Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Noorwegen

Het is maar goed, dat de Britsche pers haar lezers tegen gevaarlijk optimisme gewaarschuwd had. Nauwelijks immers was het Engelsche publiek eenigermate vertrouwd geraakt met de gedachte, dat de operaties in Noorwegen minder-voorspoedig verliepen dan men aanvankelijk had voorspeld, of latere berichten bewezen dat er zelfs van tegenspoed moest worden gesproken. De geallieerden bleken hun posities in Zd.-Noorwegen niet te kunnen handhaven en trokken hun troepen terug. Zulk een duidelijk zichtbare tegenslag maakt uiteraard grooten indruk op de Engelschen. En waar openbare critiek een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van de Britsche democratie, heeft men zijn misnoegen over dezen gang van zaken niet onder stoelen of banken gestoken. Er is vrijwel geen Engelsch blad of 't maakt aanmerking op de regeering-Chamberlain, die voor het mislukken der expeditie aansprakelijk wordt gesteld. Lloyd George is in zijn critiek al zeer stekelig. Volgens een door hem in de „Sunday Picturial" gepubliceerd artikel, heeft Engeland in Noorwegen niet minder dan een fiasco geleden. Een fiasco, dat uit „het eindeloos geknoei" der laatste maanden wel voort moest vloeien. Toen het Derde Rijk zijn luchtmacht ging uitbreiden — aldus de gedachtengang van L. G. — heeft Engeland nagelaten om tegenmaatregelen te nemen. Daarna garandeerde het Tsjecho-Slowakije en Polen, zonder in staat te zijn deze garanties na te komen, en toen contact werd gezocht met Moskou, vaardigde Londen een onbelangrijke figuur af, die bij de Russische diplomaten dan ook nul op het request kreeg.

Deze verwijten zijn niet nieuw. Men heeft ze in de gespannen periode, welke aan den oorlog voorafging, herhaaldelijk door de oppositie kunnen hooren bezigen. Maar dat ze midden in den oorlogstijd, door iemand van de standing van Lloyd George, zoo opvallend naar voren kunnen worden gebracht, werpt op de Britsche verhoudingen wel een duidelijk licht. De Londensche Staatslieden kunnen tegen een stootje. Ze zouden het beslist onplezierig vinden, wanneer er niemand was, die hen openlijk critiseerde. Bewoners van een land, waar iemand, die zich een aardigheidje over den neus van een der leiders veroorlooft, met concentratiekamp bedreigd wordt en een klacht, over onbillijke behandeling door een distributie-ambtenaar, als staatsgevaarlijk misdrijf wordt beschouwd, moeten in Lloyd George's artikel wel ongeveer het voorspel van een revolutie zien. Vooral, wanneer ze de woorden van den Britschen Staatsman doorgegeven krijgen in den vorm, welke de Duitsche berichtendienst daarvoor pleegt te kiezen. Of het van den Engelschen Staatsman verstandig is om den vijand zulk een vet propaganda-brokje in handen te spelen, weten we niet. Maar vast staat, dat de critiek van L. G. en van de vele andere meer-gematigde critici, de regeering-Chamberlain minder kwaad doet, dan men, als buitenstaander geneigd is te veronderstellen. Wanneer een militaire expeditie, geheel of gedeeltelijk, mislukt, is vrij eenvoudig vast te stellen : de vijand was u te sterk of te vlug af. Het aangeven van een andere tactiek, welke meer succes oplevert, is een heel wat ingewikkelder opgave. Lloyd George bepleit nu drastische wijzigingen in de organisatie en de leden der oorlogsleiding. De regeering heeft bereids aangekondigd, dat Winston Churchill grooteren invloed op de oorlogsleiding zal worden toegekend. Maar die toezegging lijkt ons meer een hoffelijk gebaar jegens de critici, dan een beteekenisvolle wijziging.

De oppositie, welke Dinsdag in het Lagerhuis aan het woord kwam, bleek door dezen maatregel dan ook allerminst tevreden gesteld. Zij drong aan op instelling van een klein oorlogskabinet, dat niet met departementalen arbeid zou worden belast. Chamberlain wilde daar echter niet aan.

Intusschen heeft ook de Britsche premier niet verdoezeld, dat Engeland, door den gang van zaken in Noorwegen, prestige-verlies werd toegebracht. De geallieerden zouden echter tot de gevaarlijke bezetting van Dronjheim zijn overgegaan, na sterken aandrang van den Noorschen Opperbevelhebber. Hadden de geallieerden zich tot de bezetting van Narvik beperkt — aldus ongeveer Chamberlain — dan zouden ze daarmede den schijn op zich geladen hebben, alsof het hun uitsluitend om het Zweedsche erts te doen was. Bijster sterk lijkt ons deze verdediging van de gevolgde tactiek niet. De Noren zijn er weinig mee gebaat of de Engelschen al hun schijn redden, wanneer ze overigens niet afdoende worden geholpen. En de geallieerden hebben toch ook wel eens eerder een schijn van lijdelijkheid geriskeerd, wanneer ze meenden dat directe steun aan een bondgenoot te groot risico met zich bracht ? Een andere houding kan men in oorlogstijd ook nauwelijks anders verwachten. Dan wordt niet naar blijken van goeden wil gevraagd, doch naar doorslaande bewijzen van moed en kracht !

Of de geallieerden, door hun operaties in Zuiden midden-Noorwegen in militaire kracht evenveel geleden hebben, als aan prestige, is overigens nog geenszins bewezen. De Britsche vloot zijn door het Duitsche luchtwapen weliswaar zware klappen toegebracht. Klappen al weer, welke het Britsche prestige een stevigen deuk bezorgden. Maar het verlies dat de Duitsche vloot de eerste dagen te incasseeren kreeg moet, althans relatief, van veel grooter en reëeler beteekenis worden geacht. Met één succesvolle operatie elders heeft Engeland zijn prestige weer hersteld. Maar in zoo'n korten tijd valt het verlies aan slag- en transportschepen niet weer goed te maken. Het ziet er echter niet naar uit, dat Engeland in Noorwegen spoedig lauweren zal oogsten. De strijd trekt zich nu samen om Narvik. De daar neergestreken Duitschers worden door de geallieerden steeds nauwer omsingeld. Ook de Noren trekken nu Noordwaarts. Maar de Duitschers volgen dit voorbeeld en zullen zeker alles in het werk stellen om te voorkomen dat de Noorsche en geallieerde troepen contact met elkaar krijgen.

Engeland werd bij zijn vloot-operaties in Noorwegen ook niet weinig gehandicapt door Italië. O zeker : Rome is nog neutraal. Maar waar het door dreigementen de positie der geallieerden kan bemoeilijken, laat het dit niet na. Zoo maakte de houding van Mussolini het nu weer noodzakelijk een deel der Britsche vloot naar de Middellandsche Zee te dirigeeren. Of het daar nu werkelijk tot een treffen zal komen ? Vanuit Amerikaansche diplomatieke kringen, die nog onlangs contact hadden met Rome, werd te kennen gegeven dat Italië voorloopig blijkbaar nog geen plan had om in den oorlog te gaan. Maar er zijn andere berichten, welke het tegendeel doen vermoeden. Op het oogenblik dat we dit schrijven, wordt Zuid-Slavië als eerste oorlogsdoel van Italië genoemd. Vanuit Albanië (Mussolini's jongste aanwinst) zou een aanval worden voorbereid. Wanneer dit gerucht niet meer mocht zijn dan een gerucht, dan levert de situatie in den Oosthoek van de Middellandsche Zee echter reeds voldoende reden om, met onzen Regeeringspersdienst, te spreken van „toegenomen onzekerheid in den internationalen toestand".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's