Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE ONVRUCHTBARE VIJGEBOOM

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Marcus 11 vers 12—14 en 20-21

DE ONVRUCHTBARE VIJGEBOOM

De Heere Jezus, 's morgens uit Bethanië gaande, had honger en in de verte een vijgeboom ziende, ging Hij naar dien boom om te zien of er vijgen aan waren. Doch Hij vond er geene aan; wel bladeren, maar geene vruchten. Het was wel niet de tijd der vijgen, maar uit het zoeken van den Heere Jezus bij dezen boom blijkt dat er wel degelijk vijgen, die goed om te eten waren, aan dien boom hadden kunnen zijn. De boom stelt dus den Heere Jezus teleur in Zijne verwachting. Daar de Heere Jezus een les aan Zijne discipelen wilde geven, zoo sprak Hij luide tot den boom, dat hij geen vrucht meer in der eeuwigheid zou geven. Die boom, die uitwendig door bladerentooi veel beloofde, maar bij nader onderzoek bleek onvruchtbaar te zijn, had geen recht om langer een plaats op de aarde in te nemen.

Des anderen daags, als de discipelen weder van Bethanië naar Jeruzalem gingen, zagen zij den boom tot hunne verbazing geheel verdord van de wortelen af. Petrus, de man van het woord, de vurige, moest zich hardop uitspreken, uitende zijne verbazing en erkennende de macht des Heeren Jezus.

Wat wij hier te hooren en te zien krijgen, geldt in de eerste plaats het volk Israël. Voor dat volk was de Heere Jezus toch in 't bijzonder gekomen. Dat was het uitverkoren volk Gods. Op dat volk had de Heere God Zijn oog geslagen. Dat was het troetelkind des Heeren. Zoo er één volk was, aan wien de Heere veel gedaan had, dan was het ongetwijfeld het volk Israël. Had Hij niet dat volk geleid als een herder zijne schapen ; had Hij dat volk niet gevoed en verzorgd als een moeder haar kind ? En nu was de Heere Jezus in het midden van dat volk gekomen, zoekende vruchten des geloofs en vond ze niet. De Heere heeft hen onderwezen in de waarheid, maar zij volhardden in hunne dwalingen en bleven wandelen in de paden der eigengerechtigheid. Daarom zijn zij, die gelijk de vijgeboom alleen bladeren, wel uitwendige godsdienstigheden er op na hielden, maar geen geestelijk leven kenden, van den Heere vervloekt.

„God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps ; oogen om niet te zien, en ooren om niet te hooren tot op den huldigen dag''. „Want ik wil niet, broeders ! dat u deze verborgenheid onbekend zij, dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der Heidenen zal zijn ingegaan".

Die vloek zien wij ook in het heden uitkomen over het volk Israël. En aan wien de schuld? Plukken zij niet, dat volk Israël, de wrange vruchten van eigen onwil, van eigen haat tegen den Christus, den Zone Gods, Die een Heiland voor hen wilde wezen, maar Dien zij hebben uitgeworpen, roepende : „Kruis Hem, weg met Hem''! Daar ligt wel een waarschuwend voorbeeld voor ons, menschenkinderen van dezen tijd! En is er nu ook werkelijk een letten op dat voorbeeld ? Hoe staat het daarmede in ons persoonlijk leven? Wij gaan toch niet op in vormendienst en partijschappen, zonder eenig geestelijk leven te kennen ? Waarom is over ons gekomen de druk, waaronder wij nu gebukt gaan ? Waarom is onze volksvrijheid weggenomen ? Is dat, omdat wiji alleszins als zeer godsdienstig waren ? Mij dunkt, daar is wel reden voor ons om onszelven te onderzoeken of wij misschien ook altijd geweest zijn vijgeboomen met bladeren van godsdienstige sier, maar zonder vruchten van geestelijk leven. En juist dat geestelijk leven, daar komt het op aan. „Mijn zoon, geef Mij uw hart". Heeft de Heere ons hart, d.w.z. zijn er levensdraden van geestelijk leven bij ons voor het aangezicht des Heeren ? Kan gezegd worden, dat wij wandelen als kinderen des lichts ? Want weet, dat de vloek Gods niet zal wegblijven. Dat zegt ons ook deze gelijkenis van Marcus 11, dat zegt ons ook het volk Israël, zooals dat kan worden waargenomen aan de hand van de Heilige Schrift, alsook door dat volk waar te nemen in wat zij in hun leven komen te ondervinden. Laat ons onszelven steeds voor de aandacht houden, dat God niet met Zich laat spotten; dat wij zullen inzamelen, naardat wiji in ons leven gezaaid hebben.

„Die het goede gedaan hebben, zullen uitgaan tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis".

Moge deze gelijkenis, zooals de Heere Jezus het bedoelde, ons op de knieën brengen voor het aangezicht des Heeren; erkennende onze ongerechtigheden, voortkomende uit een boos hart; smeekende om de leiding des Heiligen Geestes, opdat wij een boom zullen zijn, die zijne vruchten geeft op zijn tijd ; een boom, die straks zal overgeplant worden in het eeuwige paradijs des Heeren, om aldaar eeuwig de vruchten der dankbaarheid en aanbidding toe te brengen aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's