Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DAG DES HEEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DAG DES HEEREN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gezichten van Openb. 13

XVI.

De gezichten van Openb. 13 geven een plastische voorstelling van de openbaring der wereldzonde op haar hoogtepunt. Alle gaven en talenten, welke God aan de wereld schonk en alle macht, welke Hij aan het gevallen schepsel geeft, worden dienstbaar gemaakt aan het godevijandig streven, hetwelk in den dienst van den geweldigste, dien het menschelijk geslacht zal voortbrengen, de verwezenlijking van haar idealen zal vinden.

Het laat ons zien, dat de geestelijke machten, welke daarheen uitdrijven, ook heerschappij zullen nemen over het gansche leven. Het ligt in het wezen der religie, dat zij haar invloed over het gansche leven doet uitgaan. Zoo zal de religie van den antichrist niet nalaten haar centrale heerschappij te vestigen en alle levensterrein te beheerschen. Wie zich aan haar niet onderwerpt, is ten doode gedoemd. Zonder onderscheid van rang of stand, van rijkdom of armoede, vrijheid of dienstbaarheid, zullen zij gemerkt worden aan hun rechterhand of aan hun voorhoofd. Zooals God de Zijnen zal verzegelen, zoo zal ook de antichrist de zijnen merken, opdat degenen, die het merkteeken niet dragen en van zijn geest niet zijn, worden uitgestooten uit de saamleving van zijn de geheele wereld omvattend rijk. (vs. 16 en 17).

Na dit gezicht wordt den apostel een ander gegeven. Tegenover het beeld van het vorige hoofdstuk wordt hem nu de kerk getoond : „En ik zag en zie, het Lam stond op den berg Sion, en met hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den naam des Vaders geschreven aan hunne voorhoofden". Dit laatste staat dus tegenover het kenmerk van het beest, dat de zijnen dragen.

Het getal honderd vier en veertig duizend wijst, zooals eerder reeds werd uiteengezet, op de geheelheid van het lichaam van Christus.

Voorts hoorde hij een stem uit den hemel, als een stem veler wateren en als een stem van een grooten donderslag. En ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers, en zij zongen als een nieuw gezang vóór den troon en vóór de vier dieren en de ouderlingen, en niemand kon dat gezang leeren, dan de honderd vier en veertig duizend, die van de aarde gekocht waren.

Niemand kan het leeren dan de honderd vier en veertig duizend. Mag men uit een en ander verstaan, dat het lied in den dag der groote verdrukking zal gehoord worden op aarde, dan zou dit insluiten, dat zij, die in de verdrukking zijn, worden versterkt door dit lied, dat zij uit den hemel hooren. Zij gaan in de hemelsche gemeenschap op en zijn nauw aan de hemelingen verbonden.

Dat wordt ook bevestigd door de volgende verzen, die wellicht betrekking hebben op de kerk op aarde in de laatste dagen. „Deze zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden". Dit wijst dus op de teekenen, die de volle ontplooiing van de macht van den antichrist zullen brengen, als er voor de Christenen geen plaats meer zal zijn in de samenleving, zoodat zij niet huwen. Groot zal de geestelijke kracht zijn, zoo dat zij de aardsche natuur afstervend, als maagden zullen zijn. Zij volgen het Lam, waar het henengaat, ook in de groote verdrukking. Dezen zijn gekocht uit de menschen tot eerstelingen voor God en het Lam. En in hunnen mond is geen bedrog gevonden, want zij zijn onberispelijk vóór den troon Gods. (Openb. 14 : 4 en 5).

In het tiende hoofdstuk werd medegedeeld, dat de hemelingen de opening van het boek aangaande de laatste dingen hebben gezien en dus kennis dragen van wat er zal geschieden.

In het gezicht, dat nu aan de orde is, schrijdt de openbaring voort. De groote dag breekt aan. Drie engelen worden door den hemel afgezonden om de groote gebeurtenissen aan te kondigen. Het zesde vers: En ik zag een anderen engel, vliegende in het midden des hemels, en hij had het eeuwig evangelie, om te verkondigen aan degenen, die op de aarde wonen, en aan alle natie en geslacht en taal en volk, zeggende met een groote stem : Vreest God en geeft Hem heerlijkheid; want de ure Zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, die den hemel en de aarde en de zee en de fonteinen der wateren gemaakt heeft".

Hiermede wordt het oordeel aangekondigd met een groote stem. Het is dus niet een beeldspraak voor de gewone verkondiging des Woords, welke door de kerk geschiedt. Het is zonder meer duidelijk, dat de engel als een bode Gods in die ure zijn stem: zal doen hooren, zoodat zij overal doordringt. De boodschap van den engel is als een goddelijke aankondiging, dat Zijn lankmoedigheid een einde heeft genomen en dat God als de hoogste Souverein van hemel en aarde en al, wat daarin is, naar Zijn gerechtigheid zal doen. In hoofdstuk 11, als de zevende bazuin heeft gebazuind, geschiedden groote stemmen in den hemel: „De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijnen Christus, en Hij zal als Koning heerschen in alle eeuwigheid", (vs. 15). Dat moment nu is aangebroken, als de engel zijn stem verheft om het aan de gansche aarde te verkondigen.

Een tweede engel volgt met een andere boodschap : „Zij is gevallen, zij is gevallen. Babylon, die groote stad, omdat zij uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken heeft gedrenkt". In den hemel is het oordeel gevallen en de tijd is gekomen, dat het zal worden voltrokken, (vs. 8). Een derde engel volgt, aankondigende, dat de antichrist zal worden vernietigd en dat hij met al zijn aanbidders in de eeuwige pijn zal ingaan. Daartegenover wordt op de zaligheid gewezen dergenen, die in den Heere sterven, (vs. 9 v.v.). Dit is alzoo de aankondiging, welke aan de voltrekking van het oordeel zal voorafgaan.

Het tweede deel van dit hoofdstuk geeft als in groote hoofdtrekken te zien, wat er zal geschieden bij de voltrekking der oordeelen.

Het eerste is het teeken van den Zoon des menschen: Ik zag, en zie, een witte wolk, en op de wolk was een gezeten, des menschen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel, (vs. 14). Het groote teeken van Daniël 7 : 13, waarop ook gewezen wordt bij de hemelvaart : Deze Jezus zal alzoo wederkomen. De Dag des Heeren is daar. Hij komt om de aarde te richten. Immers daar komt een engel uit den tempel, een stem van Godswege dus, uitroepende een goddelijk bevel: Zend uw sikkel en maai, want de ure om te maaien is voor U gekomen, dewijl de oogst der aarde is rijp geworden. Alles zal geschieden naar orde en bevel van de hoogste Majesteit en op zulk een wijze, dat de wereld het gewaar wordt, dat de ordinantiën Gods met kracht uitgaan, want deze bevelen worden met groote stem door de hemelboden uitgegeven. Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel. Dan volgen de engelen om hun werk te doen. De aarde wordt vergeleken biji een wijngaard, een beeld, dat ook elders in de Heilige Schrift wordt aangetroffen. Gelijk de landman een wijngaard bouwt en op zijn tijd komt om de vrucht, zoo komt de hemelsche Landman de vrucht der aarde oogsten. Vandaar dat gesproken wordt van een sikkel, waarmede de druiven worden afgesneden om in den wijnpersbak te worden getreden. De wijnpers is hier het beeld van den toorn Gods. Gelijk de wijn uit den wijnpersbak, zoo stroomt het bloed tot aan de toornen der paarden, duizend zeshonderd stadiën ver. Een beeld, waardoor het oordeel in zijn verschrikkelijke werkelijkheid wordt geteékend.

De volgende hoofdstukken geven een uitvoerige teekening van de voltrekking des oordeels. Het laat zich dus vermoeden, dat deze korte schets een bijzondere strekking heeft, n.l. de bekendmaking, dat het einde er is en dat het oordeel niet langer zal vertraagd worden. De Heere trekt door. Als de oogst rijp is, is er geen uitstel voor de maaiers. Het beeld van den wijngaard spreekt voor zichzelf. Er komt een dag, waarop de oogst der aarde rijp zal zijn. Dan zal de Zoon des menschen verschijnen als de Rechter der gansche aarde.

De zeven laatste plagen, waarin de toorn Gods zal voleindigd zijn, zullen thans volgen om het gericht te voltrekken. Doch alvorens de fiolen van den toorn Gods over de aarde zullen worden uitgestort, zullen de engelen Gods plechtig afkondigen, zoodat de gansche aarde het zal vernemen, dat de groote dag des Heeren is gekomen.

Zoo vormt dit gedeelte een inleiding op de laatste dingen, die in de volgende hoofdstukken worden medegedeeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DAG DES HEEREN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's