Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kinderdoop VERBOND EN DOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kinderdoop VERBOND EN DOOP

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KINDERDOOP VERBOND EN DOOP (35) 

Wormser is op z'n sterkst, hij staat op als een profeet onder het volk, om luide zijn stem te doen hooren, sprekende Gods Woord en Gods getuigenis (tot de Wét en de Getuigenis !), als hij het heeft over het genadeverbond, door God met Abraham en zijn zaad, in hunne geslachten, opgericht. Dan komt hij niet voor den dag met de verborgene dingen, die voor den Heere, onzen God, zijn, en niet voor ons — maar met de geopenbaarde dingen, die zijn voor ons en voor onze kinderen, om die te betrachten tot in eeuwigheid. (Deut. 29 vers 29). Waar anderen zich zoo druk maken over de vraag, wie wel de uitverkorenen zijn? 't welk de Heere, onze God, voor Zich Zelf houdt en niet aan ons ter beslissing overlaat, daar komt Wormser met het genadeverbond, dat God heeft opgericht en dat Hij houdt in de geslachten. En de nietuitverkorenen zullen dan als het kaf wel uitvallen door hun ongeloof. 

Natuurlijk is ook voor Wormser de vraag van de verhouding van: verkiezing en verbond belangrijk. Maar dat is niet een deur, die van voren opengaat voor ons, maar eerst van achteren ontsloten wordt, in den weg van het geloof en de bekeering eenerzijds, en in den weg van het ongeloof en de verharding anderzijds. 

Wat bij Wormser naar voren komt is: het genadeverbond, dat gaat over de geslachten. „Ik zal uw God zijn, en Ik zal de God van uw zaad zijn", zegt de Heere. (Gen. 17 vers 7).  Zoo is de Kerk, óók bij haar uitbreiding en ontwikkeling, naar Gods raad, onder de Nieuwe Bedeeling: voortdurend de draagster en bewaarster van het genadeverbond, van de belofte Gods voor ons èn onze kinderen, in de zich steeds opvolgende geslachten. Dat is niet door ons, maar dat is uit en door den God des Verbonds, om Hem tot eeuwige eere te zijn, en de vastigheid van Zijn Kerk op aarde. Het genadeverbond maakt dan geen onderscheid tusschen uitverkorenen en niet-uitverkorenen. „Ik zal Mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad te zijn tot een God". 

Zoo gaat de Kerk van geslacht tot geslacht voort, voortdurend de draagster en bewaarster zijnde van het verbond Gods en Zijne belofte — en Hij die het beloofd heeft, is getrouw, dat Hij het óók doen zal ! — en zoo is de gansche Kerk gerechtigd en genoodigd tot den Doop (Matth. 23 vers 37 ; Hand. 2 vers 38—41). 

„Maar" — zoo zegt Wormser — „het meerendeel der oude Kerk wilde den doop niet (God wilde wel, maar zij niet), omdat het zijn besnijdenis niet begreep, en omdat het in de verbondsbelofte niet geloofde

En toen werden, volgens de beloften, die herhaaldelijk aan de Kerk onder de Oude Bedeeling gedaan zijn en ook door haar in gebed en lofzang gedurig vermeld zijn, ook van de heidenen genoodigd tot de Kerk, van welke Israël steeds de wortel blijft (Rom. 11 vers 17, 18) ; en ze werden toegebracht door den doop. 

Het is dus altoos de Kerk, die de beloften heeft. Het is altoos de Kerk, die Christus, in Wien alle beloften ja en amen zijn, bezit. En door geloof eenerzijds en ongeloof anderzijds komt de vervulling in Christus over ons en onze kinderen, óf wijkt van ons. Alleen door een gelovig lid te zijn van de Kerk, heeft men deel aan Christus en de belofte des verbonds, die aan de geheele Kerk geschonken zijn".  Wormser gaat dan over tot een nieuw hoofdstuk, dat hierbij aansluit, en waarboven hij zet : „Door den doop Jezus Christus ingelijfd". 

Want de Kerk is de draagster van de openbaring en van de beloften Gods. Zóó juicht de Kerk ook, inlevend in de volheid des tijds: „Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst". En in dien Christus kan en mag en wil zij zich uitbreiden onder de volkeren, om zich te vestigen in de harten van zondaren.  Zoo brengen deze toegebrachte menschen de Kerk niet voort, maar de Kerk is de moeder der geloovigen, die haar kinderen voortbrengt. 

En toegebracht te worden tot de Kerk, is toegebracht te worden tot de Kerk, die met God in een eeuwig verbond der genade staat. Ze worden toegebracht tot de Kerk, die Christus en al de beloften bezit : tot de Kerk, in welke de Heilige Geest woont en werkt. En die het einde van haar geloof zeker bereikt, zonder geschaad te worden door het ongeloof van millioenen in haar midden, welke als het kaf zullen wegvallen en vergaan". 

„Toegebracht te worden tot de Kerk, is ingelijfd en lid te worden van de Kerk met alles wat zij bezit. En — Christus, het Kind, de Zoon, die haar geboren is („Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven"), is haar voornaamste bezitting".  „De Kerk, opgevat in haar wezenlijke kracht als een instelling van God, is het lichaam van Christus ; en een inlijving in haar is dus een inlijving in Hem". 

,,Daarom", zoo zegt Wormser, die hier weer in zijn kracht is, getuigende van de hoogte en diepte, de lengte en de breedte van het genadeverbond Gods in de geslachten, „Daarom, bidt de Gereformeerde Kerk, wanneer zij gereed staat haar kinderen te doopen: „Wij bidden U, door Uw grondelooze barmhartigheid; dat Gij deze kinderen genadiglijk wilt aanzien, en door Uw Heiligen Geest, Uw Zoon Jezus Christus inlijven, opdat zij met Hem in Zijn dood begraven worden, en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven'. 

De Kerk is in het bezit van Christus, haar gegeven; en de Kerk is tevens het lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is en de geloovigen de leden, waarbij zich levende en doode leden straks zullen openbaren, gelijk er levende en doode ranken zijn in den Waren Wijnstok.  De Kerk, het lichaam van Christus, in het bezit zijnde van Christus, Die haar gegeven is, is óók de tempel van den Heiligen Geest, Die in haar woont. Die haar regeert en haar leidt.  „De Kerk met al haar bezit en al haar instellingen, óók die van den doop, staat onder de leiding van den Heiligen Geest, en daarom is het de Heilige Geest, Die, door de hand des leeraars, het kind doopt en alzoo opneemt in Zijn Kerk en het inlijft in Christus".  Daarom wordt gebeden door de Kerk van Christus bij het doopen van haar kinderen, die kinderen des verbonds zijn. 

,,Want het eeuwige verbond der genade, waarin de Kerk met God staat, komt — gelijk we in de belofte, aan Abraham gedaan, gezien hebben — niet van den mensch tot God, maar van God tot den mensch. Daarom is het de Heilige Geest, Die doopt, Die Christus' instelling handhaaft. Die het kind opneemt in Zijn Kerk met al haar ontvangene genade".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Kinderdoop VERBOND EN DOOP

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's