Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten.
HOOFDSTUK II.
Paulus' zending erkend door de apostelen te Jeruzalem, vers 1—10.
Daarna ben ik, na veertien jaren, wederom naar Jeruzalem opgegaan, vers 1.
Paulus leerde, dat de heidenen alleen door het geloof gerechtvaardigd worden, zonder de werken der Wet. Nadat hij dit overal onder de heidenen verkondigd had, kwam hij te Antiochië, en verkondigde het den discipelen aldaar. Toen zijn tegen Paulus opgestaan degenen, die met de Wet vertrouwd waren geraakt, en niet konden uitstaan, dat Paulus onder de heidenen de vrijheid der Wet verkondigde. Er ontstond een scherpe twist, welke later tot nieuwe verwikkelingen leidde. Paulus en Barnabas hielden echter voet bij stuk, en betuigden : overal, waar wij onder de heidenen gepredikt hebben, is de Heilige Geest gekomen en gevallen op diegenen, welke het Woord hoorden ; in alle gemeenten onder de heidenen is zulks geschied. Wij hebben echter niet de besnijdenis gepredikt, noch de betrachting der wet geëischt, maar gesproken over het geloof in Christus. En op deze prediking van het geloof in Christus heeft God hun, die ze hoorden, den Heiligen Geest geschonken.
De Heilige Geest keurt dit geloof der heidenen dus goed, al acht het de Wet en de besnijdenis niet. Want wanneer Hem een dergelijke prediking van het Evangelie en het geloof der heidenen niet behaagd had, dan zou Hij niet onder een zichtbaar teeken op onbesnedenen, die het Woord hoorden, zijn neergedaald. Want wie heeft te voren ooit vernomen, dat zulks geschied is bij de verkondiging der Wet ?
Dit waren de argumenten, waarmede Paulus en Barnabas kwamen.
Hiertegen kwamen de Joden en velen uit de Farizeën in verzet, degenen namelijk, die geloovig geworden waren, en toch, ten einde de eer der Wet te verdedigen, voor haar ijverden en streden. Heftig vielen zij Paulus aan, omdat deze verkondigde, dat de heidenen alleen door het geloof, zonder de werken der Wet, gerechtvaardigd worden. Zij stonden er op, dat men de Wet zou houden, en dat de heidenen zich zouden laten besnijden ; anders konden dezen niet zalig worden. Deze beschouwing valt niet te verwonderen, want reeds de naam „Wet Gods" is heilig en huiveringwekkend. Zelfs een heiden, die nooit van de Wet Gods gehoord heeft, ontroert nog wel, als hij de woorden verneemt : deze leer is de Wet van God. Hoeveel te meer zullen zij, die van hun prilste jeugd in de leer der Wet opgevoed zijn, bij wie zij in merg en been zit, ontroerd worden en heftig voor haar strijden ! Zóó groot is de macht der gewoonte, dat zij de natuur, die van zichzelve al geneigd is tot het doen van de dingen, die der Wet zijn, op dusdanige wijze' versterkt, dat zij tezamen met de gewoonte tot een tweede natuur wordt. Derhalve was het den Joden, die tot Christus bekeerd werden, onmogelijk, terstond de Wet te laten varen. Weliswaar hadden zij het geloof in Christus aangenomen, maar toch geloofden zij, tegelijk ook de Wet te moeten betrachten.
Intusschen heeft God de zwakheid der Joden eenigen tijd verdragen, totdat de leer des Evangelies duidelijk gescheiden werd van de Wet. Zoo droeg, Hij ook de zwakheid van Israël ten tijde van Achab, toen het volk hinkte naar twee zijden. Zelfs onze zwakheid onder het pausdom heeft Hij verdragen, want Hij is geduldig en zeer barmhartig. Wij mogen deze goedheid Gods echter niet misbruiken, noch in zwakheid en dwaling volharden, daar ons door het licht des Evangelies de Waarheid geopenbaard is.
Voorts hebben degenen, die tegenover Paulus volhielden, dat de heidenen besneden moesten worden, voor zichzelf de vaderlijke wet gehad, benevens het voorbeeld der apostelen; als ook Paulus' voorbeeld, die Timotheüs heeft laten besnijden. Wie heeft hel echter willen verstaan en gelooven, dat Paulus zulks niet gedaan heeft, naar hij zegt, omdat het noodzakelijk was, maar uit het oogpunt van vrijheid en christelijke liefde, opdat de zwakken in hét geloof niet geërgerd zouden worden. De heele massa antwoordt Paulus hier eenvoudig : daar het eenmaal gebleken is, dat ge Timotheüs besneden hebt, moogt ge zeggen, wat ge wilt ; ge hebt het gedaan !
De kwestie gaat dan ook ver uit boven het menschelijk begrip. Derhalve helpt een verdediging niets van iemand, die de gunst van het volk verloren heeft, en zoozeer het voorwerp van haat geworden is, als bij Paulus het geval was. Toen de apostel dus zag, hoe de strijd en het geroep tegen hem dagelijks toenam, en hij door een Goddelijke openbaring bovendien nog gewaarschuwd was, ging hij na veertien dagen weder op naar Jeruzalem (de jaren, welke hij gepredikt heeft in Damascus en Arabië, niet medegerekend), met de bedoeling, zijn Evangelie te vergelijken met dat der andere apostelen, echter niet ter wille van zichzelf, maar om des volks wil.

met Barnabas, ook Titus medegenomen hebbende, slot Vers 1.
Twee getuigen neemt Paulus met zich mee, namelijk Barnabas en Titus. De eerste was onder de heidenen Paulus behulpzaam geweest bij het prediken van de, wet der vrijheid. Hij was dus ook getuige van alles, wat Paulus gedaan had. Hij had gezien, hoe de heidenen, die niet besneden en van de Wet van Mozes vrij waren, alleen op de prediking des geloofs in Christus, den Heiligen Geest ontvangen hadden. En alleen met Paulus heeft hij pal gestaan in het verdedigen van deze stelling, dat het niet noodzakelijk was, den heidenen de Wet op te leggen, maar dat het voldoende was, wanneer zij geloofden in Christus. Derhalve betuigde Barnabas uit eigen ervaring tezamen met Paulus tegen de Joden, die ijverden voor de Wet, dat de heidenen alleen door het geloof in Christus, zonder Wet en zonder besnijdenis, kinderen Gods en zalig konden worden.
Titus was niet alleen een christen, maar ook aartsbisschop, en aan hem heeft Paulus opdracht gegeven, om in de gemeenten op Creta orde op zaken te stellen (Titus 1:5). Deze Titus is een heiden geweest

En ik ging op door een openbaring, vers 2.
Want wanneer Paulus niet door een openbaring vermaand was geworden, dan zou hij niet opgegaan zijn. Maar omdat God hem door een bizondere openbaring had aangespoord, en hem beval, om op te gaan, — daarom ging hij, opdat hij hen, die uit de besnijdenis geloovig geworden waren, en vol hielden, dat men de Wet in acht nemen moest, tot zwijgen brengen of ten minste milder stemmen zou, opdat de waarheid des Evangelies hierdoor des te helderder zou schijnen, en in kracht mocht toenemen.

.......en stelde hun het Evangelie voor, vervolg vers 2. Ge hoort dus, dat Paulus eerst na achttien jaren naar Jeruzalem gekomen is, en daar met de apostelen over zijn Evangelie heeft gehandeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's