Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBOND GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBOND GODS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI.

Het menschelijke bewustzijnsleven heeft verschillende kenrelaties, die hem met de buitenwereld in rapport brengen. Men verkrijgt daardoor niet alleen een voorstellingswereld, maar het redevermogen geeft ons ook inzicht in het verband en den samenhang der dingen.Deze kenbetrekkingen zijn ook levende relatiën en scheppingen Gods. 't Is voorts aan Gods onderhoudende werkzaamheid te danken, dat de kenvermogens werken, zoo dat men ziet, hoort, tast, denkt, kent, gevoelt, verstaat en begrijpt. God houdt al die werkingen in st^nd waardoor de menschelijke vermogens werken kunnen naar hun w^ijze en aard. Men zou deze eerst als algemeene werkingen Gods kunnen onderscheiden.Deze treden echter in het bijzonder op met een persoonlijk karakter. De ervaring leert toch, dat de gaven der menschen zeer verschillend zijn. Dit wordt trouwens door de Schrift bevestigd, waar zij spreekt van de verscheidenheid der gaven. Niet alle menschen zijn toegerust met dezelfde bekwaamheid en kracht van vermogen. De een ziet en hoort scherp, de ander minder. Sommigen onderscheiden zich door groote scherpzinnigheid en vindingrijkheid, anderen door kunstzinnigheid en vaardigheid op eenig gebied, terwijl weer anderen daarbij verre achterblijven, ja tot stompzinnigen en achterlijken worden gerekend.Men tracht ook daarvoor verklaringen te vinden in het psychische en physische leven, maar de laatste verklaringsgrond is toch deze, dat geep ding bijgeval geschiedt en dat alle dingen ons toekomen van de vaderlijke hand Gods. Ook de persoonlijke bekwaamheden en vermogens zijn gaven Gods en als zoodanig bijzondere gaven Gods.De Heilige Schrift gaat ons hierin voor. Men denke b.v. aan de mannen, die werden aangewezen om de kunstwerken van den tabernakel te vervaardigen: Aholiab en Bezaleël. (Exod. 31 : 6).Gaven van kennis en verstand, van kunstvaardigheid en vinding zijn derhalve ook gaven, die ons van Godswege toevloeien krachtens Zijn Verbond.Al te weinig staan wij daarbij stil en velen slaan daarop in het geheel geen acht. Zij verstaan niet, dat de Heere ook deze dingen dienstbaar maakt aan de vervulling van Zijn Raad en daarom van Zijn Verbond.Calvijn had een open blik voor deze dingen. Hij erkent, dat, zoo iemand ter wereld eenige waarheid ontdekt, zulks een gave is van den Heiligen Geest, omdat deze alleen waarheid kan leeren. Hij zag in, dat God ook aan goddelooze menschen gaven geeft van wetenschap en verstand en vraagt : zullen wij deswege tegen Hem protesteeren ?Ja, maar, zoo zegt men : die gaven moeten geheiligd worden. Goed, dat geldt van een iegeiijke gave, voor den man met één talent en met tien talenten. Doch, indien de mensch zijn gaven misbruikt en op onheilige wijze aanwendt, zal dat Gode verhinderen om daarmede toch Zijn welbehagen te doen en deze tot Zijn doel te gebruiken ? Daar wordt door de mannen van talent en wetenschap heel wat beweerd, dat tegen God en Zijn Woord indruischt, doch zullen wij daarom de gaven niet als Gods gaven . erkennen en Gods bestel niet. In Gods wereld is ook de wetenschap en de kunst, de techniek en de arbeid der cultuur niet toevallig, hoezeer wij menschen dit alles dienstbaar zoeken te maken aan onze begeerten en verlangens. En indien dit alles niet toevallig is, is het er om Gods Raad te vervullen en Hij vervult dien naar Zijn Verbond, hetwelk genade en oordeel brengt, barmhartigheid werkt en het gericht voltrekt.
Zoo is ook de wetenschap en de vaardigheid in velerlei kunst een gave krachtens Gods Verbond. Wij ontvangen niet alleen spijze des lichaams uit Gods genade, maar ook de spijze der ziel en de bezigheid van onzen geest, waarvan de Prediker getuigt (Pred. 2 : 26) : Want Hij geeft wijsheid en wetenschap en vreugde den mensch, die goed is voor Zijn aangezicht, maar den zondaar geeft hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. En nu spreken wij nog niet over het gebruik en de toepassing van de gaven des verstands en de vinding van den menschelijken geest, doch alleen over de zaak op zich zelf. Alle gave en vermogen is van God. Het is een gave des Verbonds, dat de ordeningen des hemels in stand worden gehouden, maar het is evenzeer een gave des Verbonds, dat de menschelijke geest die ordeningen vermag te doorvorschen en zijn leven daarnaar richt. 't Is een gave des Verbonds, dat zaaiïng en oogst elkander blijven afwisselen, maar het is ook een gave des Verbonds, dat de menschelijke geest zijn arbeid regelt naar de jaargetijden en door een verstandige huishouding spijze wint voor allen. Het is een gave des Verbonds, dat de aarde haar vrucht geeft, maar het is ook een gave des Verbonds, dat de menschelijke geest zijn gereedschap en hulpmiddelen vindt om de aarde te bewerken. Neemt- ter ooren en hoort Mijne stem, merkt op en hoort Mijne rede! Ploegt de ploeger den geheelen dag om te zaaien ? Opent en egt hij zijn land den geheelen dag ? Is het niet alzoo ? wanneer hij het bovenste van hetzelve effen gemaakt heeft, dan strooit hij wikken, en spreidt komijn, of hij werpt er van de beste tarwe in, of uitgelezene gerst, of spelt, elk naar zijne plaats. En zijn God onderricht hem van de wijze. Hij leert hem. Want men dorscht de wikken niet met den dorschwagen, en men laat het wagenrad niet rondom over het komijn gaan; maar de wikken slaat men uit met eenen staf, en het komijn met eenen stok; het broodkoren moet verbrijzeld worden ; maar hij dorscht het niet geduriglijk dorschende; noch hij breekt het met het wiel zijns wagens, noch hij verbrijzelt het met zijne paarden. Zulks komt ook voort van den Heere der heirscharen; Hij is wonderlijk van raad; Hij is groot van daad. (Vgl. Jes. 28 : 23—29). Ondanks de zonde, geeft God in Zijn goedgunstigheid een rijkdom aan goederen beide door de onderhouding der wereld en de gaven van wetenschap en verstand. Hoe zou dit geen genade zijn, en zoo het genade is, hoe zou dit buiten Gods Verbond en Zijn verbondmatige handeling met den mensch omgaan ?
Wie dit nog niet kan zien, vrage zich af, hoe de Dienst des Woords over de wereld zou plaats vinden, hoe Zijn kerk zou worden vergaderd en in stand gehouden in alle landen der wereld, als daar geen Schrift was uitgevonden om het woord te bewaren, geen wetenschap, om de Heilige Schrift in menigte van talen over te zetten, geen scheepvaart en kennis van navigatie, geen verkeersmiddelen, geen beschermende machten, geen handel en nijverheid, waardoor zoovele oorzaken en middelen gegeven zijn, die de Zending te hulp komen en den arbeid der kerk mogelijk maken. En zoo dus de kerk uit het Verbond is, kan alles wat aan de vergadering der kerk dienstbaar wordt gemaakt, niet buiten het Verbond zijn. Het is een armelijke en onschriftuurlijke beschouwing, welke het Verbond alleen ziet in de verkiezende genade Gods. De verkiezende genade is een bijzondere betrekking binnen den omvang des Verbonds. Dit kan men uit alle verbonden der Heilige Schrift leeren. Denk slechts aan Kaïn en Abel, aan Jacob en Ezau, aan Saul en David en zoovele voorbeelden meer. De uitverkiezing loopt, om zoo te zeggen, door het Verbond heen, of beter, de verkiezing is het hart des Verbonds.

Aangezien ook het licht des verstands en de kunstvaardigheid gaven zijn, die ons uit Gods Verbond toekomen, kan het ons niet verwonderen, dat de wetc; nschap zich richt op de verschillende levensverhoudingen, waarin wij bestaan. Naar die verhoudingen deelde dr. Kuyper terecht de verschillende wetenschappen tegen elkander af. De voornaamste verhouding is die tot God den Schepper en Verlosser. Uit deze leeft de kennis van God en de goddelijke zaken op, die wij onder de Godgeleerdheid of theologie rangschikken. Voorts is daar een verhouding tot de ons omringende wereld, of zooals men gewoon is te zeggen, de natuur. Daaruit leeft de kennis der natuur op. Verder de verhouding tot onze medemenschcn, waaruit de rechts- en sociale wetenschappen voortkomen. Dan nog de verhouding van den mensch tot zijn lichamelijk en psychisch leven, waaruit de medicijnen en artsenijkunde, de psychologie, de kennis der taal, der geschiedenis en wat daarmede saamhangt, opkomen. Dit geeft een beeld van de verschillende levensgebieden, welke door de genoemde verhoudingen worden afgcpaa'.d. Deze levensverhoudingen zijn evenzoovele Verbondsrelaties, ordeningen van God, die Hij heeft geordineerd, geschapen en onderhoudt naar Zijn Verbond. Wanneer wij van deze religieuse wereldbeschouwing uitgaan, blijkt alzoo, dat de wetenschap, die zich richt op de kennis van den saamhang en het verband der dingen, eigenlijk steunt in het Verbond Gods, maar ook dat het wetenschappelijk streven het Verbond in zijn allesomvat-tende beteekenis en levensverhoudingen tot voorwerp van onderzoek heeft. Men moge zich daarvan niet altijd bewust zijn, dat neemt de waarheid niet weg. In de eerste plaats — gelijk wij vroeger reeds hebben aangetoond — zou er geen werking van onze kenorganen zijn, zoo God deze in Zijn genade niet onderhield. Dat is reeds een punt van groote beteekenis. Doch in de tweede plaats moet men niet vergeten dat de wetenschap zich richt op die verschijnselen en ordeningen des levens, die er alleen zijn, omdat God Zijn Verbond bevestigt. Voor zoover de wetenschap waarheid ontdekte is dat waarheid van Gods Verbond en voor zoover het geen waarheid is, is er geen sprake van wetenschap, doch van speculatie over onbekende zaken en verhoudingen. Als de sterrenkunde den loop der hemellichamen bespiedt en de.banen der sterren naspeurt, zoodat allerlei verschijnselen des hemels, b. v. verduistering van zon en maan van te voren kunnen worden bepaald, bewijst dat slechts de vastheid der ordeningen des hemels, zooals in het Verbond met Noach werd geopenbaard. Overal waar orde en regelmaat wordt ontdekt in het kosmische leven, is dat slechts mogelijk wegens Gods Verbond. Zoo beweegt de wetenschap zich op Gods terrein, zonder dat haar beoefenaars zich daarvan altoos bewust blijken te zijn. Zij geeft een beeld van Gods Verbond, zooals zich dat aan de menschelijke rede voordoet, ook al wil zij geen religieuse wetenschap zijn. Zoo ook kan de mensch de wetenschappelijke vindingen tot zijn voordeel aanwenden, omdat naar het Verbond Gods de ordeningen der Schepping een blijvend karakter dragen.Dank zij de orde en regelmaat in de werken der Schepping, kan de mensch die dienstbaar maken aan zijn behoeften en begeerten. En dat heeft weer ten gevolge, dat zoowel de wetenschap als haar toepassingen aan een religieus zedelijken maatstaf onderworpen zijn, enkel en alleen, omdat dit alles Gods Verbond tot fundament heeft en daardoor aan de roeping naar Zijn wil zal worden getoetst. Ziet men de taak der wetenschap in het Hcht des Verbonds, dan wordt zij dus in haar religieus-zedelijke gebondenheid gezien. Daar ligt het onderscheid tusschen wetenschap in Christelijken en z. g. neutralen zin. Indien kennen of weten in strikten zin wordt genomen, kan men moeilijk van zulk een onderscheid spreken. Een voorstelling is een voorstelling. Zij kan meer of minder nauwkeurig zijn, maar men kan de voorstelling van een paard, een eik, de zee, op zich zelf genomen, niet Christelijk of heidensch noemen. Wel wordt 't anders, als men een paard ziet als schepsel Gods dan wel als natuurproduct, doch dat raakt de voorstelling op zich zelf niet. Zoo is het met alle kennis, op zich zelf genomen. Voor den Christen en den goddelooze is 2 X 2 = 4. Een Christen werkt mathematische formules op dezelfde wijze uit als een niet-Christen. Doch, aangezien het doel van alle wetenschap niet is de vorming van zuivere en nauwkeurige voorstellingen en begrippen -alleen, maar dan ook het verband en den saamhang der dingen te doorgronden, voert zij van zelf tot een stelling nemen ten aanzien van de principieele levensvragen, die buiten de sfeer van het wetenschappelijk onderzoek vallen, zooals de vraag naar den oorsprong, het wezen en de bestemming der wereld. In dit stelling nemen valt tweeërlei hoofdstandpunt te onderscheiden : het standpunt des geloofs en eenig wijsgeerig standpunt. Daarin ligt dus het verschil tusschen de theologische en de wijsgeerige wereld- en levensbeschouwing, welke de wetenschapsbeoefenaar te hulp roept bij de ordening en verklaring van de kennis der dingen, die wij zien.

Dr. Kuyper wil een Christelijke wetenschap vanuit de wedergeboorte opbouwen. Dit standpunt is echter onhoudbaar, om de eenvoudige reden, dat God ook aan goddeloozen wetenschappelijke gaven schenkt. Bovendien zou men dan aan alle beoefenaren der Christelijke wetenschap den eisch der wedergeboorte moeten stellen. Dit is niet alleen practisch onmogelijk, maar vindt ook geen grond in de Heilige Schrift. De wetenschap heeft zonder twijfel haar grondslag in de gaven van het Verbond, en voorts zijn de begaafdheid en scherpzinnigheid, welke den wetenschappelijken man maken, veeltijds bijzondere genadegaven, die geenszins in het algemeen aan de kennis van God den Vader in Christus Jezus zijn verbonden. Het kan zelfs voorkomen, dat begaafde menschen in ongeloof en vijandschap verkeeren tot God en Zijn Woord. Er is ook een verlichting des verstands, welke tot geloof aan God den Schepper en aan Zijn Woord werkt, zonder tot de verborgenheid van Christus door te dringen. Deze gave wordt, zooals wij weten, door Calvijn onderscheiden als een algemeene genade tegenover de bijzondere genade der wedergeboorte. 't Komt mij voor, dat deze een gezonde basis mag heeten voor de beschouwing der wetenschappelijke vraagstukken in het licht des Verbonds, hetwelk ons in Gods Woord wordt ontstoken. Zoo dra wij deelen mogen in zulk een verlichting des verstands, dat wij de dingen in dat licht zien en genegenheid des harten gevoelen om ons daarnaar te richten in ons gansche leven, zullen wij ook onze gaven tot die kennis dienstbaar maken. Immers dan verschijnt geheel ons leven en de gansche wereld als het machtige en wondere werk Gods, waarin Zijn Woord ons den weg wijst tot kennis en wijsheid, opdat Hij gekend, geëerd en gediend worde, gelijk Hij wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

HET VERBOND GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's