Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

GOEDE VRIJDAG

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, het voorhangsel des Ternpels scheurde in tweeën, van boven tot beneden. Matth. 27 vers 51a.

GOEDE VRIJDAG

In een apocrief boek lezen we, dat, toen Adam stierf, de aarde schokte. In onze tekst lezen we iets veel zekerders en grooters : als de Tweede Adam, de Heere Jezus sterft, dan schokt de aarde zóó geweldig, dat de Tempelberg zelfs bewogen wordt en het Voorhangsel van den Tempel scheurt, van boven tot beneden.

Het Voorhangsel. Welk mag bedoeld zijn ? Want in den Tempel waren er immers twee. Eén tusschen het Voorhof en het Heilige ; het andere tusschen het Heilige en het Allerheiligste. Het eerste ontzegde aan het volk den toegang, het tweede ook aan de priesters. Tal van kerkvaders hebben aan het eerste Voorhangsel gedacht, hoewel de gronden daarvoor toch niet dwingend zijn. We denken toch liever aan het tweede Voorhangsel, omdat dat aan allen, zonder onderscheid den toegang tot God ontzei.

Want dat is de beteekenis en de kracht van dat dikke gordijn, dat daar hangt. Het verduistert het Allerheiligste en maakt het ontoegankelijk. Het maakt den Heere bekend als een God, die Zich verbergt als de Heilige Israels.

Achter het Voorhangsel woont een heilig, heerlijk God, die daarom onder een zondig volk in het donker woont, omdat Hij smetteloos licht is. En dat Voorhangsel roept elken mensch, priester of leek, een halt toe: Voor u geen toegang. Want ge zoudt. God ziende, niet kunnen leven!

In het Voorhangsel zijn de Cherubs der Heiligheid geweven, die Cherubs, dien het vlammend zwaard is gegeven om heiligschennis te weren. Nog bovendien spreekt het wit, blauw en rood, dat er in verwerkt is, van de heiligheid, de onveranderlijkheid en de gerechtigheid Gods.

Wat schrikkelijke taal spreekt dat zware, sterke Voorhangsel! Niemand kan God zien en leven.. Schrikkelijk is het, onverzoend te vallen in de handen des levenden Gods.

Maar heeft dat Voorhangsel, dat zóó diep scheiding maakt, altijd gehangen in Gods Tempel ? — Het Voorhangsel, en trouwens heel de Tempel met z'n boomen en vruchten, wijst ons naar het verloren Paradijs heen. Daar stond ook een Tempel Gods, ja, heel die Hof met z'n stammen en bloemen was één Tempel Gode. En wat een Tempel! Een Tempel zonder Voorhangsel. Een Tempel, die van innigste gemeenschap spreekt tusschen Schepper en schepsel, als tusschen Vader en kind, ondanks het zoo diep verschil in wezen.

Een Tempel zonder Voorhangsel. Een Paradijs zonder zonde en ongerechtigheid. Want zij is het, de zonde, die dat Voorhangsel deed neerdalen en de deur der gemeenschap met God den Heere sloot. Het zijn onze ongerechtigheden, die scheiding maken tusschen den. Heere en tusschen ons.

Daarbij werd Israël stilgezet, zoo vaak het, uit de verte, het eerste Voorhangsel zag of aan het tweede dacht. Wat welsprekend is dat Voorhangsel in z'n drukkend zwijgen ! Hoe maant het, de zonde te kennen en te erkennen! Hoe doet het verstaan, dat het Recht Gods z'n loop heeft en moet hebben en diat door de werken der Wet géén vleesch gerechtvaardigd wordt voor God. Maar het doet toch óók verstaan, dat wat door de zonde in de wereld gekomen is, nog weggenomen kan worden door almachtige, vrijmachtige en doorbrekende Genade.

Daar achter het Voorhangsel woont een God, die werkt, tot nu toe. Een God, dien het smart, zich zóó van Zijn schepsel en kind te moeten afzonderen en die geen offer te groot acht om dit Voorhangsel weg te scheuren en te zeggen: zie, hier ben Ik. Ik ben toch geen God van verre, maar een God van nabij.

Van die gewilligheid Gods om. door Recht, dat Voorhangsel weg te nemen, en inplaats van een verborgen God een God van genade te zijn, spreekt elke Groote Verzoendag. Dan mag de Hoogepriester met het bloed van de zondebok, dat Allerheiligste achter het Voorhangsel betreden en daar den Heere ontmoeten als een God, bij Wien veel vergeving is. Ééns per jaar. Hoe kostelijke — maar ook korte dag! En dan hangt dat Voorhangsel er weer, onbewogen, dagen, weken, maanden.

Wanneer daar een menschenkind ronddwaalde op het Tempelplein, die het niet houden kon in dat arme leven buiten het heilige en den Heilige en die dorstte naar God, naar den levenden God, die kon het menigmaal verzuchten: Och, dat Gij dat Voorhangsel scheurdet! Dat Ge het voor goed recht kwaamt maken tusschen U en tusschen ons! Verlos ons, toon ons het vriendelijk licht van Uw verlossend aangezicht !

Eeuwenlang klom die Adventsbede op uit verslagen, hunkerende harten. — Hoorde de Heere ze niet ? Hoorde Hij ze te zelden ? Want dat Voorhangsel bleef zooveel lange eeuwen scheiden, verduisteren, ongescheurd.

Het wacht op één ding. Het wacht op de Volheid des Tijds, op de Groote Verzoendag, die de Góéde Vrijdag is.

Want dan sterft de Heere Jezus aan het Kruis. Buiten de legerplaats draagt Hij ontelbare smaadheden, plagen, smarten, om zoo als het Lam. Gods de zonde, de zonde der wereld te dragen en te boeten.

Als Hij dat gedaan heeft, aan het Recht Gods heeft genoeg gedaan en het hoofd buigt na volbrachten arbeid, om nu te rusten naar het vleesch — dan treedt Hij in den Geest den Tempel Gods binnen, als de Groote Hoogepriester, die met Zijn eigen bloed een versche en levende weg opent naar de Troon Gods, die door Zijn striemen en smarten weer een genadetroon werd. En dan scheurt het Voorhangsel. De Koning treedt in: de deuren moeten open, de poorten verhoogd. De Hoogepriester treedt in en het Voorhangsel, dat scheiding maakte onder zonde wil, het is weggedaan en afgedaan om der gerechtigheid wil, die aan het Kruis verworven is voor schuldige, beschaamde menschen.

En nu kan het toch geen vraag zijn, voor wie dezeversche, levende weg tot een verzoend en gunstrijk God ontsloten is. Het voorhangsel scheurde, van boven naar beneden. Dat deed de hand des grooten Kopings alleen. Dat is grootmachtig, vrijmachtig en eenzijdig werk. En dus bestemd voor die onder het Recht Gods besloten, het weten, aangewezen te zijn op die grootste, vrijmachtigste genadegift.

Goede Vrijdag spreekt van het Recht Gods. De Heere heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard. Hoe zal Hij dan iemand anders kunnen sparen! Verstaat ge dat, lezer, lezeres ? Ge kunt den Heere nooit ontmoeten, u grondend op iets van uzelf. Oe kunt naar recht niet anders wachten dan tijdelijke en eeuwige straffen. Naar recht zult ge het moeten billijken, eeuwig van God gescheiden te moeten blijven, door het Voorhangsel van dikke duisternis, van kruis en dood en hel.

O, laat het ons maar bang om het hart worden. Neen, niet vleeschelijk-bang voor straf, maar vreezend, den Heere te moeten missen, dus het Leven, de Gerechtigheid, ja alles, en Hem toch niét te kunnen missen.

Wanneer dat voor u leeft — Woord en Geest kunnen en willen het u leeren — dan zult ge met persoonlijke toepassing verstaan, wat Goede Vrijdag beteekent — voor den Heere Jezus èn voor een schuldig mensch. Hij, uw Borg, worstelend, omkomend, door het Voorhangsel der zonde van Zijn Vader gescheiden en verlaten, opdat gij, de ware schuldige, tot God genomen en nimmermeer door Hem zoudt worden verlaten. 

Het Voorhangsel gescheurd, weg- en afgedaan. Een versche, levende weg gebaand om tot God te gaan, met vrijmoedigheid en vertrouwen. Werp dan die vrijmoedigheid niet weg! Satan en vleesch doen al het mogelijke om het gescheurde Voorhangsel weer saam te voegen, om het weer duister te maken in uw ziel. Laat het u troosten, dat het waar geloof in den Heere Jezus toch is het zondaarsgeloof. Uw zonden zullen het gedurig weer donker maken in uw leven. Maar de Heere Jezus zal toch steeds weer de Doorbreker van de Goede Vrijdag blijken, door Zijn genade en Geest. Ge zult niet als heilige in uzelf, maar als verloren, bestreden zondaar zalig worden, alleen door het geloof in het volstreden werk van Christus.

Uw leven kort op. 't Wordt spoedig tijd om te rusten, 't wordt spoedig voor Sabbath. Wat blij vooruitzicht mag u strelen, wanneer de Heere Jezus uw gerechtigheid werd en gij Zijn zonde! Het Voorhangsel is gescheurd. Het sterven, hoe donker, is toch doorgang tot het eeuwige, het volle leven, waar ge den Heere zien zult, zonder Voorhangsel, gelijk Hij is.

Zij dat door genade onze Goede Vrijdag, nu en straks. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den Troon der genade om die genade te verkrijgen en te worden geholpen ter bekwamer tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's