Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitzinnigheid der Galaten, vers 1—5

Hoofdstuk III

Wie heeft u betooverd 7 Vervolg vers 1

Hier verontschuldigt Paulus de Galaten, door de schuld hunner betoovering aan de valsche apostelen toe te kennen.

Het is als wil hij zeggen : ik bemerk, dat gijlieden niet uit uzelf of met uitgesproken vijandige bedoelingen gevallen zijt. Doch de duivel heeft onder u, die mijn geliefde kinderen zijt, toovenaars gezonden, te weten de valsche apostelen. En deze hebben u met de leer der Wet zoo betooverd, dat ge thans een andere opvatting omtrent Christus hebt dan voorheen, toen gij mij het Evangelie hoorde verkondigen en prediken. Wij geven ons echter moeite, om u door onze vermaningen en ons schrijven van de betoovering, waarin de valsche apostelen u gebracht hebben, te bevrijden.

Zoo moeten ook wij heden ten dage met het Woord Gods ons te weer stellen tegen de dwaze meeningen van wederdoopers en andere secten, opdat het ons moge gelukken, om degenen, die door hen gevangen zijn, weer te bevrijden en te brengen tot de zuivere leer des geloofs.

Deze onze arbeid is niet tevergeefsch, want velen, die betooverd waren, zijn door ons weer teruggebracht op den rechten weg, en van hun betoovering bevrijd, waaruit zij door eigen kracht nimmer hadden kunnen verlost worden. Dat kon alleen, wanneer wij hen waarschuwden en weer bepaalden bij het Woord van God.

Gelijk het voor een mensch onmogelijk is om uit een zinsbegoocheling door eigen vermogens verlost te worden, zoo is het evenzeer onmogelijk, dat zij, die „geestelijk" betooverd zijn, zich uit eigen kracht bevrijden. Dat kan alleen door hen, die niet in een dergelijke betoovering bevangen zijn.

De overtuiging van hen, die door Satans begoocheling verstrikt zijn, is zoo sterk, dat zij bij hoog en bij laag zweren, de waarheid aan hun zijde te hebben. Het is er in ieder geval ver vandaan, dat zij zouden bekennen, te dwalen.

En wanneer wij vooral bij de stichters der secten met plaatsen uit de Heilige Schrift aankomen, en hen willen overtuigen, dan sorteert dat geenerlei effect, omdat zij terstond zoogenaamde toelichtingen bij de hand hebben, die de Heilige Schrift echter verdraaien. Derhalve worden dezulken door onze vermaningen echter nief beter; veeleer worden zij er door verhard.

Indien het in deze dagen niet door mijzelf ervaren was, dan zou ik nooit geloofd hebben, dat de macht van den duivel zóó groot is, dat hij zelfs in staat is, om aan leugens een schijn van waarheid te geven. En voorts zou ik nooit hebben kunnen gelooven, wat nog verschrikkelijker is, dat de duivel, wanneer hij verslagen zielen door al te groote neerslachtigheid ten doode toe wil kwellen, zich zóó precies in de gedaante van Christus kan voordoen, dat het onmogelijk is, zulks te onderkennen.

Dit is de oorzaak, dat velen, die dit niet weten tot wanhoop komen, en in vertwijfeling de hand aan zichzelf slaan. Dezulken zijn namelijk door den duivel zóó verblind, dat zij in de stellige overtuiging verkeeren, door Christus zelf verzocht en aangeklaagd te worden, terwijl zulks in werkelijkheid door den Satan geschiedt.

Wijl dus de duivel op duizenderlei wijze kan schaden, en in staat is, u een leugen voor onomstootelijke waarheid te doen houden, daar past het ons, niet hoogmoedig te zijn; veeleer past het ons, in vreeze en deemoed te wandelen, en Christus aan te roepen als onzen Heer, Laten wij bidden, dat Hij ons niet in verzoeking brenge. Sommige menschen, die een beetje te vlug van stapel loopen, meenen, wanneer zij het Evangelie slechts één- of tweemaal gehoord hebben, dat zij den Geest in meerdere mate ontvangen hebben dan anderen. Dezulken loopen echter vast, omdat zij in den grond van de zaak God niet vreezen, en Hem niet recht danken. Weliswaar meenen zij, dat ze de leer der godzaligheid voortreffelijk kennen en verdedigen; ook denken zij, in een heftigen strijd tegen Satan te kunnen stand houden. Doch zulke menschen zijn zeer geschikte instrumenten, die door den duivel spoedig betooverd en tot wanhoop kunnen gebracht worden.

Gij daarentegen, — gijlieden zegt niet : ik ben volmaakt, en kan niet vallen. Integendeel. Gij vernedert u, en vreest, opdat ge niet morgen valle, na vandaag te zijn staande gebleven.

Ik, Luther, ben doctor in de theologie. Reeds gedurende jaren heb ik Christus gepredikt, en in de valsche leeraars tegen den duivel gestreden. Doch ik heb wel ervaren, welk een moeite en inspanning mij een en ander gekost heeft.

Ik kan namelijk den Satan niet zóó verdrijven, als ik gaarne wilde. Ook kan ik Christus niet zóó aangrijpen, als de Schrift mij Hem voorhoudt. Steeds weer wil de duivel mij een valschen Christus opdringen. Doch Gode zij gedankt, die ons in Zijn Woord, in het geloof en in het gebed de wetenschap bijbrengt, dat wij in ootmoed en vreeze voor Zijn aangezicht wandelen moeten ; en dat wij niet prat mogen gaan op ónze wijsheid, ónze gerechtigheid, ónze geleerdheid en ónze standvastigheid, doch ons betrouwen behooren te stellen op de kracht van Christus, die machtig is, wanneer wij zwak zijn, en die door onze zwakheid steeds overwint en triumpheert. Hem zij de eer in eeuwigheid. Amen.

De betoovering, waarvan hier sprake is, is dus niets anders dan een door Satan teweeggebrachte uitzinnigheid, welke gedachten in het hart doet postvatten, die tegen Christus strijden. Betooverd zijn dus lieden, die de overtuiging zijn toegedaan, dat zij door de werken der Wet of door de vervulling van menschelijke inzettingen gerechtvaardigd kunnen worden. Want een dergelijke opvatting verdraagt zich ten eenenmale niet met het geloof en met Christus.

Paulus gebruikt hier het woord „betooverd", om uiting te geven aan den; haat, welke hij heeft tegen de valsche apostelen, die sterk op de Wet en haar betrachting aandrongen.

Het is als wil de apostel zeggen : wat is dat nu voor een Satanische betoovering!

.......dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn.

Aanvankelijk hadden de Galaten de waarheid gehoord, en waren zij gehoorzaam geweest. Thans zijn zij echter van de waarheid afgevallen, en hebben zij haar den rug toegekeerd.

De woorden : „wie heeft u betooverd ? " klinken harder, dan wanneer Paulus gezegd had: gij gelooft de waarheid niet. Het is als wil de apostel zeggen: gijlieden zijt uitzinnig geworden : eerst waart gij het niet; de betoovering heeft u zoodanig bevangen, dat gij der waarheid niet gehoorzamen kunt; ik vrees, dat velen uwer niet meer tot de waarheid zullen terugkeeren........

Aangaande de gerechtigheid, die uit de Wet is, als ook omtrent die, welke wij zelf zoeken, hoort ge hier de duidelijke verklaring, dat zij de menschen dusdanig betoovert, dat zij der waarheid niet meer gehoorzamen kunnen. gehoorzamen kunnen. 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's