Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere!

HET IS DE HEERE!
Nadat de Herder Zijn verstrooide schapen na Zijn opstanding bijeenvergaderd had, ging Hij ze voor naar Galilea. En zoo vinden we de discipelen dan in het Noorden des lands, alwaar de Heere wederom aan de Zijnen verscheen.
„Na dezen openbaarde Jezus zichzelven wederom den discipelen aan de zee van Tiberias". Voorwaar een verblijf, vol veelzeggende herinneringen uit het verleden. Wanneer de jongeren daar vereend in hun visschersvaartuig vertoeven op het spiegelende meer van Gennezareth, gaan hunne gedachten onwillekeurig terug naar den tijd, toen Jezus nog in 'hun midden was. Hoe dikwijls hadden ze Hem niet met de zelfde boot overgevaren naar de andere zijde en omgekeerd!
In gindsche stad hadden ze Hem vergezeld ; aan gene kust hadden ze Hem hooren spreken, terwijl Hij in het scheepje stond ; op die plaats, daarginds, hadden ze Zijn wonderbrood aan de hongerige schare uitgereikt.
Hier herleefde Hij weer in hunne harten. Alles, alles was nog hetzelfde als vroeger, maar Hem zagen zij niet.
Toch is het geloof in den thans afwezigen, doch door allen aanschouwden herrezen Heere en Heiland, hecht genoeg, om hunne harten samen te smelten.
„Daar waren te zamen Simon Petrus, en Thomas, gezegd Didymus, en Nathanaël, die van Kana in Galilea was, en de zonen van Zebedeüs, en twee andere van Zijne discipelen".
Simon Petrus en Thomas, gezegd Didymus, voorop!
De diepgevallene en ongeloovige weer opgenomen in de gemeenschap der broederen, en nog wel het eerst genoemd.
Welk een verscheidenheid van vrienden, vereenigd in één visschersvaartuig ; welke sterk tegenstrijdige naturen en karakters en toch éen in geloof, éen in hoop, éen in liefde. Een zevenvoudig snoer, dat niet licht verbroken kon worden, omdat Christus hun. vereenigingspunt was.
Dat die „stok liefelijkheid en samenbinders" ook onder ons meer gevonden mocht worden! Dan zou de levende Christus ook meer in ons midden verschijnen en Zijn werkingen openbaren in de gezegende vrucht van Zijn levendmakenden Geest, namelijk de broederlijke liefde, want:
Ai, ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't, dat zonen. Van 't zelfde huis, als broeders samenwonen, Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd.
En dat zien we zoo heerlijk in dit tekstverhaal, dat Waar liefde woont, gebiedt de Heer' den zegen; . Daar woont Hij zelf, daar wordt Zijn heil verkregen. En 't leven tof in eeuwigheid.
Gevolg gevend aan het Evangelie van den Engel, waren ze geleid door den Geest achter Hem, Die hen voorging naar Galilea.
Maar ofschoon de schapen bijeenbleven, de Herder bleef uit. Och, de Heere geeft zoo vaak een belofte, waarvan de vervulling soms langen tijd uitblijft. De Heere doet dat tot beproeving des geloofs. Daarom, lezer, zoo Hij ook voor U toeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen.
De Heer' is zoo getrouw als sterk. Hij zal Zijn werk Voor U volenden.
Maar, ach, de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak, waardoor het waken, wachten en bidden in den geest zoo spoedig plaats maakt voor vleeschelijke rust. Wie daaraan kennis heeft, kan zoo goed begrijpen, dat Petrus' voorstel ook bij de andere apostelen ingang vindt, als hij zegt: Ik ga visschen! Zoo wordt dan het dagelijksch werk weer opgevat. Maar ook dat gaat niet, als de Heere gemist wordt. Ook daarin worden ze beproefd tot hun geestelijke leering. Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten ; het is alzoo, dat Hij het Zijnen beminde als in den slaap geeft
Maar ziet, als ze aan het eind gekomen zijn van hun werk, dan nadert de Heere in stilte de Zijnen, en na een nacht van vruchteloos visschen, verschijnt het morgenrood aan de kimme.
„En als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op den oever, doch de discipelen wisten niet, dat het Jezus was .
Het is als bij de Emmaüsgangers : hunne oogen werden gehouden, dat zij Hem niet zagen. Er staat een vreemdeling op den oever, die vraagt : „Kinderkens, hebt ge niet eenige toespijs ? "
't Antwoord is kortaf en bijtend: Neen! Maar nauwelijks gaf Hij hun den raad : „Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden", of er is iets in hun binnenste, dat tot gehoorzamen dwingt. Zonder tegenspraak wordt het net nogmaals uitgeworpen, maar nu aan de rechterzijde, en zie, in een oogenblik is het vol visschen, zoodat ze het niet trekken konden. Welk een wonder ! Wie is toch deze ? Werden ze soms herinnerd aan die eerste vischvangst, waarin ze op zulk een beschamende wijze verrast werden door den Heere Jezus, dat Petrus uitriep : Heer, ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch ? "
Hoe het ook zij, Johannes speurt en schouwt het eerst met zijn adelaarsblik de wondere almachtige tegenwoordigheid des Heeren in dien Vreemdeling, Die op den oever staat, nu voor hem geen Vreemdeling meer, maar het vleesch geworden, gestorven en herrezen Woord. In het wonder aanschouwt hij de heerlijkheid als van den Eeniggeborenen des Vaders vol van genade en waarheid, uit Wiens volheid zij ook thans weer mogen ontvangen genade voor genade:
Zeker van zijn zaak, zegt hij tot Petrus : Het is de Heere!
Hij herkent den Heere het eerst in het werk Zijner liefdesmacht, nog vóór zijn oog gelegenheid had dien vreemdeling op den oever van naderbij te beschouwen. Johannes, de apostel der liefde, niet Hem het eerst, maar Petrus, de apostel van de daad, is het eerst bij Hem.
Petrus laat de gave in den steek, om den Gever, terwijl de anderen naast den Gever ook gedenken aan de ontvangen gave.
Hij, die 't eerst gezegd had : „Ik ga visschen !" laat nu 't eerst het vischnet varen.
O, kind des Heeren, hebt ook gij geen tijden in uw leven gekend, dat ge u één gevoeldet met dit zevental ? Was de Heere ook voor u niet dikwijls een verrassend God ? Terwijl de traan van droefheid over uw Godsgemis nog in uw oog was, welden nieuwe tranen van blijdschap op bij de ervaring der ziel: „Het is de Heere!"
Mocht ge dan niet telkens in uw leven ondervinden, dat Hij Zijn belofte aan u gestand doet: „Ik ben met ulieden, alle de dagen, tot aan de voleinding der wereld" ? Hoe menigmaal moest ge niet met de discipelen uitroepen, als het onmogelijke mogelijk, het onbegrijpelijke begrepen en het onzichtbare gezien werd : „'t Is de Heere".
Dit werk is door Gods alvermogen. Door 's Heeren hand alleen geschied. Het is een wonder in onz' oogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
Staan niet overal op uw levensweg, evenals op het strand van de zee van Tiberias, de sporen van Zijn gezegende voetstappen, en doorleefdet gij ze nooit eens, die oogenblikken, dat het geloovig hart overstelpt werd door dit machtige en toch zoo zalige denkbeeld : „Het is de Heere !" ?
O, dat zalig verrassende van Zijn openbaring en verschijning aan de ziel, waaronder ge wegzinkend moet uitroepen : „Ik wist niet, dat de Heere zóó dicht bij mij Was !" O wat zou ons leven meer nabij den Heere wezen, als we meer oog en hart hadden, om Hem in Zijn gangen gade te slaan, als Hij wandelt tusschen de zeven gouden kandelaren. Wat zouden we dichter bij den Heere gekomen zijn, zoo het ons minder ontbrak aan den moed van Petrus, om dwars door de golven van twijfel en onge­loof, die ons van Hem scheiden, heen te slaan!
Ons werken, waken en bidden zou veel meer vrucht voortbrengen tot verheerlijking des Vaders, als we meer als ranken in den waren Wijnstok Jezus Christus bleven en dat kan toch zoo de begeerte van Gods kind zijn, om met Paulus in Christus gevonden te mogen worden, niet hebbende onze gerechtigheid, die uit de Wet is, maar de gerechtigheid, die uit God is.
Want we worden het maar zoo dagelijks gewaar als de Heere er ons aan ontdekt, dat we met onze eigengerechtige werken der Wet den Heere zelfs geen toespijs kunnen bereiden.
Was deze wonderbare vischvangst geen voorbereiding op den Pinksterdag, wanneer er op de prediking van den menschenvisscher Petrus drie duizend zielen gevangen werden in het net des Evangelies ?
En hoevelen zijn er op die duizenden nog gevolgd, misschien zijn er ook wel van de lezers in datzelfde net besloten, en hoevelen moeten er wellicht nog worden toegebracht. Zijt gij al in het net, lezer? of zwemt ge nog in de wijde wereldzee rond, zonder doel, zonder waarachtig leven, zonder God en Christus, zonder hope ? Waar zult gij aanlanden, wanneer de golven van dezen veelbewogen tijd u zullen werpen op de kusten van de nimmer-eindigende eeuwigheid.
Nog worden de netten uitgeworpen al schijnt het dikwijls tevergeefs. De heele wereldzee wordt afgevischt, tot aan het uiterste einde der aarde, en al lijkt die arbeid van eeuwen vruchteloos, de belofte des Heeren zal vervuld worden, dat Hij Zijn Woord niet ledig tot Zich zal doen wederkeeren. Hij, Die ons voorging naar het Galilea, dat boven is, zal het eenmaal op beschamende wijze openbaren, dat het werk van Zijn getrouwe Evangeliedienaars niet ijdel was in den Heere.
Wanneer Hij dan bij de voleinding der tijden op den oever van de eeuwigheid verschijnen zal en bevel geeft om de Evangelienetten op te trekken, dan zullen allen die bier menige nacht vruchteloos gevischt hebben, vol verbazing uitroepen: „Het is de Heere !" Dan zal Hij tot al de Zijnen zeggen : Komt herwaarts, houdt het middagmaal. Dan zullen ze in der eeuwigheid niet meer van Hém gescheiden worden, want zalig, eeuwig gelukzalig zijn zij, die geroepen zijn tot het Avondmaal van de Bruiloft des Lams.
Hun blijdschap zal dan onbepaald, Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt. Ten hoogsten toppunt stijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's