Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kinderen en Huisgenooten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderen en Huisgenooten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvijn vangt zijn onderwijs aangaande het Heilig Avondmaal aan met een lieflijk beeld. „Nadat God ons eenmaal in Zijn huisgezin heeft ontvangen", zoo begint hij. Dat stelt ons onmiddellijk in de werkelijkheid van de genade in Christus, waardoor het kindschap Gods wordt bereid aan degenen, die Hem door een waarachtig geloof zijn ingeplant. Een onderscheiding, wcike hem ook bij de behandeling des geloofs voor oogen staat. Ook dan als hij een historisch of tijdgeloof onderscheidt van het zaligmakend geloof, dan ontkent hij niet, dat het eerste soms zooveel gelijkenis heeft met het laatste, dat men een bijzonderen toetssteen noodig heeft om het ware van het onware te onderkennen. Dan ook wijst hij op het Abba, Vader.

God tot een Vader en Verlosser hebben in Christus, dat is het onderscheidende, waarin het kennen en vertrouwen des geloofs saamgaan met een nieuwe gehoorzaamheid, welke aan het kindschap Gods vergezeld is. Zoo spreekt Calvijn dus over het huisgezin, waarin God ons eenmaal heeft ontvangen.

Hij treedt met dat woordje ons in de gemeenschap met Christus, waaruit hij ook spreekt.

In dien trant vervolgt hij dan : niet om ons alleen voor Zijn dienstknechten te houden. Dat is reeds een voorrecht. Paulus noemt zich vaak een dienstknecht des Heeren. Dat woord dienstknecht moeten wij goed verstaan, waarom sommigen liever slaaf lezen. De slaaf is ook een dienstknecht, maar zijn positie is een andere dan die van den dienstknecht, zooals wij dat verstaan. De slaaf behoort zijn meester toe, als zijn eigendom. Hij behoort tot het huis van zijn meester, dus tot het huisgezin in breederen zin. Zoo geeft ook het woord dienstknecht in den bedoelden zin reeds een nauwer verband tot het huisgezin Gods. Het wijst op een toebehooren en eigendom zijn van den Heere.

Daarom is ook dit reeds een voorrecht, maar Calvijn gaat verder. Hij ziet op de aanneming tot kinderen, welke door den oversten Leidsman des geloofs wordt toegepast en bevestigd in het leven van de Zijnen. God wil hen niet alleen voor dienstknechten, maar ook voor Zijn kinderen houden.

In dit licht ziet hij het Heilig Avondmaal. Immers als God onze Vader wil zijn, heeft Hij ook op Zich genomen om ons gedurende ons gansche leven te voeden, opdat Hij als een goed Huisvader, die over Zijn kinderen bezorgd is, over hen zij.

Dit ziet derhalve op de onderlouding van het geestelijk leven, dat Hij door den Heiligen Geest heeft gewekt. Men moet dit wèl verstaan. Hij heeft tot dusver nog niet van het Heilig Avondmaal gerept, doch van Gods vaderlijke zorg voor Zijn kinderen. Het gaat over het geestelijke leven, over het ingelijfd zijn in Christus Jezus, en over de onderhouding van de gemeenschap met Christus door den Heiligen Geest. De Heere bewijst den Zijnen die milddadigheid. Hij heeft een zonderlinge zorg voor Zijn kinderen, gelijk Hij in den verborgen omgang Zijner genade bewijst. Die zorg Gods en de onderhouding des nieuwen levens worden als geestelijke wer'kelijkheden op den voorgrond gesteld.

Eerst, nadat Calvijn zoo zijn verhandeling met een enkele zinsnede heeft ingeleid, komt hij tot het Avondmaal en zegt: God heeft Zich daarmede niet tevreden gesteld, maar Hij wil ons van Zijn voortdurende milddadigheid door een pand verzekeren.

God wil ons door een pand verzekeren, dat Hij als een goed Huisvader over ons bezorgd is en ons leven voedt. Deze zaak gaat dus vooraf. En het pand van die vaderlijke zorg is in het tweede sacrament, n.l. het Heilig Avondmaal, gegeven.

Het kan zijn nut hebben op deze dingen nog eens te wijzen, omdat de strijd tegen individualisme en subjectivisme aanleiding kan zijn om het persoonlijke religieuse leven (de religio subjectiva) te veronachtzamen. Wanneer men het zwaartepunt verlegt in het objectieve en het werk des Heiligen Geestes in de uitverkorenen Gods vergeet of negeert, moet het gevolg zijn, dat ook het Heilig Avondmaal niet tot zijn recht komt en aan een willekeurige uitlegging wordt overgeleverd.

Het Heilig Avondmaal is een pand van Gods vaderlijke zorg, een geestelijke maaltijd, in welke Christus het levendmakende brood is, waarmede onze zielen tot de waarachtige en gelukzalige onsterfelijkheid worden gevoed.

Brood en wijn zijn de teekenen van dit sacrament, waardoor ons het onzienlijke voedsel, dat wij uit Christus' vleesch en bloed ontvangen, afgebeeld wordt.

Omdat het Avondmaal een pand is van Gods vaderlijke zorg voor Zijn kind, is het wat anders dan de zaak, waarvan het een pand is. Daarom zijn brood en wijn als teekenen des Avondmaals ook wat anders dan het geestelijk voedsel, dat er door wordt voorgesteld. Het zijn teekenen van het onzienlijke voedsel. Het onzienlijke voedsel wordt niet ontvangen uit brood en wijn, maar uit Christus' vleesch en bloed. De eenige spijze onzer zielen, is Christus. Daarom noodigt ons de hemelsche Vader tot Hem, opdat wij door Hem te nuttigen sterkte mogen vergaderen, totdat wij tot de hemelsche onsterfelijkheid geraakt zijn.

Dit is een onbegrijpelijke verborgenheid. Daarom wordt zij ons door God in de teekenen zichtbaar voorgesteld. Deze gelijkenis, zegt Calvijn, dringt door tot in het grofste verstand : n.l. dat de zielen met Christus gevoed worden, evenals ons lichaam wordt onderhouden door brood en wijn.

Zoo kan men zien, waartoe dit sacrament dient, n.l. om ons te bevestigen, dat het lichaam des Heeren voor ons eenmaal is geofferd, alzoo, dat wij dat nu eten en nuttigen en daardoor de kracht van die eenige offerande in ons gevoelen. Zoo ook, dat Zijn bloed, eenmaal uitgestort zijnde, ons tot een voortdurende drank zij.

Dit ligt ook in de woorden bij de inzetting gegeven: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gebroken wordt.

Daarin wordt ons bevolen Zijn lichaam, hetwelk eenmaal tot onze zaligheid geofferd is, aan te nemen en te nuttigen, opdat wij daaraan deel verkrijgen en door bevinding van zulks voor vast en zeker houden, dat de kracht van Zijn levendmakenden dood in ons werken zal.

Daarom noemt Hij den drinkbeker: het Verbond in Zijn bloed. Zoo dikwijls als Hij ons dit bloed te drinken geeft, wordt daardoor het Verbond, dat Hij eenmaal met Zijn bloed bevestigd heeft, vernieuwd en bestendig gemaakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Kinderen en Huisgenooten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's