Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij antwoordden den Engel des HEEREN, die tusschen de mirten stond en zeiden : Wij hebben het gansche land doorwandeld en zie, het gansche land zit en het is stil. Toen antwoordde de Engel des HEEREN en zeide: HEERE der heirscharen, hoe lang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt deze zeventig jaren? En de HEERE antwoordde den Engel die met mij sprak goede woorden, troostelijke woorden. Zacharia 1 : 11—13.

VERTROOSTING
Toen de Heere in de dagen van Kores (= Cyrus) den koning van Perzië, in het jaar 538 voor Christus, Zijn volk weer deed terugkeeren uit de ballingschap in Babel, is er een golf van ontroering en geestdrift door het volk gegaan. In de jaren van de ballingschap had het menigmaal geschenen alsof Israels geschiedenis ten einde was, maar nu gloort er weer een nieuwe toekomst. In die dagen is het uitzien naar den lang verwachten heilstijd van den Messias weer met nieuwe kracht opgekomen. Het ware volk des Heeren is altijd een volk geweest dat vervuld is met een heimwee — verlangen naar den Christus, buiten Wien geen leven is. Dat geldt nu, dat gold ook in die dagen.
Maar bittere teleurstelling wachtte het teruggekeerde volk. Met grooten ijver was men te Jeruzalem spoedig begonnen om den tempel te herbouwen, juichend had het meerendeel van het volk de nieuwgelegde fundamenten begroet. Alles scheen hen toe te roepen : „Uw heilzon is aan het dagen". Maar toen kwam de ontnuchtering. De herbouw van den tempel moet gestaakt worden. Door de vijandschap en tegenwerking van Israels tegenstanders, met name van de Samaritanen, blijft het werk onvoltooid liggen. Het vuur gaat dooven. Het volk bouwt zijn huizen ; het woont in gewelfde huizen, maar het huis des Heeren laat men woest (zie Haggaï 1 : 4). Eerst na ongeveer 16 jaren heeft men het weer hervat, mede door de prediking van de profeten Haggaï en Zacharia, dié het volk in den Naam des Heeren daartoe aangespoord hebben (Ezra 5:1).
In den tijd dat de herbouw van den tempel gestaakt is, toen Israël, dus weer neergeslagen 'was door de overmacht der heidénen, zag Zacharia een nachtgezicht. Een man rijdende op een rood paard, staande tusschen de mirten die in de diepte waren. Die man wordt straks een engel genoemd, ja nog sterker, hij wordt.met nadrukt onderscheiden van den engel, die met Zacharia sprak. We hebben dan ook te denken aan den Engel des HEEREN, d.i. Christus, de eeuwige Zoon, Die zich onder het Oude Verbond menigmaal vertoonde als de Engel des HEEREN. Christus verschijnt op een rood paard, op het paard van den oorlog, als een strijdbaar held om Zijn Kerk (= de vallei met mirten), te beschermen en te verlossen. Hij is in het midden van haar. Nog andere ruiters worden . gezien : het zijn engelen die de aarde doorwandeld hebben en nu aan den Engel des HEEREN verslag uitbrengen van hun onderzoekingstocht: „Wij hebben het land doorgewandeld, en zie, het gansche land (of zooals ook vertaald kan worden : de gansche aarde) zit en het is stil''.
Wanneer de Engel des HEEREN deze onheilstijding hoort, begint Hij te smeeken om ontferming voor Israël. Zal de toorn des Heeren dan nog langer rusten op het volk ? „HEERE der heirscharen, hoelang zult Gij U niet ontfermen over Jeruzalem 1 en over de steden van Juda, op welke Gij gram geweest zijt deze zeventig jaren ? " Maar dan antwoordt God geruststellend. De HEERE sprak goede woorden, troostelijke woorden. En die woorden waren bestemd voor Zacharia, den profeet, want tot hem komt nu de opdracht, om te prediken dat de Heere ijvert over Sion met een grooten ijver ; dat de Heere met een zeer grooten toorn vertoornd is tegen die ge ruste heidenen; dat de. Heere Zich over Jeruzalem zal ontfermen (zie vers 14—17). Dit is dus de inhoud van de goede en troostelijke woorden.
Maar waarom was het een onheilstijding dat het gansche land, Israël en de landen rondom, stil en gerust waren ? Wel hierom. Het overgroote  deel van Israël leefde nog in ballingschap, maar de Heere had het beloofd, dat Hij Zijn volk weer zou vergaderen van de einden der aarde. De staf der heidenen zou verbroken worden en Israël zou wederkeeren met gejuich. De verlossing van Israël zou dus gepaard gaan met een groote beroering onder de volken, en dat alles zou een voorbode zijn van den heerlijken heilstijd van den Messias. Dan zou aanbreken die heilstijd, waarvan Jesaja geprofeteerd had, dat de heidenen zouden vragen naar den Wortel van Isaï, die zou staan tót een banier der volken (Jes. 11 : 10). Van dergelijke profetieën is de Schrift vol. Die profetie leefde ook onder het volk in Zacharia's dagen. Immers 4 maanden geleden (vergelijk Haggaï 2 : 2 met Zacharia 1 : 7) had Haggaï het nog verkondigd : Alzoo zegt de HEERE der heirscharen : Nog eens, een weinig tijds zal het zijn, en Ik zal de hemelen en de aarde en de zee en het droge doen beven; ja Ik zal alle de heidenen doen beven en zij zullen komen tot den wensch aller heidenen.... (Haggaï 2 : 7, 8).
De heilstijd zou dus worden voorafgegaan met groote beroering onder de volken ! Daarom was het een onheilstijding : Zie het gansche land zit en het is stil. Zal de heilstijd nog langer vertoeven ?
Zal de verlossing van Juda en Jeruzalem nog langer uitgesteld worden ? Zullen de heidenen nog langer heerschen over het erfdeel des HEEREN ? Maar Christus is de Groote Voorbidder voor Zijn Kerk. In al haar benauwdheid is Hij benauwd. Haar verdrukking is Zijn verdrukking. Hij waakt ook wanneer zij zichzelf en den Heere vergeet. Hij treedt ook hier op als Voorbidder : Hoe lang, HEERE, zult Gij U niet. ontfermen ? Het antwoord daarop is, dat Zacharia met een vertroostende prediking mag gaan tot het volk. En Zacharia heeft gepredikt aan zijn volk:
Ie. de verbreking der heidenen; zie o.a. hoofdstuk 1 vers. 18 v.v.;
2e. de verlossing van Israël; zie o.a. hoofdstuk 2;
3e. de komst van den Verlosser. Zie, Ik zal Mjinen knecht de SPRUITE, doen komen (hoofdst. 3 vers 8).
Deze profetie bereikt haar hoogtepunt in hoofdstuk 9 vers 9: Verheug u zeer, gij dochter Sions, juich gij dochter Jeruzalems : zie, uw Koning zal u komen, rechtvaardig en hij is een Heiland; arm en rijdende op eenen ezel en op een veulen, een jong der ezelinnen. Ja, toen mocht het bedrukte Sion wel juichen en opspringen van vreugde : Zie, Uw Koning, uw Heiland, de lang verwachte, zal u komen.
Straks zal Maleachi, de laatste profeet, deze Messias-profetie voltooien : „Snellijk zal tot Zijnen tempel komen die Heere, die gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan welken gij lust hebt; zie, hij komt, zegt de HEERE der heirscharen.
Toen, na deze heldere en krachtige Messias-profetie, is Israël den nacht ingegaan. Van Maleachi tot Christus, meer dan vier en een halve eeuw is er geen profeet in Israël opgestaan, en Israël is tot nu toè in dien nacht gebleven, maar over de heidenen, over de Christelijke Kerk is opgegaan die dageraad der verlossing, die Zonne des heils, in welks licht alleen het leven is.
Die trouw Gods, die in ons tekstwoord uitkomt en die zich in de geschiedenis keer op keer vervuld heeft, mogen wij in deze adventsweken weer opnieuw overdenken. Nu heffen wij weer aan:
Hij heeft gedacht aan Zijn Zijn trouw aan Israël nooit genade, gekrenkt.
En die trouw, eenmaal bewezen, is een profetie en een waarborg ook voor nu. Ook al leeft de Kerk in druk, ook al leeft de wereld achteloos aan de wonderen Gods voorbij, ja al verkeert de Kerk in haar ruimen omvang ook in een valsche, doodelijke gerustheid, de Heere zal Zijn Woord vervullen, tot een ontzaglijk oordeel over een ieder van ons, die zich niet bekeert, die Hem niet kent. Maar tot eeuwige zaligheid voor diegenen, die in Christus hun eenigen grond en hun eenige zaligheid gevonden hebben.
Op schrikkelijke wijze geldt het ook nu : „Het gansche land zit en het is stil". De teekenen der tijden dringen ons, om, overeenkomstig Gods Woord, de wederkomst van Christus te verwachten. Dan zullen weer nieuwe barensweeën door de wereld en door de volkeren gaan. De beroering der volken zien we. Maar hoe is het onder ons gesteld ? Wij noemden het reeds : valsche, doodelijke gerustheid?
Een vleeschelijke gerustheid. Waar is de Kerk, die als een wijze maagd haar Koning, haar Bruidegom verbeidt ? Als we de Kerk in ruimeren zin nemen — en tot haar komt immers het Woord Gods — dan is het zoo : We zijn wereld geworden. Als de kerk Zondags vol is, als de collecten goed zijn, zijn we vaak wonder wèl tevreden. Wie bekommert zich er om bij een volle kerk, dat er zoo weinig waarachtig leven, zoo weinig geloof is ? Wanneer eigen Kerk bloeit, wie bekommert zich er dan om dat de Kerk verscheurd en verbroken is ? Letten wij op de teekenen der tijden ? Als dat alles op ons afkomt, dan moeten wij ook klagen: Heere, hoe lang zult Gij U niet over ons ontfermen ? Waarom zijn wij geworden als die, over welke Gij van ouds niet hebt geheerscht en die naar Uwen Naam niet genoemd zijn (Jes. 63 vers 19) ? Het antwoord op dit waarom is : Uwe ongerechtigheden hebben u dit aangedaan, omdat uwe zonden machtig vele zijn! Daarom moeten wij eerst in de schuld, wij persoonlijk en wij als Kerk.
Naar het Woord des Heeren gaan wij nu geen heilstijd tegemoet. Als de Zoon des menschen komt, zal Hij ook geloof op de aarde vinden! De afval zien we, maar te midden van dit alles mogen degenen, die den Heere verwachten, die verzoening zochten en vonden in het bloed des kruises, het hoofd omhoog steken. Christus staat ook nu tusschen Zijn volk als hun bevrijder en hun voorbidder, die Zijn trouw ook nu zal bevestigen temidden van alles wat onheil voorspelt. In Zijn trouw mag de nooddruftige, de benauwde van geest zijn sterkte en zijn vertroosting vinden. Hij zal Zijn volk verlossen uit al zijn benauwdheden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's