Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring en gezag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring en gezag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het gezag der Heilige Schrift is heel wat gehandeld. En toch kan men niet zeggen, dat ook zij, die het goddelijk gezag der Schrift in kwestie stellen. Jaardoor onaangeroerd blijven. Zoo niet, zij zouden het niet eens in kwestie kunnen stellen.

Het gaat dan ook niet om het gezag, maar om de erkenning daarvan. Alle argumenten, welke men vóór of tegen het goddelijk gezag der Heilige Schrift aanvoert kunnen geen andere strekking hebben dat de erkenning of ontkenning meer of minder aannemelijk te maken.

De persoonlijke betrekking tot Gods Woord bepaalt niet de gezagsverhouding, maar de erkenning. Zonder tegenspraak als de Heilige Schrift Gods Woord is, heeft zij goddelijk gezag. Voor wien de Heilige Schrift Gods Woord is, heeft zij goddelijk gezag en daarmede is de zaak beslist. Hij erkent dit voor zichzelf, belijdt dat met de kerk en ziet in, dat het gezag des Woords ook gaat over degenen, die het bestrijden. Het gezag der Heilige Schrift is absoluut en eischt algemeene erkenning. Dat beteekent nog niet, dat het ook algemeene erkenning vindt.

Aan de religie des Woords is de erkenning van zijn goddelijk gezag inhaerent. De erkenning van het gezag der Heilige Schrift is een zaak des geloofs. De Heilige Geest getuigt in onze harten, dat zij van God zijn. Dezelfde Geest, die het geloof werkt, overtuigt den mensch van haar goddelijke waarheid en goddelijken oorsprong. De werking van dien Geest gaat aan het Woord gepaard en zelfs, waar het erkennen van en buigen voor het gezag des Woords ontbreekt, is nogeen zeker respect of gevoel van onderscheiding, dat den Bijbel niet op één lijn stelt met profane boeken. Verklaar het uit traditie of magie, het feit spreekt ook zonder deze verklaring.

Hierin is een overeenkomst met het boek der schepping. Het feit, door de Heilige Schrift gesteld, dat de onzienlijke dingen uit de schepselen worden verstaan en doorzien, wordt niet ongedaan of krachteloos gemaakt door de al of niet erkenning van dat feit. Zoo ook met de Schrift: Men mag den Bijbel ongelezen op de boekenplank of in de kast laten liggen, doch men zal niet zonder innerlijken weerstand den Bijbel verachten. De al of niet erkenning van het gezag is nog iets anders dan de werking van het gezag.

Misschien zal iemand zeggen, dat andere godsdiensten ook, hun heilige boeken hebben, voor goddelijke openbaring houden en daaraan een goddelijk gezag toekennen.

Dat is ook zoo en dat bewijst in de eerste plaats, dat de mensch behoefte heeft aan Godsopenbaring. De religie vraagt er om en dat niet alleen, maar religie kan zonder openbaring niet bestaan, omdat zij een betrekking stelt tot den boven de wereld verheven God.

Het beginsel van alle religie moet daarom op een openbarende daad Gods teruggaan, en in beginsel gaat alle religie derhalve op den eenigen God terug. Het heidendom vertoont daarvan nog de kenmerken in de neiging tot vermenging. Mogen zij in wezen teruggaan op een betrekking tot den eenigen, God, naar den vorm gaan de heidensche godsdiensten in natuurvereering op. Zij zoeken het goddelijke in de natuur en dit geeft iets gemeenschappelijks, waardoor zij gemakkelijker tot vermenging komen. De heilige boeken der heidensche religie wijzen verder op een behoefte aan en besef van goddelijke openbaring.

En hoewel de bijzondere openbaring ook bijzonder is in haar weg tot de menschheid, zoodat zij onderscheiden is van alle openbaring der heidenen, vergete men niet, dat God de wereld door Zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht onderhoudt en regeert, zoodat ook in de heidenwereld vindingen en ontdekkingen aan goddelijke onderrichting en gaven worden toegeschreven. Men leze in dit verband ook wat Jesaja schrijft in 28 : 24—29. Dat geldt evenzeer van de heidenen. Hoewel de heidenen zulke gaven aan verschillende goden toeschrijven, kan daaruit toch blijken, dat er eenig besef van goddelijke mededeeling leeft.

Wat nu het heidensch geloof voor zoodanige mededeeling of onderrichting houdt. vindt door dat geloof ook erkenning en gezag.

Maar daarom staan de heilige boeken der heidenen nog niet op één lijn met de Heilige Schrift, zoomi de religie der Schriften met het heidendom op één lijn wil gesteld zijn. Het is op zichzelf genomen reeds een merkwaardig verschijnsel, dat de religie der Schrift niets wil weten van een vermenging met het heidendom, maar een absoluut en exclusief standpunt eischt. De Schriftreligie concurreert niet met de heidensche, zelfs niet al werd zij door alle menschen verworpen. De God der Schriften leeft niet bij de gratie van den; mensch, maar de wereld leeft bij de gratie Gods. Hij wordt niet door menschen gediend als iets behoevende.

Religie laat in wezen geen meervoud toe. Zij stelt een relatie tot den eenigen God, zoodat er slechts één religie is, welke de ware mag worden genoemd.

Deze religie is tevens de eenige en oorspronkelijke en vindt haar grond en oorzaak niet in den mensch, maar in God. Hij heeft den mensch geschapen, omdat Hij door hem gekend en gediend wilde wezen. Hij is met dien mensch in relatie getreden en heeft zich aan hem kenbaar gemaakt. In de schepping naar Gods beeld en gelijkenis is die religieuse verhouding gegeven, zoodat de mensch als mensch in die religieuse verhouding staat. De mensch kan dit veronachtzamen en zelfs ontkennen, maar niet ongedaan maken. Hij is voor heel zijn leven op God aangewezen en van Hem afhankelijk.

In dit licht kan het duidelijk zijn, dat de eenige religie naar de orde der schepping ook de algemeene rehgie, d.i. de religie der geheele wereld is en behoort te zijn. Al wat onder de menschen als religie wordt aangediend, vindt zijn oorsprong in deze algemeene religie. Het groeit alles op den akker der algemeene religie, hoewel deze onder het onkruid verstikt wordt.

De oorzaak van deze verwarring wordt ons door de Schrift geteekend. Zij hebben God niet in erkentenis gehouden. (Rom. 1). Zij hebben de waarheid ten onder gehouden, ondergedompeld. Het schepsel werd vereerd boven God. En God heeft hen overgegeven in hun wegen.

Nochtans is de religie onuitroeibaar, want de openbaring gaat door, zooals reeds eerder werd uiteengezet.

De zonde heeft scheiding gemaakt tusschen God en den mensch. En wijl nu door Gods groote genade de bijzondere openbaring uitging naar den gevallen mensch, kreeg zij nog inzonderheid een bijzonder karakter.

Een voorbeeld der bijzondere openbaring in den rechten staat vinden wij in den goddelijken omgang met den mensch in het paradijs. In den paradijstoestand was van verlossing nog geen sprake, want de mensch was niet gevallen. God kwam tot hem als tot Zijn rein en heilig schepsel.

Welk een geheel ander beeld zou de wereld vertoonen, indien de menschheid geen zonde had gekend? Dan zouden allen in de reine algemeene religie God hebben gekend en gediend. Het profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt zou door allen naar de verscheidenheid van gaven onder de menschen in vollen luister vervuld zijn geworden. De Godskennis zou tot aan de einden der aarde door het profetisch ambt zijn voortgedragen, zoodat de aarde vol zou geweest zijn van de kennisse Gods. De werken der liefde zouden haar hebben vervuld en een koninklijke heerschappij zou als een rivier des vredes haar hoven hebben besproeid. Dat ware het beeld der eene, algemeene religie.

Doch nu, nu God naar Zijn eeuwig welbehagen tot een gevallen menschheid kwam, werd de bijzondere openbaring zoo gansch bijzonder, omdat zij kwam met het Evangelie der verlossing.

Tengevolge daarvan werd de bijzondere Godsopenbaring openbaring van Gods genade in den Christus en van de verlossing, welke in Hem bij God was weggelegd.

Van Hem en van het werk der genade hebben de profeten getuigd. Om Zijn weg voor te bereiden heeft God Abraham geroepen uit de wereld der heidenen en zich een volk verkoren, waaruit Immanuël zou voortkomen om een heerscher te zijn in Israël en wiens uitgangen zijn van ouds van de dagen der eeuwigheid.

Zoo verkreeg de bijzondere openbaring een geheel eenig karakter, waardoor ook de Heilige Schrift onderscheiden is van alle heilige boeken der heidenen, zoodat deze met haar niet te vergelijken zijn. De bijzondere openbaring komt met een geheel nieuwe kennis van God, n.l, de kennis van God als Verlosser en Vader in den Heere Jezus Christus. Zij is Godsopenbaring in Christus, ja, openbaring van den Christus Gods.

Daardoor is ook het goddelijk gezag der Heilige Schrift bijzonder bepaald, wijl het gaat om de uitnemende kennis van Christus. Verder komt dit ook in de practijk der religie tot zijn recht, want, al is het ook waar, dat er zijn, die door een verlichting des verstands de Heilige Schrift als Gods Woord leeren kennen en erkennen, de kerk belijdt uit het geloof, dat zij God in Christus tot een Verlosser en Vader heeft en Hem alzoo kent, als Hij zich in Hem geopenbaard heeft en openbaart.

Zoo staat het als een getuigenis in de wereld, dat de kerk de Heilige Schrift als Gods onfeilbaar Woord kent en belijdt en aan haar, met uitzondering van alle andere boeken, die door de menschen voor heilig en kanoniek worden gehouden, goddelijk gezag toekent.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1940

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Openbaring en gezag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1940

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's