Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven en belijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven en belijden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het beroep op de belijdenis klinkt sommigen menschen vreemd in de ooren. Men kan het zelfs ontmoeten, dat zij een beroep doen op het Woord en openlijk verklaren, dat zij zich niet vinden kunnen bij degenen, die altoos weer op de belijdenis wijzen.

Aan welke zijde is nu de vervreemding ? Zonder meer kan men wel zeggen, dat degenen, die zoo spreken, van de belijdenis vervreemd zijn. Toch scharen zij zich bij de kerk, achten zichzelf belijders van de Christelijke religie en bepleiten hun geloof met de Heilige Schrift in de hand.

Is het nu zoo, dat degenen, die voor de belijdenis opkomen, eigenlijk op een ouderwetsch standpunt zijn blijven staan, een standpunt, dat dan nog wel reformatorisch moet worden genoemd, doch naar een ouden trant, zooiets als Oud-protestantisme ? Zijn deze menschen eigenlijk vervreemd van wat de kerk in onzen tijd is, of behoort te zijn ? Indien dit zoo zou zijn, is het gezelschap van zulke ouderwetschen nog niet zoo klein en naar het voorkomt, neemt dit in de laatste jaren niet onbelangrijk toe. Uit verschillende kringen, die dit schenen verleerd te hebben, gaan stemmen op voor de belijdenis, is belangstelling voor de confessie der reformatoren en wijst men op de behoefte aan een kerk, die uit haar belijdenis leeft en getuigt.

Van verschillende zijden wordt de kerk aan haar belijdenis herinnerd, zoodat er aanleiding is om aan te nemen, dat velen hun vervreemding van het geloof en de kerk der belijdenis gaan beseffen en zoowel het een als het ander opnieuw ontdekken.

Men gaat weer verstaan, dat de kerk uit haar geloof moet spreken. En dat geloof is in onze dagen niet anders dan in de dagen der reformatie. Het geloof is geen veranderlijke zaak. Zoowaar er slechts een eenige en waarachtige God is, is er slechts één religie en zoowaar Jezus Christus de eenige Middelaar en Zaligmaker der wereld is, is er ook slechts één zaligmakend geloof. Eén Heere, één doop, één geloof. Dat is het geloof der kerk. Daaruit leeft zij. Dat geloof belijdt zij door de eeuwen heen. Het getuigenis der kerk heeft geen zin, zoo het niet uit het geloof is. Haar spreken en getuigen zou trouwens geen gezag hebben, indien zij slechts uit een gedachtencomplex van het oogenblik zou spreken. Wat kon haar gezag meer waarde hebben dan dat van menschelijk inzicht op de omstandigheden in een of ander tijdsgewricht? Menschenwoord stond tegen menschenwoord en inzicht tegen inzicht.

Indien de kerk echter getuigt krachtens haar roeping en bestemming, getuigt zij in den Naam van Hem, Wien alle macht is gegeven in den hemel en op de aarde, gelijk zij door den Geest der Waarheid is onderwezen. Dan heeft haar getuigenis een gezag, dat boven alle gezag uitgaat, want haar geloof is het geloof in den God der Schriften, die Zijn Geest heeft uitgestort, welke ook in haar midden woont.

Woord en Geest hebben de kerk geleerd te belijden en onderhouden haar getuigenis. Daarom onderwerpt zij zich aan de profeten Gods, want God is een God van vrede en niet van verwarring. Het Woord stelt alle dingen en alle verhoudingen op de door God gewezen plaats. Dat heeft de kerk in het geloof leeren verstaan en in haar belijdenis neergelegd. Daarin schuilt dan ook de blijvende waarde en beteekenis van de belijdenis. Het geloof der kerk reguleert zich naar het goddelijk getuigenis in zooverre zij dit heeft leeren verstaan, kan het niet wankelen. De Schrift zelve vermaant veelvuldig dat getuigenis ge­ trouw te bewaren en geen ander evangelie aan te nemen, zelfs al kwam er een engel uit den hemel om wat anders te leeren.

De waarheid Gods verandert niet, ook niet omtrent de ordeningen en verhoudingen des levens, welke Hij naar Zijn Welbehagen heeft bepaald en bekend gemaakt. Integendeel, als de kerk belijdt, dat het Woord het eenige richtsnoer en de regel des geloofs is, erkent zij daarmede ook het onveranderlijk en onfeilbaar goddelijk gezag des Woords, aan hetwelk zij haar belijdenis onderwerpt.

Het is het groote voorrecht der kerk, dat zij het gansche leven ziet in het licht van Gods Woord. De aarde is des Heeren, mitsgaders haar volheid. Zij kent Hem als Schepper en Onderhouder van alle dingen, die in Zijn Voorzienigheid alle dingen onderhoudt en regeert, zoodat geen ding bij geval geschiedt. Zij kent Hem als een Verlosser en Vader in Christus Jezus, die over de wereld het licht eener eeuwige toekomst doet opgaan. Zij weet zich Zijne getuige in de wereld met een verheven taak en roeping toegerust in het groote werk Gods, hetwelk Hij in en door Christus vervuld heeft en in vervulling doet gaan.

God heeft ons Zijn wil geopenbaard, opdat wij ons verstand en hart onder Zijn Woord zouden buigen.

Iemand heeft eens gezegd, dat de reformatoren aan de persoonlijkheid haar plaats hebben gegeven. Dat is in zooverre juist, dat zij ontdekt hebben, welke plaats God daaraan heeft gegeven. Zij hebben dat in Zijn Woord ontdekt en dit wel in de verschillende betrekkingen van het leven. De mensch tegenover God, tegenover zijn naasten en tegenover zich zelf. De reformatoren spreken gaarne van ambten. Alle schepselen ontvingen hun wezen, gestalte en ambt van den Schepper, opdat zij Hem dienen zouden. (Art. 12 Ned. Gel. bel.). Zoo hebben zij allen een ambt of dienst te vervullen. Het redelijk-zedelijk schepsel is daarvan niet uitgezonderd, maar heeft zijn roeping welbewust te volbrengen en is schuldig de gehoorzaamheid te brengen, welke God daarvan vordert.

Het behoeft dan ook niemand te verwonderen, dat de reformatorische belijdenis van deze dingen getuigt en belijdenis doet van den wil Gods omtrent onze roeping in de verschillende levensbetrekkingen, waarin wij geplaatst zijn. Zij houdt zich niet alleen bezig met de dingen, welke het zaligmakend geloof aangaan, alsof ons aardsche leven buiten de dingen van het Koninkrijk Gods omging. Zij stelt ook de verhoudingen van dit tijdelijke leven onder den eisch van Gods Wet, opdat Hij van allen geëerd en gediend worde. De goddelijke inzettingen zijn niet veranderlijk of afhankelijk van de tijden en gelegenheden, doch zij onderrichten ons omtrent onze levenswet. Het is de roeping der kerk daarvan belijdenis te doen en haar licht te doen schijnen.

Van al deze dingen geeft de kerk getuigenis in haar belijdenis, leerende — naar het bevel van Christus — onderhouden, al wat Hij haar geboden heeft. Zoo is het dan onmogelijk, dat de belijdenis des geloofs, welke naar de Heilige Schrift is, zou veranderen. De belijdenis is uit het leven der kerk gesproten. Wie gemeenschap heeft aan het leven der kerk, zal ook gemeenschap hebben aan haar belijdenis. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Leven en belijden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 maart 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's