Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goddelijke instellingen en ambtelijke bediening.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goddelijke instellingen en ambtelijke bediening.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben bezwaar gemaakt tegen de gedachte, alsof de ambten en bedieningen slechts tot het instituut der kerk zouden mogen worden gerekend.

Apostelen en profeten zal men bezwaarlijk een plaats in het instituut kunnen geven, ofschoon zij een bijzondere plaats in het organisme innemen. (1 Cor. 12 : 28). Paulus noemt hier de apostelen en profeten klaarblijkelijk in de bijzondere beteekenis, welke de Heilige Schrift aan hen toekent (het fundament der apostelen en profeten. Efeze 2 : 20).

De bedoeling is echter niet, dat zij met de kerk als instituut niets te maken zouden hebben. De apostelen en profeten, zooals zij hier worden genoemd, nemen echter een geheel eenige plaats in. Wie meent dat zij toch wel in de kerk als instituut behooren, zal ook daarmede hebben te re kenen. De na-apostolische kerk kent geen blijvend instituut van het ambt det apostelen en profeten, al valt over apostelen en profeten in den niet uitzonderlijken zin nog wel het een en ander op te merken

Wel kan men spreken van de verkiezing tot de ambten als behoorende tot de kerk als instituut. Hand. 14 : 23 deelt mede, dat in elke gemeente met opsteken der handen ouderlingen verkoren werden. Als daar zoo gesproken wordt van „in elke gemeente", is het duidelijk, dat men hier van doen heeft met gevestigde gemeenten, althans gemeenten, die tot dezen staat waren gekomen. Het ouderlingschap was gewoon en de verkiezing der ambtsdragers is zeker wel de voornaamste handeling van de kerk als instituut. Men kan er zelfs toe neigen de instelling der ambten als het eigenlijke instituut der kerk te zien. Daarvoor valt in ieder geval veel te zeggen. Dan zou de geïnstitueerde kerk rusten op het instituut der ambten, zoo namelijk, dat er een gevestigde gemeente is, zoodra zij tot verkiezing van ambtsdragers kan overgaan.

Het is ook niet zoo, dat een willekeurig groepje menschen zich tot een gemeente vergadert en dan door het kiezen van ambtsdragers de waardigheid en autoriteit van de kerk des Heeren verkrijgt. Integendeel, niet een willekeurig groepje van menschen maakt een gemeente, maar de gemeente des Heeren wordt door de werking van Zijn Woord en Geest openbaar. Woord en Geest roepen de gemeente als uit het verborgene op. Christus zelf is de Eenige, die de leden Zijns lichaams saam vergadert. Hij is de Roepende, die gehoord wordt, de groote Herder der schapen. Die uit de Waarheid zijn, hooren Zijn stem. Hij gebruikt daartoe Zijn gezondenen, apostelen of zendelingen, die Zijn Woord uitdragen, en deze ontdekken, dat het als een levend zaad in een toebereiden akker is ontvangen.

Zoo wordt ergens op het Woord der prediking de gemeente des Heeren openbaar in enkelen, allengs meerderen of velen. Daarom is zulk een groep van personen reeds niet meer een willekeurige groep. Zij zijn organisch verbonden aan het lichaam van Christus, zij vormen een levende gemeenschap, zij zoeken elkander door den drang van eenzelfden Geest en zij weten zich discipelen des Heeren.

Waar in het Nieuwe Testament onder de prediking der apostelen de kerk tot openbaring kwam, vond zulk een jonge gemeente ook de leiding van het apostolaat.

De zooeven aangehaalde plaats uit Handelingen 14 wijst er op, dat onder die leiding ook de verkiezing der ouderlingen plaats vond.

Ouderlingen werden verkoren. Er waren klaarblijkelijk mannen, die daarvoor in aanmerking kwamen. Men koos uit de mannen, die wegens hun geloof en gaven daarvoor als aangewezen waren. Het zullen dus veelal mannen zijn geweest, die op spontane wijze in de gemeente reeds het werk der ambten waarnamen zonder nog de handoplegging ontvangen te hebben. Institutair gezien waren de ambten vóór de verkiezing er nog niet, doch de werking der ambten was er. Organisch gezien waren zij er wel. Dit wordt ook bevestigd door het woord van Paulus : En dezelve (d.i. Christus) heeft sommigen gegeven tot apostelen, en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten , en sommigen tot herders en leeraars. (Ef. 4 : 11).

Zoo is en blijft het gezag van het ambt bij Christus. Het is niet bij de kerk, wijl ook het gezag der kerk bij Christus is. Aan de gemeente is de opdracht der ambtelijke bediening aan bepaalde personen. De opdracht van en de bevestiging in het ambt is aan de gemeente. In de spreekwijze : „hij staat in het ambt", komt dat uit, want de ambten en bedieningen zijn er van Gods wege, gelijk ook in 1 Cor. 12 : 28 uitdrukkelijk staat geschreven, dat God er sommigen in de gemeente heeft gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leeraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeeringen, menigerlei talen.

Wij mogen dus zeggen, dat de werkingen der ambten en bedieningen aan het lichaam van Christus eigen zijn als goddelijke gaven en krachten. Waar het lichaam van Christus tot openbaring komt, treden zij aan den dag. Daarin is een goddelijke orde en bestiering. Zij hebben een goddelijke bestemming, n.l. tot volmaking der heiligen tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus. (Ef. 4 : 12).

Zien wij op de goddelijke bestemming, dan valt ook het licht op de roeping, aan de ambten en bedieningen verbonden. Zij allen dienen de centrale roeping der heiligen : het werk der bediening. Dit woord mag wel dubbel onderstreept, want hier beteekent bediening wat anders dan in de verbinding ambten en bedieningen. Het onderstreepte bediening laat geen meervoud toe. Hier geldt het de allesomvattende bediening van het genadeverbond in Christus, de roeping der kerk in haar Hoofd naar het welbehagen Gods en haar eeuwige toekomst.

De ambten en bedieningen dienen in die machtige roeping der eeuwigheid, welke God in Zijn Raad heeft voorgenomen. Zoo volgt dan ook tot opbouwing van het lichaam van Christus. De apostel heeft altijd het lichaam van Christus voor oogen. Wil men nog eens de onderscheiding van organisme en instituut te berde brengen, dan kan men zeggen : dat hij altijd weer den blik richt op het organisme.

Dientengevolge is het van des te grooter beteekenis, dat de apostel Paulus in elke gemeente ouderlingen deed verkiezen en telkens over de eischen aan de ambtsdragers te stellen, schrijft.

De „kerk als instituut" was hem verre van onverschillig en dat kan ook niet, wijl hij het alles in het licht van het werk der bediening in Christus zag. Lees maar eens 1 Cor. 11 en 14. Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden. (1 Cor. 14 : 40). Het woord instituut is ingeburgerd in genoemden zin, maar verdient toch eigenlijk geen aanbeveling. De kerk des Heeren is nu eenmaal geen instituut of instelling, evenmin als Christus een kerkstichter. Hij is de Middelaar en Verlosser der kerk. Hij heeft Zijn gemeente gekocht met Zijn bloed. Hij vergadert ook niet menschen, opdat zij Hem tot een gemeente worden, alsof Zijn kerk een saamvergaderde hoop ware, maar Hij vergadert de Zijnen, die Hem van den Vader gegeven zijn.

Verder wordt het lichaam van Christus op aarde geopenbaard. Men kan een vereeniging oprichten, een fundatie stichten, allerlei instellingen in het leven roepen, maar de kerk des Heeren laat zich niet instellen, zij wordt openbaar, waar Christus haar tot leven wekt. Zij treedt aan den dag en neemt gestalte aan als gemeenschap der heiligen. Zij is een lichaam, waarin een nieuwe levenskracht werkt, een woning des Heiligen Geestes. Het heeft in wezen niets van een instituut en toch spreekt men van de kerk als instituut. Het woord instituut brengt ons midden in de veruitwendiging, de organisatie, instellingen, reglementeeringen en dergelijke zaken. Terwijl strikt genomen het woord instituut alleen gerechtvaardigd wordt door de instellingen of inzettingen van Christus : de ambten en bedieningen, de Sacramenten zijn goddelijke instellingen.

Daaruit volgt, dat de kerk, waar zij tot openbaring komt, een orde noodig heeft, opdat de goddelijke instellingen tot haar recht komen. Woord en Sacrament recht worden bediend, de ambten en bedieningen naar eisch worden vervuld, de gaven en krachten tot opbouwing van het lichaam van Christus worden aangewend.

De kerk heeft behoefte aan een kerk­orde.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Goddelijke instellingen en ambtelijke bediening.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's