Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DAG DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DAG DES HEEREN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

De zevende bazuin staat afzonderlijk. Johannes zag een anderen sterken engel. Een bijzondere figuur, de engel die belast is met de zevende .bazuin. (Zie Hfdst. 10). Hij kwam af van den hemel en was bekleed met een wolk. Daarin ziet men gewoonlijk een teeken des gerichts. (Ex. 19 : 16. Ps. 97 : 2). Een regenboog was boven zijn hoofd. Dat is het teeken van Noach, de gedachtenis aan het Verbond, een teeken van trouw en genade. Zijn aangezicht was als de zon, en zijn vee een waren als pilaren van vuur. Hij is een engel des lichts en der gerechtigheid.

Deze engel heeft een boekje in de hand, dat geopend was. Hij komt dus met openbaring omtrent het gericht. Hij zet zijn rechtervoet op de zee, en den linker op de aarde. De inhoud van het boekje betreft de gansche wereld.

Dan verkondigt hij met groote stem, gelijkerwijs een leeuw brult en als hij geroepen heeft, spreken de zeven donderslagen hun stemmen. De zevende bazuin gaat in zeven donderslagen uiteen. Dit zijn de gerichten Gods. Zij werden uitgesproken en Johannes wilde opschrijven, wat hij gehoord had, doch daar kwam een bevel uit den hemel om dat niet te doen. „En de engel, dien ik zag staan op de zee, en op de aarde, hief zijn hand op naar den hemel. En zwoer bij Dien, die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft, en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn. Maar in die dagen der stem des zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zoo zal de verborgenheid Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten den profeten verkondigd heeft". (Openb. 10 : 5 v.v.). De dagen van de zevende bazuin zijn de laatste dagen der voleindiging. En gelijk wij reeds aanleiding hadden om op de tegenstelling van de scheppingsdagen en de dagen van het gericht te wijzen, een tegenstelling van bouwen en verbreken, wordt hier de geheele wereld door den engel op den Schepper gewezen, die Zijn Verbond houdt aan Zijn volk, Zijn Raad vervult, gelijk Hij door Zijn profeten heeft verkondigd.

Met een eed bevestigt de engel, dat het in de dagen van de zevende bazuin zal geschieden. De tijd zal voorbij gaan. De eeuwige toekomst is aanstaande. De zevende bazuin staat in het teeken van de groote werken van Gods genade in Christus, de groote genadegifte Gods, en van de vervulling van alle verborgenheden des heils. Wederom spreekt de stem uit den hemel, die hem verboden had te schrijven en gebiedt hem het geopende boekje te nemen en de engel die het boekje had, gebood hem het op te eten. De inhoud was Johannes bekend geworden. Hij had de donderslagen gehoord. Hij moest het dus in zich opnemen en verwerken. Het is hem in het eerst zoet, maar als hij het heeft opgenomen, is het bitter, (vs. 9 en 10). Aangenaam is het in den mond, want de Heere komt en Zijn heerlijkheid zal vervuld worden, doch bitter is het einde dezer eeuw, bitter in de openbaring van de vijandschap tegen God, bitter ook in de oordeelen, die de wereld treffen zullen.

Het tiende hoofdstuk neemt een bijzondere plaats in. Eenerzijds gaat de openbaring der voleindiging voort, maar de teekenen van de zevende bazuin zijn er nog niet. Anderzijds wordt de gang der dingen onderbroken. Johannes heeft gezien en ge­hoord, wat het boek in de hand des engels bevat. Hij is er mede bezig. Hij heeft het in zich opgenomen en het heeft ook hem in beslag genomen. Maar dan is het, of hij midden in zijn gepeins wordt gestoord. En hij zeide tot mij: Gij moet wederom profeteeren voor vele volken en natiën en talen en koningen, (vs. 11). Daar komt nog meer, dat hij zal hebben mede te deelen. Vervolgens wordt hem opdracht gegeven den tempel Gods, en het altaar, en degenen, die daarin aanbidden te meten. Het voorhof wordt er buiten gelaten, omdat het den heidenen is gegeven. Zij zullen de heilige stad vertreden twee en veertig maanden, d.i. drie en een half jaar.

Was Johannes bezorgd geworden over de kerk des Heeren in de dagen, de groote verdrukking, waarvan hij kennis droeg door hetgeen de engel had geopenbaard?

Het elfde hoofdstuk gaat in ieder geval over de kerk als de getuige Gods in de wereld. Zooals boven werd aangetoond wijst de periode van twee en veertig maanden of twaalf honderd zestig dagen, d.i. 3 1/2 jaar op den tijd harer openbaring na de vleeschwording des Woords en tot aan de voleindiging. De twee getuigen en de twee olijfboomen (vs. 3 en 4) zien op de kerk. (v.g.l. Zach. 4 : 3).

Veelal meent men, dat daarmede Israël en de Christelijke kerk bedoeld worden. Anderen denken aan Deut. 17 : 6 en 19 : 15 : „In den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan". De nadruk valt echter op het getuigenis van den Heiligen Geest, waarop de Schrift ook zelf wijst bij den profeet (Zach. 4:6): „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden." Het blijkt bovendien uit den tekst van Openb. 11 : 4, dat deze plaats op Zacharia terug ziet.

Het werk Gods is zeker. De kerk is in des Heeren hand. Zijn trouw waakt over haar. Dit wordt ook aangetoond in het teeken van den regenboog, waarmede de sterke engel verscheen. Gods Verbond is onwankelbaar vast.

Overigens wordt het door den strijd, die de kerk in de wereld te voeren heeft, duidelijk gemaakt, dat haar getuigenis door de eeuwen heen in het teeken van het gericht en der voleindiging staat. Wij hebben in de artikelen over den Dienst des Woords daarop reeds gewezen. Ondanks den tegenstand van het heidendom zal het getuigenis der kerk voortgang hebben. De voorhof wordt den heidenen zelfs overgelaten (vs. 2). Dat ziet op wat wij noemden het tusschenterrein tusschen de kerk en de wereld. Velen zullen onder de schaduw van de kerk leven en deelen in de vruchten der genade zonder de erfenis deelachtig te zijn. Men zou ook van den zelfkant der kerk kunnen spreken. Ook in de kerk naar haar aardsche gestalte heeft men met zulk een zelfkant te maken, zooals uit de kwestie van uitwendig en inwendig verbond is gebleken.

Als de Heere gaat verzegelen, valt die zelfkant af. Dat ook zal in de oordeelen Gods aan den dag treden. Daarom zal de profeet den voorhof niet meten. Alleen de waarachtige Godsvrucht zal overwinnen. De oordeelen Gods zullen ook louterend werken op de kerk op aarde.

Dit laatste wordt Johannes getoond. Want er komt een tijd, dat het getuigenis eindigt, (vs. 7). De macht der kerk gaat tanen. Haar invloed op de volkeren neemt af. Het beest, dat uit den afgrond opkomt, zal haar krijg aandoen, overwinnen en dooden. (vs. 7).

In de openbaring der laatste bazuinen, die over het opdringen van den geest uit den afgrond en den satanischen strijd van het heidendom ihaar licht werpen, heeft Johannes de voorboden gezien. En wat de donderslagen hebben verkondigd heeft hem nog klaarder de verschrikkingen getoond, die ook de kerk wachten.

Wat hij heeft gezien, deelt hij in de volgende verzen mede. (Openb. 10 : 7—10). Het heidendom zal in de wereld de overhand nemen. De vijandschap tegen God en Zijn kerk ten top stijgen. Daarom wordt gesproken van de groote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodoma en Egypte, (vs. 8), waar de doode lichamen der getuigen op de straten liggen. Men zal hun niet eens een begrafenis gunnen, (vs. 9). De vijandschap tegen God zal zich op de meest drieste wijze openbaren. Algemeen zal de blijdschap zijn, dat de kerk eindelijk zwijgt en ten onder is gebracht. De wereld zal een feest aanrichten, omdat de stem der kerk niet meer wordt gehoord (vs. 10).

De algeheele ondergang van Christus' gemeente zal op aarde in die dagen een voldongen feit schijnen te zijn. Dat is zeker ook een stuk van den bitteren nasmaak, toen Johannes zich al deze dingen klaar was bewust geworden. Schrik en ontzetting moeten hem hebben vervuld, toen hij zag, dat de booze machten, die uit den afgrond opstegen, zulk een triumf zouden bevechten. De kerk heeft daarin een profetie van de groote verdrukking, die haar eenmaal wachten zal, als zij als een verlatene in de woestijn zal verkeeren en — naar het schijnt — zal omkomen door het geweld van den vorst der duisternis.

Die tijd zal niet lang zijn. Drie en een halven dag (vs. 11) noemt Johannes. Dat is de tijd van het eindgericht, als de zevende bazuin zal weerklinken. Midden in de feestvreugde der wereld, als zij dronken is van de roes der overwinning, zal het geschieden, dat de getuigen opstaan uit den dood. Een geest des levens is in hen gegaan (vs. 11). De gevallenen om het getuigenis des Heeren worden opgewekt. Ze staan op hun voeten en een groote vrees valt op degenen, die het zien. Machteloos staan zij en gansch verslagen.

Een groote stem zal klinken uit den hemel, zoodat allen het hooren: „Komt herwaarts op. En zij voeren op naar den hemel in een wolk; en hunne vijanden aanschouwden hen. En in diezelfde ure geschiedde een groote aardbeving, en het tiende deel der stad is gevallen, en er zijn in de aardbeving gedood zeven duizend namen van menschen, en de overigen zijn zeer bevreesd geworden, en hebben den God des hemels heerlijkheid gegeven", (vs. 13).

Het einde der verschrikkingen, welke de engel met het boekske heeft geopenbaard, loopt uit op de overwinning van den Christus, die weldra aan allen zal openbaar worden.

Twee weeën zijn voorbijgegaan. Het derde wee komt haast. Het hoogtepunt, waarop in het voorafgaande reeds werd gewezen, is nabij. De volgende hoofdstukken laten daarover het licht opgaan. Zij teekenen den geweldigen geestelijken strijd, waarin de daemonische machten worden vrij gelaten om haar boosheid ten top te drijven en haar ongerechtigheid vol te maken. Een strijd, die tegen God en Zijn kerk is gericht en waarin alle booze machten der wereld worden saamgetrokken om, als zij van haar overwinning schier zeker zijn, neergeslagen te worden in een eeuwig verderf.

Als de zevende bazuin gaat, zal het geschieden. Dan zal het derde wee komen over degenen, die op aarde zijn, met al de verschrikkingen, die Johannes werden getoond, de laatste teekenen van den grooten en vreeselijken dag des Heeren, die Hem zal zien als den Rechter der gansche aarde, komende op de wolken des hemels om te oordeelen de levenden en de dooden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DAG DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's