Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Luthers verklaring van Paulus' brief aan de Galaten.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus' bizondere roeping ; hoofdstuk 1 vers 13~21. (IV).

Vervolg van de verzen 15—17.
En ik ben niet wederom gegaan naar Jeruzalem tot degenen, die vóór mij apostelen waren : maar ik ging henen naar Arabië, en keerde wederom naar Damascus. Vers 17.
Deze woorden willen zeggen : zonder eerst de apostelen te hebben gezien of geraadpleegd, ben ik naar Arabië gegaan, en terstond heb ik mijn ambt, namelijk de prediking van het Evangelie onder de heidenen, waartoe ik geroepen was, en waaromtrent ik een Goddelijke openbaring ontvangen had, aanvaard. Hieronymus stelt echter tevergeefs een onderzoek in naar hetgeen Paulus in Arabië heeft gedaan. Wat zou hij evenwel anders gedaan hebben, dan Christus prediken ? Daartoe toch, zegt hij, is Gods Zoon hem geopenbaard, opdat hij Hem onder de heidenen verkondigen zou. Dientengevolge begeeft Paulus zich onmiddellijk naar Damascus, een heidensche stad, en naar Arabië, waar eveneens heidenen woonden ; daar oefent hij zijn ambt met toewijding uit, en leert hij niet eerst een Evangelie van een mensch of de apostelen, maar hij stelt zich tevreden met zijn hemelsche roeping en met de openbaring van Christus.
Zoo is dit heele relaas hier eigenlijk een weerlegging van het argument der valsche apostelen, die namelijk zeiden, dat Paulus een leerling en toehoorder der apostelen geweest is, welke naar de Wet leefden. Ook de apostel zelf zou naar de Wet geleefd hebben, zoodat het dus noodzakelijk was, dat ook de heidenen de Wet hielden en zich lieten besnijden. Teneinde dezen lasteraars den mond te snoeren, verhaalt Paulus hier deze lange geschiedenis. Vóór mijn bekeering, zoo zegt hij, heb ik mijn Evangelie niet van de apostelen of andere geloovige broeders geleerd, want ik heb niet alleen deze leer, maar ook de gemeente Gods op het uiterste vervolgd en trachten te verwoesten. Maar ook na mijn bekeer ing, heb ik mijn Evangelie van geen mensch geleerd, omdat ik terstond te Damascus niet Mozes en zijn Wet, maar Christus gepredikt heb, zonder iemand geraadpleegd of de apostelen gezien te hebben.
Ook wij kunnen zoo roemen, omdat wij onze leer niet van den paus ontvangen hebben. Weliswaar kregen wij van hem de Heilige Schrift en de uitwendige symbolen, doch niet de leer, welke ons alleen als een gave Gods geworden is. Waarbij nog onze eigen studie, ons lezen en- onderzoek gekomen is. Het heeft dus niets te beteekenen, wanneer onze tegenstanders heden ten dage betoogen: Wie zou, o Lutheranen, uw leer gelooven ? ; ge staat niet eens officieel in het ambt ! Ge moei uw leer namelijk ontvangen hebben van den paus en de bisschoppen, die een wettig ambt bekleeden, en die tot de uitoefening daarvan geordend zijn.
Daarna kwam ik na drie jaren weder te Jeruzalem, om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen ; en ik zag geenen anderen van de apostelen, dan Jacobus, den broeder des Heeren. Vers 18 en 19.
Paulus ontkent niet, dat hij bij de apostelen geweest is, zij het dan niet bij allen. Toch geeft hij te kennen, dat hij niet gedwongen of op bevel, maar vrijwillig, uit eigener beweging tot hen te Jeruzalem is gekomen : niet om iets van hen te leeren, maar om Petrus te bezoeken. Hetzelfde beschrijft Lucas in de Handelingen der Apostelen, in hoofdstuk negen, namelijk, dat Barnabas Paulus tot de apostelen leidde, en hun verhaalde, hoe Paulus op den weg den Heere gezien had, en wat Hij met hem had gesproken ; eveneens, hoe de apostel te Damascus in den Naam van Jezus vrijelijk gepredikt had. Dit getuigenis geeft Barnabas van Paulus. Al Paulus' woorden zijn er op gericht, om te ontkennen, dat hij zijn Evangelie door een mensch ontvangen heeft. Weliswaar geeft hij toe, Petrus en Jacobus, den broeder des Heeren, gezien te hebben, maar behoudens deze twee mannen leeft hij niemand ontmoet ; ook heeft hij van hen niets geleerd.
Paulus erkent dus, dat hij te Jeruzalem bij de apostelen geweest is, zoodat de valsche apostelen dit naar waarheid betuigd hebben ; verder geeft hij nog toe, dat hij geleefd heeft naar de wijze der Joden, doch hij deed zulks alleen maar bij hèn. Want Paulus hield zich aan dezen regel : wanneer gij te Rome zijt, leef dan naar Romeinsche zede. Dit betuigt Hij ook in 1 Korinthe 9 vers 19—22, als hij schrijft : „Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen ; ik ben den Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou ; dengenen, die onder de Wet zijn, ben ik geworden als onder de Wet zijnde, opdat ik degenen, die onder de Wet zijn, winnen zou. Dengenen, die zonder de Wet zijn, ben ik geworden als zonder de Wet zijnde, (Gode nochtans zijnde niet zonder de Wet, maar voor Christus onder de Wet), opdat ik degenen, die zonder de Wet zijn, winnen zou. Ik ben den zwakken geworden als een zwakke, opdat ik de zwakken winnen zou ; allen ben ik alles geworden, opdat ik immers eenigen behouden zou". Paulus erkent dus, dat hij te Jeruzalem bij de valsche apostelen geweest is, maar hij ontkent, dat hij van hen zijn Evangelie geleerd heeft ; ook ontkent hij, gedwongen te zijn, het Evangelie te onderwijzen, zooals de apostelen hebben voorgeschreven. De kracht van des apostels betoog ligt dan ook in het woordje „bezoeken". Hij zegt : om Petrus te bezoeken ben ik opgegaan naar Jeruzalem : niet om van hem te leeren. Dientengevolge heb ik noch Petrus, noch Jacobus tot leermeester gehad. Overigens ontkent hij, de andere apostelen ook maar gezien te hebben.
Maar waarom gebruikt Paulus hier zoovele woorden, om tot vervelens toe te betoogen, dat hij zijn Evangelie niet van een mensch, noch van de apostelen zelf ontvangen en geleerd heeft ? Hij wil namelijk de gemeenten in Galatië, die nu door de valsche apostelen ondermijnd worden, volkomen zekerheid verschaffen, dat zijn Evangelie Gods Woord is. Daarom staat hij bij deze dingen zoo ernstig stil. Wanneer de apostel een en ander niet had kunnen bewijzen, dan zou hij ook de valsche apostelen niet hebben kunnen terugdringen, welke hem voor de voeten zouden geworpen hebben : wij zijn even goed als Paulus, want wij zijn evenzeer discipelen van de apostelen als hij. Waarbij komt, dat hij maar alleen staat, terwijl wij meer in aantal zijn. Dientengevolge munten wij uit boven hem in gezag en getal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's