Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERBOND GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERBOND GODS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bediening des Verbonds.

XXI

Bediening des Verbonds.

Het Evangelie, gewoonlijk als de blijde of de goede boodschap vertaald, is eigenlijk de groote belofte Gods, zooals die in den Christus in vervulling is gegaan en aan allen zal vervuld worden, die daartoe geordineerd zijn. (Efeze 1 : 11). In die eene belofte worden alle beloften Gods, zoovele als er zijn, bevestigd en vastgemaakt. Aan den Christus heeft de Heere de bediening van het Verbond der beloften toebetrouwd, alzoo Hij is de eenige Hoogepriester, de hoogste Profeet en de eeuwige Koning. In dat Verbond worden die beloften Gods verwerkelijkt naar de ordeningen, welke God heeft besteld.

De hoogste orde is de orde der vervulling in Christus, het vleeschgeworden Woord. Hij is de Eersteling (1 Cor. 15 : 23), daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. Zoo zijn de ordeningen Gods in Zijn hand gesteld, gelijk Hij betuigt: „Mij is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde''. Hij is verheven aan de rechterhand Gods, de Koning der koningen en de Koning Zijner kerk.

De kerk in haar geestelijke werkelijkheid wordt door Christus vergaderd naar de orde der goddelijke verkiezing, die wij niet kennen. De openbaring der kerk op aarde, wijst ons echter op een aardsche orde, waarvan de Heere Zich bedienen wil tot de vergadering van Zijn volk en tot de vervulling van Zijn Raad aangaande de wereld.

Nadrukkelijk heeft de Heere den Dienst des Woords bevolen (Matth. 28 : 9) en door Zijn apostelen de orde en regeering der kerk besteld. De kerk op aarde verscheen alzoo als een aardsche orde voor de bediening des Verbonds, waarvan Christus het Hoofd en de Middelaar is.

Deze bediening nu draagt tweeërlei karakter. Vooreerst brengt zij de kennis van God en van Zijn Verbond onder de menschen. Gelijk de Heere in oude tijden Israël heeft afgezonderd, opdat Hij gekend zou worden, zoo bedient Hij zich van de kerk, die over de gansche aarde verspreid wordt, opdat Hij gekend wordt naar alles wat Hij in Zijn groote genade heeft voorgenomen, vervuld heeft en volbrengen zal. Ook in de bediening des Woords tot kennis der menschen, is reeds vervulling des Verbonds, want immers het Woord zal doen alles, waartoe het gezonden is. En zoo komen wij tot het tweede : de werking des Woords in de wereld. Het Woord Gods is een tweesnijdend scherp zwaard. Het is nimmer krachteloos, want het heeft een goddelijken Dienst te verrichten in de vervulling van den eeuwigen Raad Gods. De werking des Woords is zeer verschillend, gelijk het ook verschillend ontvangen wordt, zooals ons in de gelijkenis van den zaaier wordt voorgesteld. Evenals de Wet, die ons ten leven gegeven is, ons ten doode is geworden, zoo kan ook 't Woord des Evangelies ons tot een oordeel worden.

Daar is een hooren des Woords tot afkeer, vijandschap en tot verharding, maar ook tot verlichting des verstands, tot bekeering en leven uit de kracht van Christus' opstanding. Dit alles geschiedt niet bij geval, maar onder de voorzienige leiding Gods. Nochtans heeft de Heere geboden Zijn Evangelie te prediken en der gemeente het werk der genade in Christus Jezus voor, te stellen, opdat Hij vergadere die Hem van den Vader gegeven zijn. Daartoe laat Hij de prediking vergezeld gaan van de werking Zijns Heiligen Geestes. Zoo is het de Christus zelf, die door Zijn Woord en Geest de heilige bediening bezorgt, stuurt en leidt en aan haar goddelijke bestemming brengt. Dit alles echter is verborgen voor ons oog. In hetgeen voor oogen is, werkt de Heere Zijn werk naar Zijn heilig voornemen op een vrijmachtige wijze, welke ons verstand te boven gaat.

De kerk echter heeft het Woord te bewaren en het Evangelie trouw te belijden, gelijk de Heere dat door Zijn Geest leert verstaan. Het leven der kerk toch is het leven van Christus' lichaam. Het ontspringt uit de levende Bron, welke de Heere in Christus bereid heeft. De gemeente des Heeren leeft niet alleen bij het Verbond, maar uit het Verbond Gods. Het Verbond wordt aan de kerk in al zijn betrekkingen vervuld. Gods kind deelt niet alleen gedurende al den tijd zijner inwoning op aarde in de algemeene zegeningen des Verbonds, het weet zich ook deelgenoot van de genadegaven dergenen, die den Heere vreezen, en een erfgenaam des eeuwigen levens.

Doch, hoewel Gods kind uit de genoemde betrekkingen des Verbonds leeft, blijft nochtans de verscheidenheid van gaven. In de wereld is verschil van gave, staat en positie, doch ook in de kerk is dat het geval, al verklaart de Schrift, dat zij niet vele machtigen en rijken telt. In de wereld zijn begaafden en weinig begaafden, maar ook in de kerk is dat zoo. Het zijn niet allen profeten en apostelen en ook de profeten en apostelen zijn niet allen gelijk. Zoo is het ook buiten den kring der apostelen en profeten. Daar zijn mannen als Augustinus, Luther, Calvijn, en daar zijn er, wier namen in de geschiedenis der kerk op aarde niet worden genoemd, hoewel die zijn opgeteekend in het boek des levens.

De groote verscheidenheid, welke in alle werken Gods kan worden opgemerkt, is ook eigen aan het werk Zijner genade in Christus Jezus.

Aangezien al deze dingen door Gods Voorzienigheid worden verzorgd, wijzen die gaven op zoovele daden Gods aan de menschen en derhalve op zoovele betrekkingen in de verschillende sferen van Zijn Verbond.

Gewoonlijk onderscheid men het terrein der gemeene gratie of algemeene genade en dat der bijzondere genade. Tot het eerste wordt dan het algemeene levensterrein gerekend, terwijl het kerkelijk leven aan de bijzondere genade wordt toegekend.

Het ligt echter voor de hand, dat men wel kan beweren, dat de kerk haar oorsprong vindt in de bijzondere genade Gods, maar dat men geenszins de grenzen van de werkingen der gemeene gratie en der bijzondere genade kan afpalen. De gaven der gemeene gratie komen zoowel ten goede aan de kerk, als die der bijzondere genade ook niet zonder invloed op het leven in het algemeen blijven.

Ook in het kerkelijk leven toch moet men weer onderscheid maken tusschen tweeërlei genadewerking, die als algemeen en bijzonder kunnen worden onderscheiden, gelijk Calvijn dat doet, n.l. een werking tot verlichting des verstands en de werking der wedergeboorte. Hij spreekt in dit verband van tweeërlei geloof of religie. Men zou kunnen spreken van tweeërlei geloofskennis, van welke de eerste ziet op God den Schepper en Onderhouder, terwijl de tweede zich uitstrekt tot de kennis van God den Verlosser en Vader in Christus Jezus.

Deze onderscheidingen kunnen ons echter niet dienen om de menschen in loketten te rangschikken. Zeer in het algemeen kan men kerk en wereld onderscheiden, zijnde de kerk een vergadering der geloovigen in algemeenen en bijzonderen zin, terwijl het niet onzeker is, dat hetgeen buiten de gemeenschap der kerken leeft, uit de gemeene gratie leeft. Wanneer het echter aan den persoon komt, zij men voorzichtig, want het is zeer wel mogelijk, dat iemand in de wereld en buiten alle kerkelijk verband leeft, terwijl hij later in de gemeente des Heeren wordt geteid, en omgekeerd kunnen er thans in de kerk worden gevonden, die na verloop van tijd de kerk verlaten, omdat zij de wereld liefhebben.

Zoo zij men er ook op bedacht in de kerk geen scheiding te maken tusschen historisch geloovigen en uitverkorenen, al ziet het geloof, dat er zulk een onderscheiding is naar de werking der genade.

Wij menschen kunnen slechts naar het uitwendige oordeelen, maar de Heere kent de Zijnen.

De genoemde onderscheidingen worden slechts door het geloof gekend en hebben als zoodanig een Schriftuurlijken grond. Het geloof ontdekt, dat er verschillende werkingen der genade zijn. Daarom kent het geloof onderscheid tusschen kerk en wereld, gelijk het binnen het kerkelijke leven weer weet van tweeërlei geloof, algemeen verstandelijk en geestelijk.

Op die wijze kan men spreken van ongeloof, verstandelijk geloof en geestelijk geloof. Of naar de werking der goddelijke genade: gemeene gratie, welke nochtans buiten de genade des geloofs kan omgaan ; vervolgens de gave der verlichting, die tot zekere algemeene geloofswerkingen leidt, en ten slotte de geheel bijzondere genade of de genade van het kindschap Gods in Christus Jezus.

Hoewel deze verschillende werkingen der genade door het geloof worden onderscheiden, hebben wij ons toch te wachten om over de menschen afzonderlijk te oordeelen, omdat ons het oordeel niet is gegeven, dat Gode alleen toekomt. Het is wel zoo, dat de boom aan zijn vrucht wordt gekend. De Heilige Schrift wijst ons dan ook op de werken des vleesches en de werken des Geestes. (Galaten 5 : 16—26).

De apostel vermaant de gemeente van Galatië tot kerkelijke tucht. In de eerste plaats doet hij een beroep op de leden der gemeente persoonlijk. Hij wil, dat zij zich zelf onderzoeken en dat een iegelijk zijn eigen werk beproeve naar den maatstaf, door hem aangewezen. (Vgl. Gal. 6:1, vervolgens). Hij legt alzoo den nadruk op het persoonlijke leven. Zelfkennis maakt zachtmoedig jegens den naaste. Hij wil niet, dat men elkander bijt en vereet, opdat zij niet verteerd worden (Gal. 5 : 15), maar dat men wandele naar den regel des geloofs in Christus Jezus.

Hoewel deze verschillende werkingen der genade door het geloof worden onderscheiden, hebben wij ons toch te wachten om over de menschen afzonderlijk te oordeelen, omdat ons het oordeel niet is gegeven, dat Gode alleen toekomt. Het is wel zoo, dat de boom aan zijn vrucht wordt gekend. De Heilige Schrift wijst ons dan ook op de werken des vleesches en de werken des Geestes. (Galaten 5 : 16—26).

De apostel vermaant de gemeente van Galatië tot kerkelijke tucht. In de eerste plaats doet hij een beroep op de leden der gemeente persoonlijk. Hij wil, dat zij zich zelf onderzoeken en dat een iegelijk zijn eigen werk beproeve naar den maatstaf, door hem aangewezen. (Vgl. Gal. 6 : 1 , vervolgens). Hij legt alzoo den nadruk op het persoonlijke leven. Zelfkennis maakt zachtmoedig jegens den naaste. Hij wil niet, dat men elkander bijt en vereet, opdat zij niet verteerd worden (Gal. 5 : 15), maar dat men wandele naar den regel des geloofs in Christus Jezus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

HET VERBOND GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's