Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Raad Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Raad Gods.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
I. Wat weten wij eigenlijk nog maar weinig van de zon. We gevoelen de koestering van hare stralen, we kunnen ons in haar lichtglansen verblijden, maar gij gevoelt, dat daarmede lang niet alles van de zon is gezegd.
Op den reusachtigen afstand waarmee ze van ons verwijderd is, zien we haar slechts als een kleine schijf. Wat te denken van dat deel der zon, wat van ons is afgekeerd ? Ik doe nog één stap verder. Wie zal beschrijven, wat er plaats vindt in de diepten van dat onmetelijke zonnelichaam ? Als het licht en de warmte der zon op millioenen meters afstand nog zoo krachtig is, wie zal dan zich recht kunnen indenken, wat er in het binnenste van dat hemellichaam aan het geschieden is ?
Aan deze dingen dachten we, nu we willen gaan spreken over het Wezen Gods. Nu zouden we kunnen gaan spreken over de openbaring van Zijn eeuwig Wezen, van het hoogste zijn, in het werk der schepping en der herschepping. Maar daarmede is het Wezen Gods niet uitgeput. De Heere is niet pas met de schepping beginnen te werken.
In de dogmatiek wordt ons gesproken van de immanente en eeuwige werken Gods. Dat is de eeuwige werkzaamheid Gods in Zijn eigen Wezen. Zij hebben het mis, die meenen, dat God de Heere de wereld begon te scheppen, omdat Hij niet langer in ledigheid zou hebben willen verkeeren.
Lees maar eens, wat er in Psalm 90 staat geschreven : Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld hadt voortgebracht, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt gij God.
Van die eeuwige werkzaamheid Gods voor de grondlegging der wereld met betrekking tot Zijn eigen innerlijk Wezen, wordt ons in de Heilige Schrift niet zooveel bekend gemaakt.
Merkwaardig zijn de woorden uit Joh. 5 vs. 26 : „Want gelijk de Vader het leven heeft in zich zelf, alzoo heeft Hij ook den Zoon gegeven het leven te hebben in zich zelf". In het eerste gedeelte van dezen tekst wordt ons duidelijk geleerd dat God de volzalige is en dat Hij zonder de wereld Zichzelven genoegzaam is.
Schoon is dit door den dichter Vondel gezegd : Hij, die in Zich zelf bestaat.
Geen tegenwicht van buiten steunde Hem. Maar deze tekst spreekt ook van de eeuwige relatie in het Wezen Gods tusschen Vader en Zoon. Daarnaast wijzen we op Matth. 11 vs. 27 : Alle dingen zijn Mij overgegeven van mijnen Vader en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon en dien het de Zoon wil openbaren, en in het slot van het 24ste vers uit het 17de hoofdstuk van Johannes lezen we, dat de Zoon tot den Vader zegt : „Want Gij hebt mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld".
En dat ook de Heilige Geest bij deze immanente eeuwige werkzaamheid ten nauwste betrokken is, wordt ons geleerd in 1 Cor. 2 vers 10. Daar lezen wij : „Doch God heeft het ons geopenbaard door Zijnen Geest. Want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods".
Deze weinige teksten, die we hierboven aanhaalden, bewijzen voldoende, dat er zich binnen het goddelijk Wezen werkzaamheden voltrekken, die geen betrekking hebben op iets wat buiten God is, maar alleen op de innerlijke verhoudingen van Zijn eeuwig innerlijk Wezen.
Van de immanente of inblijvende daden Gods komen we nu toe aan die werkingen van het goddelijke Wezen, die betrekking hebben op de schepping, die buiten Zijn goddelijk Wezen is. "
Deze werken Gods worden verdeeld in werken ad intra en in werken ad extra. („Ad intra" wil zeggen „naar binnen", en „ad extra" wil zeggen „naar buiten").
Onder die werken waarin God de Heere zich buiten Zijn Wezen openbaart, verstaan we de schepping en de herschepping. Doch daarover spreken we hu niet. We richten veeleer onze aandacht op de werken ad intra. Meestal worden ze genoemd met den naam van „besluiten". Wat er in die besluiten opgenomen is, is maar een kort begrip van de diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods. Ze berusten alleen op de volstrekte souvereiniteit Gods en maken de schepping en onderhouding der wereld noodzakelijk.
In Hebr. 11 vers 3 wordt het ons schoon geteekend, hoe de dingen, die hier op aarde geschieden, hun oorzaak vinden in de besluiten Gods.
„Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzoo, dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden".
In het Nieuwe Testament wordt er over den Raad Gods duidelijker gesproken dan in het Oude Testament.
Maar in het Oude Testament wordt toch reeds duidelijk verkondigd, dat God de Heere, hetgeen in de toekomst verborgen ligt, kent en weet. Zoo lezen we in Jes. 42 vers 22 en 23 : „Laat ze voorbrengen en ons verkondigen de dingen, die gebeuren zullen ; verkondigt de vorige dingen, welke die geweest zijn, opdat wij het ter harte nemen en het einde daarvan weten, of doet ons de toekomende dingen hooren.
En in Jes. 42 vers 9 staat geschreven : Zie, de voorgaande dingen zijn gekomen en nieuwe dingen verkondig Ik ; eer dat ze uitspruiten, doe Ik ulieden die hooren.
En om nog eens een tekst uit Amos te noemen : „Gewis, de Heere Heere zal geen ding doen, tenzij Hij Zijne verborgenheid aan Zijne knechten de Profeten geopenbaard hebbe. Amos 3 vers 7.
En in Gen. 3 vers l4 en 6 vers 13 en 9 vers 25 en in nog veel andere plaatsen zien we duidelijk, hoe de Heere van te voren bekend maakt, wat er geschieden zal.
En in Psalm 139 vers 16 laat de Heere duidelijk zien, dat het aantal levensdagen, hetwelk ons deel zal zijn, reeds te voren bepaald en opgeteekend is.
„Uwe oogen hebben mijn ongeformeerden klomp gezien en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen, als ze geformeerd zouden worden, toen er nog geen van die was".
Wie denkt verder niet onmiddellijk aan die teksten, waarin ons de rechtvaardigen worden geteekend als ingeschrevenen in het boek des levens.
In Exodus 32 vers 32 komt Mozes tot de stoute bede : „Nu dan, indien Gij hunne zonden vergeven zult ! doch zoo niet, zoo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt". En in Psalm 87 vers 6 vinden we de zelfde gedachte uitgesproken : „De Heere zal ze rekenen in het opschrijven der volkeren, zeggende : Deze is aldaar geboren. Sela". We kunnen verder verwijzen naar Jer. 17 vers 13. Psalm 69 vers 29. Het meest van belang zijn echter Jes. 4 vers 3 en Daniël 12 vers 1 : „En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Sion en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheeten worden, een iegelijk, die geschreven is ten leven te Jeruzalem". Jesaja 4 vers 3.
„En te dien tijd zal Michael opstaan, die groote vorst, die voor de kinderen uws volks staat ; als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is, tot op dien tijd toe en te dien tijd zal uw volk verlost worden, al die bevonden wordt geschreven te zijn in het boek. Daniël 12 vers 1.
Uit deze beide laatste teksten is reeds te concludeeren, dat diegenen deel zullen hebben aan het heil des Heeren, die in het boek des Heeren ten leven zijn opgeschreven. Hier vinden we dezelfde gedachte, die we weer terugvinden in het Nieuwe Testament, maar dan nog weer rijker ontwikkeld, dat in het boek des levens de namen van alle uitverkorenen staan opgeteekend.
Voorts wordt de geduchtheid van Gods Raad ons geteekend in Psalm 89 vs. 9 : „God is grootelijks geducht in den raad der heiligen en vreeselijk boven allen, die rondom Hem zijn" en in Jesaja 40 vers 13 : „Wie heeft den Geest des Heeren bestierd en wie heeft Hem als zijn raadsman onderwezen ? "
Die raad des Heeren staat onwankelbaar vast. Jesaja 14 vers 24—27 : „De Heere der heirscharen heeft gezworen, zeggende : Indien niet gelijk Ik gedacht heb, het alzoo geschiedt, en gelijk Ik beraadslaagd heb, het bestaan zal : dat ik Assur in mijn land zal verbreken en hem op mijn bergen vertreden, opdat zijn juk van hen afwijke en zijn last van hunnen schouder wijke.
Dit is de raadslag, die beraadslaagd is over dat gansche land en dit is de hand, die uitgestrekt is over alle volken. Want de Heere der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten : wie zal het dan breken ? En Zijne hand is uitgestrekt : wie zal ze dan keeren ? "
We zouden nog meerdere teksten kunnen noemen, doch we willen hiermee volstaan, om u te laten zien uit het Oude Testament, dat ons daar de voorstelling wordt gegeven, dat de Heere de wereld en alles, wat daarin is, regeert, niet naar het blinde toeval, maar naar Zijn eeuwigen aanbiddelijken raad.
In een volgend artikel hopen we na te gaan hoe deze gedachte in veel heerlijker licht in het Nieuwe Testament wordt gevonden.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Raad Gods.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's