UIT DE HISTORIE
Paulus in de Galaten teleurgesteld ; het ware Evangelie is één, en dat mag slechts worden verkondigd ; hoofdstuk I vers 6—9 (IV).Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Vers 8.
Luthers verklaring van Paulus' brief aan de Galaten.
Paulus spreekt hier louter vlammende woorden, en hij is zóó heftig, dat hij begint met de engelen als het ware te vervloeken. Ook wij zelf, zoo zegt hij, namelijk ik en mijn broeders, Timotheüs, Titus en zoovelen er met mij Christus zuiver verkondigen, (want ik spreek niet over hen, die de zielen verleiden), — ook wij zelf zouden liever vervloekt zijn, dan dat mijn Evangelie zou moeten worden veranderd. Het getuigt toch voorwaar van brandenden ijver, dat Paulus zoo vrijmoedig vervloekingen durft uitspreken : niet alleen aan het adres van zich zelf en zijn broeders, maar ook aan dat van een engel uit den hemel.
Het Grieksche woord „anathema" beteekent vervloekt of verworpen, en heeft betrekking op iets, dat aan het gebruik of de samenleving onttrokken is, of dat van de gemeenschap met God is uitgesloten. Zoo zegt Jozua van de stad Jericho, dat zij voor eeuwig verbannen of vervloekt is, en daarom nooit meer zal worden opgebouwd. (Joz. 6 vers 17 en 26). In Leviticus 27 vers 28 en 29 staat geschreven, dat een mensch of een dier, dat verbannen zal zijn, moet gedood, en niet in het leven mag gelaten worden. Ook Amalek en verscheidene steden, die op grond van Gods oordeel vervloekt waren, moesten ganschelijk worden uitgeroeid. Dit bedoelt ook Paulus, als hij zegt : Ik zou liever willen, dat ik en anderen, ja zelfs een engel uit den hemel vervloekt waren, dan dat er een ander Evangelie verkondigd werd, (door ons of door anderen), dan hetgeen wij gepredikt hebben. De apostel verwenscht en vervloekt dus eerst zich zelf, gelijk goede werkmeesters gewoon zijn, eerst zich zelf te becritiseeren, om dan later des te vrijer en met meer kracht anderen te kunnen berispen.
De conclusie, waartoe Paulus dus komt, is deze, dat er geen ander Evangelie is, buiten hetgeen hij verkondigd heeft. Hij heeft namelijk een Evangelie gepredikt, dat hij niet zelf uitgedacht heeft, maar dat van den beginne af door God in de Heilige Schrift door Zijn profeten beloofd is. (Rom. 1). En het Woord des Evangelies, dat eenmaal van God is uitgegaan, zal niet herroepen worden tot den jongsten dag toe.
Gelijk wij tevoren gezegd hebben, zoo zeg ik ook nu wederom : indien iemand u een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt ! Vers 9.
Hier herhaalt Paulus, wat hij reeds in het vorige vers gezegd heeft : alleen verandert hij de personen. Boven heeft hij zich zelf, zijn broeders en een engel uit den hemel vervloekt. Hier zegt hij : wanneer er buiten ons nog lieden zijn, die het Evangelie anders verkondigen, dan gij het van ons ontvangen hebt, dan zijn ook die vervloekt. De apostel is wel met een brandenden ijver bezield, om het te wagen, alle leeraren over de gansche wereld en in den hemel te vervloeken, wanneer zij het Evangelie, dat hij gebracht heeft, verkeeren, en het tegenovergestelde leeren. Want iedereen moet het Evangelie, dat Paulus gepredikt heeft, gelooven ; doet iemand dat niet, dan wordt hij een vervloeking en verdoemd. Mocht toch dit schrikkelijk oordeel van Paulus allen, die zijn Evangelie verkeeren, schrik aanjagen, en van dergelijke lieden is de wereld heden ten dage helaas vol.
Op de verandering in personen moet men hier wel letten. Want Paulus spreekt in de eerste vervloeking anders, dan in de tweede. In de eerste zegt hij : „Al ware het ook, dat wij of een engel uit den hemel u een ander Evangelie verkondigden, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben". In de tweede luidt het : „ buiten hetgeen gij ontvangen hebt". Dit doet hij met de bedoeling, dat de Galaten niet zeggen zouden : Wij verkeeren het Evangelie, dat gij, o Paulus, ons verkondigd hebt, niet ; doch toen gij het ons prediktet, hebben wij het niet goed verstaan ; maar de leeraars, die na u gekomen zijn, hebben ons het juiste inzicht geschonken — Zulk een redeneering, zoo wil Paulus zeggen, kan ik op geenerlei wijze toestaan. Bedoelde leeraars zijn niet bevoegd, iets toe te voegen of te verbeteren, maar hetgeen gij gehoord hebt van mij, dat is het zuivere Woord Gods, hetwelk alleen moet gehandhaafd worden. Ik wensch geen leeraar van een ander Evangelie te zijn, en ik wil ook niet, dat gijlieden andere leerlingen zoudt zijn. Wanneer gij dus van iemand een Evangelie, dat anders is, dan ik u verkondigd heb, gehoord hebt, of verneemt, dat een bepaald persoon zich er op beroemt iets beters te leeren, dan gij van mij ontvangen hebt, — zoo iemand is vervloekt, benevens zijn volgelingen !
Zulk een aard hebben de dienaren van Satan, dat zij met deze wonderlijke handigheid de harten van de menschen binnensluipen ; weliswaar geven ze toe, dat zij, die vóór hen het Evangelie verkondigd bobben, daarmede wel een begin hebben gemaakt, maar ook beweren zij, dat zulks niet genoeg is. Door hèn toch zouden zaken aan de orde gesteld worden, die ontwijfelbaar vast staan, en welke zij op zoo'n wijze leeren, dat hun hoorders er groot nut uit kunnen trekken. De valsche apostelen zeiden : Paulus heeft wel het fundament gelegd van de Christelijke leer, maar de juiste leer der rechtvaardigmaking houdt hij niet vast, omdat hij afval van de Wet leert. Ontvangt daarom van ons, wat hij niet goed heeft kunnen voorstellen. Het oordeel, dat Paulus hier geeft, is voor ons een waarschuwing, dat vervloekt is een iegelijk, die het er voor houdt, dat de paus een rechter is over de Heilige Schrift en dat de kerk gezag zou hebben boven het Woord Gods, gelijk sommigen leeren. Om de Goddelooze en Godlasterende leer van dergelijke lieden te weerleggen, hebt ge hier een zeer duidelijken tekst, die als een bliksem uit den hemel is. Paulus neemt hier zich zelf, een engel uit den hemel, de leeraars der aarde, en alles, wat naar onderwijzers zweemt, tezamen om allen en alles aan de Heilige Schrift te onderwerpen. Deze Koningin moet haar heerschappij behouden ; iedereen moet haar gehoorzamen, en alles moet aan haar onderworpen zijn. Uw leeraars mogen geen meesters, rechters of scheidslieden zijn over het Woord van God, maar slechts getuigen, leerlingen en belijders : hetzij ze paus, Luther, Augustinus, Paulus of een engel uit den hemel heeten. Er mag geen andere leer in de kerk gebracht of gehoord worden, dan het zuivere Woord van God, dit is de Heilige Schrift. Anders zijn leeraars en hoorders mèt hun leer vervloekt !
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's