Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De apostel onderwijst Petrus, dat de rechtvaardiging alleen geschiedt uit het geloof : niet uit de werken, vers 15—21. (IV). Vervolg vers 16.

HOOFDSTUK II.

Opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof, en niet uit de werken der wet. Al deze woorden moet men met nadruk lezen, daar zij van groote beteekenis zijn. Gelijk ik reeds gezegd heb, spreekt Paulus hier niet zoozeer over de ceremonieele wetten, dan wel over de gansche Wet. Want de ceremonieele wet was even goddelijk als die der zeden; ook waren de besnijdenis, de instelling van het priesterschap, de eeredienst en de plechtige gebruiken even goddelijk als de Wet der Tien Geboden.

Doch nadat Christus geopenbaard is, zijn de ceremonieele wetten doodelijk. En zonder het geloof in Christus, is ook de Wet der Tien Geboden doodelijk. Verder kunnen we zeggen, dat geen wet in onze consciëntie heerschappij mag hebben, dan alleen de wet des Geestes des levens, door welke wij in Christus bevrijd zijn van de letter der Wet en van de wet der zonde en des doods.

Zulks is niet het geval, omdat de Wet op zichzelf slechts is, maar omdat zij het vermogen mist om te kunnen rechtvaardigen, wijl zij juist een tegenovergestelde uitwerking heeft.

Het is dus een verheven en groote zaak, een God te hebben, die verzoend is. Derhalve is er een heel andere middelaar noodig, dan Mozes of de Wet was. Ook onze wil en een zekere genade, die men liefde tot God noemt, kunnen niet dienen. Hier behoeft de mensch zelf niets te doen ; hij heeft slechts te ontvangen, namelijk den schat, welke Christus is, en welke het hart door het geloof aangrijpt, al voelen we ons nog zoo overladen met zonde.

Deze woorden van Paulus zijn dus wel van groot belang ; ze zijn niet ijdel of overbodig, gelijk de Sophisten meenen.

......... daarom, omdat uit de werken der Wet geen vleesch zal gerechtvaardigd worden. „Geen vleesch" is een uitdrukking, die ook in het Hebreeuwsch meer voorkomt. Met ,,vleesch" wil Paulus geen grove zonden aanduiden ; maar een en ander beteekent bij hem : de hoogste gerechtigheid, wijsheid, eeredienst, religie, verstand en wil, voor zoover die in den natuurlijken mensch aanwezig zijn of door hem betracht worden.

Hoe wijs en rechtvaardig een mensch op grond der natuurlijke rede of krachtens de Wet Gods ook zijn moge, — toch wordt hij door zijn eigen werken, verdiensten, missen, benevens door zijn eigen hoogste gerechtigheid en vroomheid, niet gerechtvaardigd.

Geen monnik wordt gerechtvaardigd door zijn orde ; geen non door haar kuischheid ; geen burger door zijn rechtschapenheid ; geen vorst door zijn weldoen, enz.

Alleen het geloof rechtvaardigt.

Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelven zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde ? Vers 17.

Wanneer het waar is, dat wij in Christus gerechtvaardigd worden, dan is het onmogelijk, dat wij zondaars zijn of door de Wet worden gerechtvaardigd. En omgekeerd : wanneer wij niet in Christus gerechtvaardigd worden, maar door de Wet en de werken, dan is het onmogelijk, dat wij in Christus worden gerechtvaardigd. Een van beide kan maar waar zijn. We worden of niet door Christus, óf niet door de Wet gerechtvaardigd. Wij worden echter door Christus gerechtvaardigd, en niet door de Wet.

Het is, als wil Paulus zeggen : wanneer wij zoeken in Christus gerechtvaardigd te worden, en wij, na gerechtvaardigd te zijn, nog zondaren bevonden worden, die de Wet noodig hebben, om ons te rechtvaardigen, en wanneer dus de onderhouding der Wet vereischt is voor de rechtvaardigmaking, zoodat degenen, die in Christus gerechtvaardigd zijn, niet voor rechtvaardig gehouden worden, maar alsnog de Wet noodig hebben, — dan is Christus niet anders dan een Wetgever en een dienaar der zonde. Op deze wijze zou iemand, die in Christus gerechtvaardigd en geheiligd is, dat niet werkelijk zijn, maar nog de gerechtigheid en heiligheid der Wet van noode hebben.

Maar zoo is het niet. In Christus zijn wij wel degelijk gerechtvaardigd en geheiligd, wijl de waarheid van het Evangelie leert, dat een mensch niet door de Wet, maar in Christus gerechtvaardigd wordt. Uit de redeneering van de valsche apostelen zou volgen, dat zij, die in Christus gerechtvaardigd zijn, niet als zoodanig gerekend worden, Christus is dan ook geen rechtvaardigmaker, maar een dienaar der zonde

Met deze bewoordingen klaagt Paulus de valsche apostelen en alle werkers van eigen gerechtigheid wel zeer hevig aan. Hij zegt namelijk, dat zij alles verdraaien, door uit de Wet de genade, en uit de genade de Wet te distilleeren, en uit Mozes Christus, en uit Christus Mozes. Want zij leeren, dat na Christus en de door Hem aangebrachte gerechtigheid de inachtneming van de Wet alsnog noodig is, wil men ten minste gerechtvaardigd worden. Zoo wordt door een niet te verdragen verdraaiing der dingen de Wet tot Christus gemaakt, omdat men aan de Wet toeschrijft, wat alleen Christus toekomt.

Wanneer gij de werken der Wet in acht neemt, zoo zeggen de valsche apostelen, dan zult ge gerechtvaardigd worden ; doet ge dat niet, dan zult ge ook niet gerechtvaardigd worden : hoe ge ook in Christus gelooven moogt.

Indien het dus waar was, dat Christus niet rechtvaardigt, maar een dienaar der zonde is, gelijk noodwendig uit de leer der valsche apostelen volgt, dan zou Christus niets meer dan een wet zijn, aangezien Hij dan alleen maar leeren zou, dat wij zondaars zijn, wat wij reeds weten uit de Wet.

Door aan geboden Gods en de Wet toe te kennen wat uitsluitend Christus toekomt, verloochent men Hem, en vernietigt men het geloof. Want Christus is de Rechtvaardiger en de Verzoener der zonden. Ken ik deze zaken aan de Wet toe, dan is de Wet mijn rechtvaardigmaker, terwijl de Wet dan ook tot Christus wordt. En zoo verliest Christus totaal Zijn Naam, Zijn ambt en Zijn eer, en wordt Hij niets anders dan een dienaar der Wet, die de zondaren beschuldigt en verschrikt, en hen zendt naar een ander, bij wien zij rechtvaardiging kunnen verkrijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's