Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DEMAS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen en is naar Thessalonica gereisd". 2 Tim. 4 vers 10a.

Eenige keeren in de Heilige Schrift noemt de apostel Paulus óók een zekeren Demas als een zijner helpers. 'In den brief aan Colosse luidt 't: „Groet Lukas en Demas". Aan Filémon vermeldt hij: „Groet Marcus, Aristarchus, Demas en Lucas, mijne medearbeiders".
Maar dan lezen we ineens dit droeve getuigenis van dienzelfden persoon. Wat een smart moet het den apostel gegeven hebben. Hoe ontzettend veel heeft hij reeds terwille van het Woord Gods verdragen. Vijandschap, gevangenis, ze zijn hem niet gespaard gebleven. Die tijding over Demas is dan ook zeer droevig: „Demas heeft mij verlaten". Het zijn wel diepe wegen, waarin het den Heere behaagt Paulus te leiden.
Ja, er zijn zoo van die oogenblikken in het leven, dat we geneigd zijn om het uit te roepen: „Waarom, o ! Heere, waarom dit er nu óók nog bij? " Hoe moet de Almachtige onze harten behoeden om niet te murmureeren.
De Heere heeft Paulus grootelijks gezegend op zijn moeilijken arbeid van de verkondiging des Woords. Hij is getrouw geweest en heeft Zijn knecht ondersteund. De apostel heeft er zijn leven voor over gehad. Maar wat heeft hij thans eigenlijk over gehouden ? Timotheüs is naar Efeze getrokken, Titus naar Creta, Marcus is evenmin bij hem. Ja, dan kan er gezucht worden : „Gij hebt vriend en metgezel van mij verwijderd".
„Verlaten". Demas heeft hiermede zijn dienst aan Paulus opgezegd. Wat hadden ze tezamen nog veel voor den Heere en Zijn heerlijk Koninkrijk kunnen verrichten. Demas verkiest niet langer zijn omgang en om vergaderd te zijn, waar Gods volk bijeenkomt. Paulus moet ervaren, dat het zoo waar is, hetgeen Samuel vernam : „De mensch ziet slechts aan, wat voor oogen is". Wat had de apostel nog een verwachting van Demas gehad en hoe beschaamd komt hij met hem uit. Wat kunnen menschen toch verschrikkelijk tegenvallen!
Zie, al dat geworstel van Paulus voor den naam en de zaak des Heeren, die haat en vijandschap, daarbij ondervonden, is Demas veel te veel geweest. Die ontberingen en moeiten waren niet langer te dragen. De Christus heeft naar waarheid gesproken : „Ze zijn voor een tijd, want als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zoo worden ze terstond geërgerd". Hoezeer heeft een mensch naast ontdekkende, de bijblijvende genade van noode. Maakt 't tijdgeloof niet vele slachtoffers. Wel heeft de Borg, Johannes laten weten: „En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden". Mocht de Verlosser en Middelaar voor onze harten toch alles waard zijn, begeerlijk en algenoegzaam in Zijn dierbaar werk aan het kruis op Golgotha.
Als er iemand een bijzonder afbrekenden weg van den Heere gehad heeft, dan zeker wel Paulus. „Demas heeft mij verlaten".
Hoe moet het den apostel leeren aan Christus en aan Hem alleen zich te verpanden. Immers voor al zijn zonde en schuld past de volkomen borgtocht van den gekruisten Middelaar.
En Demas ?
Ach, hij heeft Paulus hooren getuigen van het heil en de dierbaarheid in Christus Jezus om als arme, gansch in zichzelf verloren zondaren met den hoogen en heiligen God verzoend te mogen worden. Hij heeft er indrukken van gehad, doch al kan voor eenigen tijd het leven wel eens anders worden, daarom is het tart nog niet anders gemaakt tot vernieuwing. Zoo kan het innerlijke werk van den Heiligen Geest nog geheel ontbreken en wordt die Geest wederstaan. Verandering is nog geen vernieuwing des gemoeds.
Demas heeft meegeijverd met Paulus voor den Heere, zoolang als hij het heeft kunnen uithouden. Paulus is er vanzelf mee ingenomen geweest, als Demas zoo'n ijverig helper is. En dat is heel menschelijk te achten. Dan kan er veel gebeuren, totdat gevangenschap komt en banden en boeien en een donkere kerker en brood der benauwdheid en water der verdrukking. Dan is het afgeloopen, want de gedaante dezer wereld is blijven trekken.
Er kan veel verlaten en prijsgegeven worden, mits het niet te ver gaat. Ze leeren het evenwel niet, aan deze wereld af te sterven. Iets van de kracht van het Kruis hebben ze niet verstaan. Het geschiedt niet, zooals Paulus schrijft aan de Galaten : „Waardoor de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld''.
Demas heeft npg wel een verandering naar Paulus gekend, doch niet naar Christus. Een gedaante der godzaligheid aannemen, zal de Heere toch o^ Zijn tijd ontmaskeren.
Hoe zijn de trekkingen naar deze zondige wereld heen dezulken te sterk. Paulus wordt dan losgelaten, veel erger, de Heere wordt ten eenenmale prijsgegeven. Zoo zijn er geen bestrijdingen of aanvechtingen meer om te leeren overwjnnen. De overste dezer wereld heeft overwonnen en de buit is voor hem. De droefheid naar de wereld werkt den dood.
Dan geen berouw en ook geen" smart tot den Heere. De dienst des Heeren is Demas tegengevallen, 'hij moge dan voor eenigen tijd zijn opgekeerd, maar dit is nog niet bekeerd worden tot den levenden God door den eenigen en volzaHgen Middelaar, Jezus Christus. Wie zijn leven gemeend heeft te behouden, zal het verliezen. En dat is een eeuwig verlies, onherstelbaar te achten. Gewis zal de droeve mededeeling van Paulus betreffende Demas, zijn beminden Timotheüs wei heel diep hebben getroffen. „Hij heeft de tegenwoordige wereld liefgekregen en is naar Thessalonica gereisd". Dat is de bekende havenstad van Macedonië, vol verleidingen en begeerlijkheden.
Deze hebben Demas bijzonder aangetrokken. Nu is Timotheüs nog jong en de jonkheid verheft zich spoedig en denkt zichzelf wel te kunnen bewaren. Hoe spoedig is het gesproken: „Maar dat zal mij niet overkomen". Paulus weet dit, en daarom moge het zijn nut hebben om Timotheüs er dringend voor te waarschuwen staande te leeren blijven in de kracht en door de mogendheid des Heeren. De Heere schenke vooral thans onze jonge menschen, vaak ver van huis, veel van Zijn wederhoudende genade en Hij geve ze ook op Timotheüs te zien. Deze heeft innig medelijden met Paulus en wat smart hem het lot van den afgeweken Demas.
Maar het spoort Timotheüs aan tot nauwer zelfonderzoek. Doorzoek u zelven nauw, ja zeer nauw. Het doet hem smeeken of de Heere hem leiden wil in Zijne Waarheid en in Zijne vreeze. Hier geldt wel het woord van den Spreukendichter : „Welgelukzalig de mensch, die geduriglijk vreest".
Neen, het is Timotheüs geen waarborg, dat Eunice zijn vrome moeder is en Lois zijn godvruchtige grootmoeder. Genade is geen erfgoed. Doch het troost Paulus, dat Timotheüs waarlijk is een vriend en metgezel van Gods uitverkoren en verkregen Sion.
Dat de Heere alzoo onze arme harten te inniger en te nauwer ontdekké en trekke, naar Zich toehale in een onberouwelijke keuze, versterkt door de kracht van het reinigend en verzoenend Bloed des Kruises om te mogen betrouwen in Christus' beide handpalmen gegraveerd te staan. Opdat dit alleen Zijn vrijmachtig werk zij en niemand meer uit Zijne handen kan uitrukken, hoe Satan briesche gelijk een aanvallende leeuw.
„En Demas is naar Thessalonica gereisd". De stad, vol verderf en ondergang. Iemand heeft eens terecht verklaard : „Wat kan die geboorteplaats toch trekken, daarmee te kennen gevend hoe de zondige mensch van nature uit de stad Verderf komt, gelijk ook de godzalige Bunyan dat aangrijpend teekent in zijn Pelgrimsreize. De Heilige Geest binde het te krachtiger en vuriger aan: „Zoo zoek dan de Toekomende".
Het gansche leven te mogen leeren brengen onder de onmisbare kracht en leiding des Heeren. Dat heeft de jonge Timotheüs gesmaakt en tevens welk een vreugde heeft hij hierdoor aan Paulus bereid.
Krijgen wij dan den Heere achterna te loopen om Hem achteraan te kleven. Die Zijn Sion eenmaal zal doen ingaan in die schoone, lieflijke Stad, welker Kunstenaar en Bouwmeester God Zelve is, om Hem eenmaal naar waarde te danken in alle ootmoedigheid, dat Hij bewaard en beveiligd heeft van een eeuwige ellende.
De Heere Christus heeft gesproken : „Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden". Door Zijn ondersteunende genade. Aldus heeft misschien Johannes gedoeld op het pad des verderfs, hetwelk Demas heeft betreden tot zijn eigen ondergang : „Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleesches en de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat haar begeerlijkheid".
Dordrecht
G. Alers

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's