemeente, leidden hare samenkomsten (Hand. 2 vs. 42), bezochten de geloovigen aan huis (Hand. 2 vs. 46 ; 5 vs. 42) en stelden de ambten van ouderling en diaken in. (Hand. 6 vs. 3 ; 11 vs. 30).
Zoodra er elders gemeenten waren gesticht, gingen de apostelen er heen, om ze te bevestigen in het geloof (Hand. 8 vs. 14 ; 11 vs. 22, 27). En Paulus liet bij zijn vertrek steeds eenigen van zijne medearbeiders achter, om de pas gewonnenen verder in de waarheid te . onderwijzen en daarna door den doop in de gemeente in te lijven. (1 Cor. 2 vs. 14—17). Soms, als het noodig was, bleef hij ook wel langeren tijd in eene bepaalde gemeente arbeiden, b.v. in Tarsus (Hand. 9 vs. 30), Antiochië (Hand. 11 vs. 26), Corinthe (Hand. 18 VS. 11), Efeze (Hand. 19 vs. 8, 10). Op zijne volgende reizen bracht hij dan menigmaal een bezoek aan de vroeger gestichte gemeenten, om ze te versterken en te vermanen tot volharding in het geloof. (Hand. 14 vs, 23 ; 18 vs. 23).
Ook daarmede echter was zijne werkzaamheid ten behoeve dier gemeenten nog niet afgeloopen ; hij bleef hare zorg op zijn hart dragen (2 Cor. 11 vs. 28), schreef haar brieven, waarin hij haar beurtelings onderwees en vermaande, hanteerde nu eens den staf der vertroosting en dan weer de roede der kastijding ; leefde als een vader met zijne kinderen in al hare omstandigheden en toestanden mede, en werkte aan hare bevestiging en opbouw, door ouderlingen aan te stellen (Hand. 14 vs. 23) of de behartiging van hare belangen aan een evangelist als Timotheüs of Titus toe te vertrouwen. In dit alles bewees de Apostel Paulus zich een man, die met buitengewone denk- en wilskracht een machtig organiseerend talent verbond.
Die zelfde eigenschappen komen ook aan het licht in het oplossen van de vele vraagstukken, welke zich bij de stichting der gemeenten onder Joden en Heidenen vanzelf moesten voordoen. We willen hier slechts enkele korte opmerkingen maken. Paulus denkt er niet aan om de geestelijke voorrechten van Israël te ontkennen of te verzwakken (Rom. 3 VS. 2 ; 9 VS. 4 ; 11 vs. 24 enz.), maar de éénheid in Christus heft toch alle tegenstellingen op. Want Christus heeft heiden. Jood en Heiden, in Zichzelven tot éénen nieuwen mensch geschapen, vrede makende, en beiden met God in één lichaam verzoend door het Kruis (Ef. 2 vs. 14—1-6), zoodat er nu in Christus geen Jood is en geen Griek, geen Barbaar of Scyth, dienstknecht of vrije, maar allen een nieuw schepsel (2 Cor. 5 vs. 17 ; Gal. 6 vs. 15 ; Col. 3 vs. 11). Deze geestelijke eenheid en vrijheid kon er echter licht toe verleiden, om ook in het natuurlijke leven eene radicale hervorming van alle verhoudingen te eischen, om b.v. aan te dringen op afschaffing van het huwelijk, van de dienstbaarheid, van de overheid, enz. Maar daartegenover handhaaft Paulus en heel het N. Testament zoo sterk mogelijk al de natuurlijke ordeningen, die bij de schepping of door de voorzienigheid Gods zijn ingesteld. De genade vernietigt niet, maar herstelt en vernieuwt de natuur.
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's