Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBOND GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBOND GODS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

De mensch is een redelijk-zedelijk wezen en daarom is hij een persoonlijkheid. Dit brengt ons tot een kenmerk des Verbonds, dat van groote beteekenis wordt voor alle voorafgaande beschouwingen. Het Verbond is niet alleen waarborg, dat , God Zijn ordeningen en de levensbetrekkingen naar Zijn voornemen onderhoudt, maar daarin ligt opgesloten, dat Hij met den mensch blijft handelen overeenkomstig zijn zedelijk wezen, ook na den val. Reeds uit dien hoofde is het nimmer vergeefs de menschen in kennis te stellen met de openbaring des Verbonds en met de beteekenis daarvan, zelfs niet, wanneer dit door mededeeling niet verder komt dan het verstand.

Want, doordat de mensch een zedelijk wezen is, wordt hij tegenover die kennis gesteld, welke het kenmerk der waarheid in zich zelf draagt. Wat van Gods openbaring tot den mensch komt, heeft altoos aanrakingspunten in het bewustzijnsleven en in de werkingen der ziel. Dat kan niet anders, omdat de mensch leeft krachtens de algemeene genadewerkingen Gods. Zoo vindt de kennis der goddelijke zaken een aanrakingspunt in het algemeen religieus besef en in het geweten. Zulk een kennis, al is zij louter verstandelijk, veroorzaakt altijd een innerlijk conflict. Dit conflict moge latent zijn, verdrongen worden en onderdrukt door een tegenstrijdige genegenheid, maar het is er en komt op Gods tijd voor den dag, ja, het wordt den mensch tot een oordeel. Het schijnt dus ook een list des duivels te zijn, die den menschen inblaast, dat zij niet hooren moeten, zoodat zij niet hooren willen en zich onttrekken aan de prediking, de kerk mijden en het vroom gesprek haten. Het is als een ontvluchting in de onwetendheid. Doch wat kan dit baten, indien men dat welbewust en opzettelijk doet. Daarin voltrekt men slechts het oordeel over zich zelf en dezulke zijn levende bewijzen van de werking eener afkeerige genegenheid.

Doch deze medaille heeft ook een keerzijde. Hoe zal men hooren, indien er niet gepredikt wordt ? Hoe zal er door Gods genade uit het innerlijk conflict iets goeds geboren worden, als er geen kennis is ? Dat teekent de dwaasheid dergenen, die hun kinderen het onderwijs in de goddelijke dingen onthouden, en dat soms uit goddelooze onverschilligheid, libertinistische eigenwijsheid of vroom klinkende ongehoorzaamheid.

Wij willen dit toelichten.

Daar zijn ouders, die ten eenenmale zoó onverschillig staan tegenover deze dingen, dat zij nalaten hun kinderen daaromtrent te onderwijzen en te leeren bidden. Daar zijn ook ouders, die zelf niet weten wat zij gelooven of niet gelooven. Zij wijzen op de veelheid van religie en geloof en zeggen: mijn kind moet zelf maar kiezen, als het tot de jaren des onder scheids is gekomen.

Wanneer dat ernst ware, zou dit standpunt medebrengen, dat zij hun kinderen voor dien leeftijd met alles in kennis stellen, wat tot een vergelijkend oordeel en tot zelfstandige keuze zou kunnen leiden. Dat paste althans bij zulk een standpunt. Maar wat leert de werkelijkheid ? Dat zij niets doen, d.w.z. het kind in goddeloosheid laten opgroeien, zoodat het zoo straks evenmin als de ouders zelf tot eenig oordeel bevoegd is.

De derde groep van ouders hoort men vromelijk spreken over de blindheid der verdorven natuur, over de noodzakelijkheid van geestelijk licht en zij geven er blijk van zoo weinig van de waarheid te verstaan, dat zij hun kinderen maar onwetende laten, omdat aangeleerde kennis tot niets nuttig zou zijn.

In onze dagen neemt de ontkerstening door deze dwaasheden hand over hand toe. Het jonge geslacht weet niet van de dingen af. 't Is gansch vervreemd en den heidenen gelijk geworden, omdat men ook de gehoorzaamheid om des Woords wil heeft prijs gegeven. Mijn volk is uitgeroeid, omdat er geen kennis is. (Hos. 4 : 6).

Men heeft geen gezicht voor het zedelijk conflict, waarin ook de verstandelijke kennis den mensch brengt, omdat men de werking der genade Gods uit Zijn Verbond niet verstaat. Het is daarom van het grootste belang er op te wijzen, dat men op die manier aan het oordeel niet ontkomt. De kennis van Gods Verbond moet worden verbreid en gepredikt tot openbaring van Gods oordeel en genade. Het kan toch duidelijk zijn, dat daardoor het conflict, waarop wij wezen, actueel wordt in de menschen, die het vernemen. Dat is allereerst noodig tot kennis van Gods oordeelen, doch men vergete niet, dat daaruit ook de vruchten der hemelsche barmhartigheid worden geboren en dat God daardoor zal geëerd worden.

Al kunnen wij de menschelijke genegenheden, ja ons eigen hart niet ombuigen, God de Heere is machtig en Hij zal Zijn Verbond houden ten einde toe. Dat Verbond is aan de menschheid geopenbaard en een iegelijk, die in de menschheid geboren wordt, staat in verschillende betrekkingen tot dat Verbond. Hij leeft zijn leven, dank zij Gods trouw, en er komt een dag, dat hij verantwoording zal hebben te doen tegenover den Rechter der gansche aarde. (Zie Hand. 17 : 31).

Het feit, dat wij zedelijke wezens zijn, stelt ons dus persoonlijk verantwoordelijk tegenover God en Zijn Woord. Niemand kan zeggen : Het gaat mij niet aan. De leer des Verbonds spreekt alzoo den mensch als persoon aan, wie hij ook zij. Het Verbond zet hem in verschillende verhoudingen, die normatief zijn tegenover zijn willekeur.

Daarom is het van zoo groot gewicht, dat God die normatieve verhoudingen geopenbaard heeft op den Sinaï. Waar geen wet is, is geen overtreding, zegt de Apostel. De duisternis van den mensch is zoó groot, dat hij ook de normen van zijn eigen leven niet meer zou kunnen ontdekken en ordelijk voor oogen stellen.

Dat is de toestand van 't Verbond met Noach, maar daarom ook kunnen wij nimmer blijven staan bij dat Verbond, omdat God daarbij niet is blijven staan. Dan toch zouden wij ons in een staat van onwetendheid omtrent de goddelijke normen des levens bevinden, die men vergeefs als „natuurlijk" tracht te vergoelijken, nu God het heeft geopenbaard.

Het is juist daarom, dat wij van de natuur en een natuurlijke orde in de theologie niet moeten spreken. Het is alles ordening Gods.

God handelt ook daarin met ons als met zedelijke wezens, dat Hij Zijn Wet heeft gegeven. Wij zeggen: Gods Wet, omdat Hij die heeft geopenbaard, maar het is de wet des menschen, onze levenswet.

Daarin schuilt een universeele beteekenis der Wet, dat zij onze levenswet is, welke wij slechts kunnen schenden, gelijk wij die ook geschonden hebben, ten koste van ons leven.

Gods Verbond predikt onzen dood en Gods genade als de bronwel van ons tijdelijke en eeuwige leven. En zoozeer vindt het gebod aanraking in de werking der Wet in onze harten, dat zelfs de heidensche wijsbegeerte haar goddelijke autoriteit ontdekte en sprak van de goddelijke Wet.

Men kan zeggen, dat die Wet ons in het algemeen wederom in het werkverbond stelt, en dat is ook tot op zekere hoogte juist. Zij, die gaarne over de orde der schepping spreken in onderscheiding met de orde der verlossing, mogen dat in zeker opzicht — behoudens de gemeene gratie des Verbonds — wel doen.

Zeker, men kan het zoó zien, dat de Wet komt tot den mensch als staande in de orde der schepping, en aan de norm zijns levens herinnert. Dat doen alle nomisten tenslotte.

De Wet stelt ons onder de dienstbaarheid naar de orde der schepping en eischt gehoorzaamheid aan Gods wil.

Wij laten voor het oogenblik buiten beschouwing, dat de mensch niet bij machte is die gehoorzaamheid te bewijzen. Zoover hij bij machte wordt bevonden, is het Gods genade, die het hem geeft. Door de werking der algemeene genade kan de naensch tot zekeren graad uitwendige gehoorzaamheid bewijzen, n.l. in zijn handelingen kan hij zich aan de norm der Wet naar de letter houden en in het algemeen volgt het aardsche recht den regel der Wet: gij zult niet doodslaan, niet stelen, enz. Wat men verstaat onder de goede zeden, beantwoordt in het algemeen aan de Wet der Tien geboden, t.w. de tweede tafel. Zeer in het algemeen echter, want als wij aan overspel en echtscheiding denken, aan de opvattingen omtrent kuischheid, eerlijkheid, oprechtheid, trouw, dan is men verre van de innerlijke gerechtigheid der Wet verwijderd. Over de eerste tafel zwijgen wij dan nog maar. Hoe verre is het er van verwijderd, dat de God des Woords in het algemeen wordt erkend en geëerd ?

Waarheid is, dat het menschelijk leven onder de genade Gods in de orde der schepping staat, zij het dan als een gevallen mensch, dus zoo, dat die orde gebroken ligt en slechts door de genade wordt gedragen.

Maar daarin nu ligt juist de grond voor den algemeenen eisch om naar de norm der Wet te leven, zoodat zij grondslag der samenleving behoort te zijn en door allen als zoodanig erkend te worden.

Een algemeen geldige ethiek mag alleen daarvan uitgaan en zulk een ethiek is de eerste voorwaarde voor een gezonde samenleving.

In Gods Verbond is de grondslag voor een algemeen geldige zedekunde gegeven, die met recht dient geleerd en geëerd te worden, opdat de menschen ingetogen leven en de zonde getemperd worde. Wij hebben gehandeld over de krachten der ziel, over het verstand, het gevoelsleven en den wil, doch het voornaamste is de kennis der Wet. Het gansche leven in al zijn uitingen is onderworpen aan de normen der Wet van Gods Verbond. Daarom kan men veilig zeggen, dat de kennis van Gods Verbond die ons voor de norm van onze levensverhoudingen plaatst, van de hoogste en meest principieele beteekenis is. De kennis van Gods Verbond is de meest principieele en allesomvattende wetenschap, omdat daarin geopenbaard is, wie God jegens den mensch is, hoe. Hij van den mensch geëerd en gediend wil zijn, wie de mensch is voor God, welke zijn bestemming is en hoe God in Zijn genade met den mensch handelt.

Deze kennis geeft het antwoord op de meest fundamenteele vragen van ons bestaan en laat haar licht schijnen over het leven van den mensch in zijn aardsche bestaan en zijn eeuwige toekomst.

De goddelijke zedewet of Wet des Verbonds.

Van hoe groot gewicht de zedewet voor des menschen leven is, moge daaruit blijken, dat deze de Wet des Verbonds, de tafelen des Verbonds, het Verbond wordt genoemd.

Aangezien heel het leven gave des Verbonds is, zal een iegelijk naar den maatstaf des Verbonds worden geoordeeld. In de orde van het Verbond ligt voorts opgesloten, dat een ieder mensch in een geheel eigen betrekking tot dat Verbond staat, daaruit leeft en daaruit zal geoordeeld worden naar zijn daden in alle conditiën, waarin hij verkeert, omdat deze alle in het Verbond liggen.

De universeele betrekkingen des Verbonds nemen een persoonlijk karakter aan. En aangezien ieder onzer in verschihende betrekkingen staat tot God, zijn medemensch en de wereld, zal hij in die betrekkingen verbondmatig staan, omdat hij op geen enkele wijze buiten de gaven des Verbonds kan bestaan.

Dit geldt voor den koning, den minister, den ambtenaar, den rechter, den leeraar, den onderwijzer, den vader en de moeder, het kind, den landbouwer en den schoenmaker, voor allen.

Daar is geen andere ethiek voor den een of voor den ander, maar een iegelijk staat persoonlijk in velerlei relatiën, die als zedelijke betrekkingen des Verbonds hem zedelijk verantwoordelijk stellen tegenover den God des Verbonds. Daarom is de eene universeele en grondleggende betrekking de relatie tot God. In deze betrekking staan allen gelijk dienstbaar en onder den eisch der gehoorzaamheid aan de Wet des Verbonds. En het ligt voor de hand, dat de harmonie in alle verscheidenheid van personen en toestanden in de erkenning van haar gezag en haar orde is gelegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

HET VERBOND GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's