Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DAG DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DAG DES HEEREN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

De macht, welke aan het beest gegeven wordt, zal groot zijn over alle geslacht en taal en volk, zoodat allen, die op aarde wonen, hetzelve zullen aanbidden, met uitzondering van hen, welker namen geschreven zijn in het boek des levens des Lams, dat geslacht is. Deze machtsontplooiïng ziet dus op het hoogtepunt, waarop wij  ( ..... niet te lezen.....)Openb.11 : 7 en 12 : 17). In dezen tijd zal de groote verdrukking vallen. Ook Daniël heeft van deze dingen geprofeteerd. (Vgl. Hfdst. 7 : 7 v.v.).

Toch zal het beest uit de zee tot deze heerschappij niet geraken zonder een bondgenoot, die uit de aarde opkomt. Johannes zag nog een ander beest, opkomende uit de aarde, dus niet van buiten af, maar uit den mensch. Dat in onderscheiding met het eerste beest. Het had een andere gestalte, hoewel het sprak als de draak. Het is derhalve van eenerlei gezindheid en openbaart zulks in zijn spraak. Zijn macht verschijnt anders. Het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk. Dit gaf van ouds aanleiding om aan een kerkelijke macht te denken. Het beeld wijst op een macht, de hoornen, die gelijkenis vertoont met de macht van Christus, zoodat men diier van doen heeft met een verschijnsel, dat zich onder den schijn van religie aandient. Wij hebben dus te denken aan de valsche profetie en de valsche Christussen, waartegen de Heere Jezus en Zijn apostelen hebben gewaarschuwd. (Zie Matth. 24 : 24).

Dit verklaart ook, dat dit tweede beest sprak als de draak. Deze toch heeft geen ander streven dan de eer en de vreeze, die Gode alleen toekomt, aan zich te trekken, zoodat hij ook den Christus zoekt te verleiden om hem te aanbidden. En de mensch, die den waarachtigen God verlaat, is en blijft een mensch. Hij is een religieus wezen, want hij is naar Gods beeld geschapen. Daarom zoekt hij ook in de duisternis van zijn zondestaat naar vervulling van den drang naar religie, die op den bodem van zijn hart ligt. Daaruit komen velerlei vormen van valsche religie op, die alle tezamen een kenmerk gemeen hebben: n.l., dat zij aan het schepsel en zijn maaksel goddelijke eer bewijzen. (Rom. 1 : 23). 't Begint met vereering van natuurkrachten, die een ganschen drom van natuurgoden heeft voortgebracht, met vereering van geesten en daemonen en eindigt in de vergoding van den mensch. De valsche ptofeten ontzien zich niet ook de waarheid Gods te verdraaien en te misbruiken om hun verzinsels op te sieren met een schijn der waarheid en een leugenachtige religie voor te stellen onder het beeld van een valschen Christus. Het beest, dat uit de aarde opkomt, in het gezicht van Johannes, toont ons nu die macht van de valsche religie onder de menschen. En wijl alle valsche religie God van Zijn eere berooft, en dus wegens haar verdorven aard godonteerend is, gaat daarvan een sprake uit van blasphemie. Dit ligt in de woorden: en het sprak als de draak.

De valsche religie is dus een uiting van des menschen verdorven natuur en openbaring zijner, ongerechtigheid, waarvan Paulus o.a. gesproken heeft in de reeds meer aangehaalde plaats, 2 Thess. 2 : de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alreede gewrocht. Welke godonteerende vormen die ongerechtigheid kan aannemen, zal in de geschiedenis openbaar worden en dat nu wordt ons door Openb. 13 voor oogen gesteld.

Deze macht der valsche religie, die uit den drang van de verdorven natuur opkomt, raakt bovendien het hart der zonde. De zonde is opstand tegen God. Valsche religie is eigenlijk een tegenstrijdigheid in zich zelf, want religie is gemeenschap met den eenigen en waarachtigen God. Daarin bestaat de religie en daar buiten kan zij niet zijn. Een verhouding, die daarmede op één lijn wil staan tot eenig aander wezen, is altijd een venhouding tot een niet- God en mist juist datgene, waarin de religie bestaat. Het is schijn, verbeelding, oneigenlijk, ijdel en valsch. De valsche religie komt dus op uit de ongerechtigheid en maakt de zonde in haar wezen openbaar. Het verduisterd verstand ziet het echter niet, want de zonde wordt eerst bij het licht der waarachtige religie in haar godonteerend wezen ontdekt.

Het eerste beest vindt in het tweede beest een gemakkelijken en welkomen bondgenoot. De mensch wil toch iets vereeren en indien hij God niet kent, is hij geneigd iets anders in de plaats van of naast God te vereeren. En dat dit geschiedt, wordt door het 12de vers uitgedrukt : en het maakt, dat de aarde en die daarin wonen, het eerste beest aanbidden, welks doodelijke wond genezen was. De macht der valsche religie maakt, dat aan het eerste beest goddelijke eer wordt bewezen. Daarin verkrijgt de draak dus, wat hij gaarne wenscht. Het eerste en het tweede beest werken hierin dus samen. De valsche religie wordt alzoo op het eerste beest vereenigd door het tweede beest. Van dit laatste staat er nog, dat het al de macht uitoefent van het eerste beest in tegenwoordigheid van hetzelve. De uitdrukking in tegenwoordigheid van beteekent zooveel als onder het oog, in het aanschijn. Daarin ligt reeds een betrekking tot het eerste beest besloten van toezicht en gezag, welke daaraan worden toegekend.

Het behoeft niet meer gezegd, dat in het stadium, dat hier wordt omschreven, de religie van het beest een zeer algemeen karakter draagt. De aarde en die daarin wonen aanbidden het beest, welks doodelijke wonde genezen is. De afval van de ware religie zal dan groote afmetingen hebben aangenomen, zoodat zij geen noemenswaardigen weerstand meer biedt.

Een en ander zal ook met groote teekenen gepaard gaan, zoodat het ook vuur van den hemel doet afkomen. Groot zal de verleidende kracht zijn, die van de teekenen uitgaat. Hier staat, dat het beest die teekenen zal doen. In Mattheüs 24 lezen wij, dat de valsche Christussen en de valsche profeten groote teekenen en wonderheden doen zullen, alzoo, dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden, (vs. 24). De valsche Christussen en de valsche profeten zijn de profeten der valsche religie, welke hier verschijnt onder het beeld van het beest, dat uit de aarde opkomt.

Hoewel het eerste beest zoo groote vereering zal verkrijgen en de aanstoker is, kunnen wij hieruit dus verstaan, dat de vorm, waarin deze valsche religie zich zal voordoen, een schijn van waarheid, men zou haast zeggen, een schijn van christelijkheid zal trachten aan te doen. Er wordt toch gewezen op valsche Christussen. Zij komt dus met een Christus, die de Christus niet is. Zij zal werken door valsche profeten. Daarin zal dus ook de verleiding schuilen, die van haar uitgaat, temeer daar zij met wonderen en teekenen gepaard gaat. Ja, de uitverkorenen zouden haast verleid worden, indien het mogelijk ware. „Zie, Ik heb het u voorzegd", voegt de Heere er aan toe.

Wanneer die valsche rehgie zulk een schijn niet zou aannemen, zou voor Gods volk de verleiding niet zoo groot zijn. Doch de hoornen van het beest zijn des Lams hoornen gelijk. De religie van het beest zal zich dus openbaren onder een schijn, die alom aanhang zal veroveren. Datzelfde wordt ook door den apostel Paulus naar voren gebracht: de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zich zelven vertoonende, dat hij God is. (2 Thess. 2 vs3, v.v). Hij zal in Gods tempel zitten als een God en zal zich verheffen boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt. Dit laatste teekent dus een onderscheiding van allerlei vormen van religie. Er is veel in de wereld wat God genaamd en als God is geëerd geworden, maar daarboven zal hij zich verheffen. Alle soorten van religie zal hij in de schaduw stellen, ja, ook boven God en het Lam zal hij zich verheffen. Hij zal zitten in den tempel Gods. Men kan hierbij aan de kerk denken, zoodat een zoodanige afval der kerk zou plaats vinden, waarbij zij met deze valsche religie vervuld is en derhalve als geheel een valsche kerk zal geworden zijn, die bovendien vanwege de verleiding der teekenen de geheele aarde tot zich trekt en als een wereldreligie zal verschijnen. Het is zeer merkwaardig, dat ook Paulus in zijn brief nog eens zegt: Gedenkt gij niet, dat ik nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb ? (vs. 5). Daaruit blijkt dus, dat hij er over gesproken heeft, maar het zet ook een streep onder hetgeen hij heeft gezegd.

Valsche profeten en valsche Christussen zullen samenwerken aan de verschijning van een eeredienst van het eerste beest onder een vorm, die een nabootsing en tegenbeeld tegelijk van Christus zal zijn. Vandaar de antichrist. Het kenmerk van van de antichristen, waarover Johannes spreekt, komt daarmede overeen. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren van ons niet. Uit een en ander komt de voorstelling op, dat alle valsche religie geconcentreerd wordt in den dienst van het beeld, dat voor het eerste beest wordt opgericht. Hoe dit beeld moet worden opgevat, laten wij nog even rusten. Het karakter der valsche religie echter handhaaft zich ook daarin, dat het een beeld maakt, om het even of dit stoffelijk of niet moet worden opgevat. Het wil in ieder geval uitdrukking geven aan het eerste beest, dat niet van de aarde is, maar van buitenaf en als zoodanig verborgen en vreemd. Het beeld wil daarvan een voorstelling, — bij wijze van vergelijking — een openbaring zijn. De religie wil het verborgene, het vreemde voor zich hebben, er mede in levend contact staan. Stoffelijk of onstoffelijk, wij hebben met een gewrocht der valsche religie van doen, waaraan een geest wordt gegeven. De valsche religie verkrijgt de macht om dat te doen, zoodat het beeld spreekt en macht uitoefent.

De tekst dringt er niet toe om aan een stoffelijk beeld te denken. Er staat niet: gouden of zilveren beeld, of zoo iets. Ook het woord „beeld'' dringt daartoe niet. Indien men dat zoo neemt, moet men ook het verdere reëel opvatten, n.l. dat het beeld een geest ontvangt en spreekt. Op het wonderlijke daarin behoeft deze opvatting niet af te stuiten. Waarom zou dit ook niet onder de teekenen en groote wonderen vallen, die aan de valsche profeten worden toegeschreven.

Het beeld kan echter ook geestelijk worden opgevat, de leer omtrent het beest, de geheele voorstellingswereld van deze valsche religie om het beeld van een valschen Messias. Een dergelijke valsche Messias zal echter in wezen geheel tegengesteld zijn aan den waren Christus, wiens getuigen zullen gedood worden. Het beeld kan wellicht benaderd worden door te denken aan een middelaarsfiguur van Satan en den mensch. Dan echter ligt het dichterbij om ook aan een mensch te denken, die voor een zoodanige gehouden zal worden en zich zal laten gelden : de valsche profeet bij uitnemendheid. Door de prediking van valsche Christussen, zal de valsche profetie den weg bereiden voor den antichrist, die haar hoogste vertegenwoordiger en de belichaming der valsche religie, d.i. der ongerechtigheid zal zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DAG DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's