Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Volgens deze waarheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volgens deze waarheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens deze waarheid en dit Woord Gods. Dat is dus volgens de waarheid, in de voorafgaande artikelen en bijzonderlijk in Art. 7 beleden, gelooven wij in een eenigen God, die een eenig Wezen is, in hetwelk drie Personen zijn, inderdaad en waarheid en van eeuwigheid onderscheiden naar hunne onmededeelbare eigenschappen : namelijk de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Dit gaat alzoo over de belijdenis der Drieëenheid Gods. Deze leer van de Heilige Drievuldigheid is altijd beweerd en onderhouden geweest bij de ware kerk van de tijden der apostelen af tot nu toe, tegen de Joden, de Mohammedanen en eenige valsche Christenen en ketters, welke nader  in Art. 9 worden genoemd.

Dit laatste artikel geeft in deze woorden weer een bewijs, dat de reformatoren op het geloof der Christelijke kerk van den tijd der apostelen af en niet op een bepaalde, b. V. de reformatorische periode, hebben gezien.

Wat wij telkens verdedigd hebben, n.l. dat het gaat om het overgeleverd geloof en de gemeenschap der gansche kerk van Christus, komt ook hier weer duidelijk uit.

Overzulks, zoo vervolgt Art 9, nemen wij „in dit stuk", d. i. het geloof in de Drievuldigheid, gaarne aan de drie geloofssommen, n.l. der apostelen, van Nicea, en van Athanasius, insgelijks hetgeen daarvan door de ouden in overeenstemming daarmede besloten is.

Bij deze zinsnede willen wij den vinger leggen, omdat daarin het reformatorisch standpunt ten aanzien van genoemde symbolen zoo klaar aan den dag treedt. Zij nemen de oude symbolen maar niet klakkeloos over. Zij zeggen ook niet, de oude kerk heeft alzoo beleden en daarom nemen wij dat voor waarheid aan. Zulk een redeneering, toegepast op de gereformeerde belijdenis, zou dan luiden: de reformatoren, of zooals men gaarne uitdrukt, de vaderen, hebben het alzoo beleden, dus nemen wij dat van hen over.

Dat zou zooveel beteekenen als, omdat de vaderen het gezegd hebben, is het zoo. Inderdaad wordt er in dien trant over de belijdenis der vaderen wel gesproken. Er zijn er, voor 'wie de vaderen als profeten zijn, die hun woord, of wat zij daarvoor houden, als zoodanig den stempel der waarheid opleggen. De reformatoren zouden dat zeker niet goedkeuren, zooals uit hun eigen belijdenis blijkt. Geen getuigenis van menschen, hoe heihg zij ook geweest zijn, boven Gods Woord. (Art. 7). Onder de vaderen zijn godzalige mannen, die in de dingen des geloofs een klaar gezicht hebben gehad, doch hoe voortreffelijk deze mannen door Gods genade zijn geweest, zij zouden grootelijks bezwaar maken tegen het nageslacht, dat hun zulk een gezag toeschreef en, omdat zij het gezegd hadden, als goddelijke waarheid zouden aannemen, de dingen, die zij zelf boven alle menschelijk gezag verheven hebben.

Wanneer wij de vaderen zoo hoog willen eeren, kunnen wij niet beter doen dan van hen te leeren. Zij beweren niet, de oude Christelijke kerk en haar leeraars zijn zulke voortreffelijke menschen geweest, en daarom nemen wij hun belijdenis voor waarheid aan. Artikel 9 ligt daar, om wat anders aan te toonen.

Lees het begin maar eens. „Dit alles — het betreft de leer der Heilige Drievuldigheid — weten wij, zoo uit de getuigenissen der Heilige Schrift, alsook uit hunne werkingen en voornamelijk uit degene, die wij in ons gevoelen".

Ze zeggen niet, dit alles weten wij, omdat de vaderen het hebben gezegd. Hun wetenschap komt uit een andere bron. Zij weten dat uit de getuigenissen der Heilige Schrift en daarvan geven zij rekenschap. Deze getuigenissen leeren ons deze Heilige Drievuldigheid te gelooven. Let wel op deze woorden : de Heilige Drievuldigheid te gelooven, d. w. z. te gelooven, dat God een Drievuldig Wezen is. Drie Personen en nochtans één Wezen.

Dit wordt dus als voorwerpelijke waarheid des geloofs gesteld. God is zóó. Dat leert de Schrift. Het staat voorwerpelijk vast. God maakt Zich alzoo bekend. Wie over den God der Schriften spreekt, heeft dat te bedenken. Hij kan en mag over Hem niet anders spreken en denken.

Dit in de eerste plaats.

Maar dan blijven de mannen van de belijdennis daarbij niet staan. Zij gaan over hun wetenschap van deze zaak verder: n.l. ook uit de werkingen van Vader, Zoon en Heiligen Geest wordt Hij zoodanig gekend.

En dan voegen zij daaraan toe : voornanaelijk uit de werkingen, die wij in ons gevoelen.

Hierin geven zij rekenschap van hun geloofsleven, dat den Drieëenigen God leert kennen in het gevoelen van Zijn werkingen. God openbaart Zich niet slechts voorwerpelijk alzoo, want Hij openbaart Zich door Zijn Woord en Geest. De openbaring dringt door in 't hart. De werkingen Gods blijven niet buiten den mensch omgaan, maar getuigen in het binnenste. Gelijk geschreven is : Gods Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. Op dat getuigenis van Gods Geest zien de vaderen. Het is de Geest Gods, die in alle waarheid, ook in deze waarheid eidt. Daarom kunnen zij zich beroepen op de werkingen, die wij in ons gevoelen. En zoo rust hun wetenschap op het getuigenis van Woord en Geest.

Al wat er dan ook in de wereld over de Heilige Drievuldigheid of iets, dat er op gelijkt, geredeneerd en gespeculeerd is door theologen of philosophen, gaat terug op deze openbaring, heeft er althans eenige betrekking mede, want er is geen mensch, die deze leer uit zichzelf zou hebben bedacht, omdat het ten eenenmale onbegrijpelijk is. Alle tegenwerpingen, ketterijen en dwalingen omtrent deze leer, komen juist daaruit voort, dat het menschelijk verstand haar niet kan vatten. Men zou haast kunnen zeggen, omdat het tegen de rede ingaat.

Het is dan ook niet toevallig, dat de belijdenis hier zulk een klare rekenschap geeft van den grond des geloofs en de bron der wetenschap.

Die wetenschap is der kerk van Christus eigen door het Woord en door de werkingen, voornamelijk degene, die wij in ons gevoelen. Allen, die uit dit geloof leven, hebben alzoo geen getuigenis van menschen noodig, maar getuigen daarvan onder de menschen.

En nu hebben de reformatoren geconstateerd, dat de ware kerk van de tijden der apostelen af tot op hun tijd deze leer altijd beweerd en onderhouden heeft, terwijl zij de ketters en dwaalleeraren verwierp. Dat constateeren zij, en het spreekt van zelf, dat dit niet tot hun bevreemding is geweest. Zij constateeren ook, dat de drie genoemde geloofssommen in dit stuk de­zelfde belijdenis bewaren. Welnu, niet, omdat zij zoo oud zijn of door zoo heilige mannen zijn opgesteld en beleden, maar, omdat zij met deze waarheid overeenstemmen, daarom worden zij in dit stuk gaarne aangenomen. Op gelijke wijze en om dezelfde reden ook hetgeen door de ouden in overeenstemming daarmede besloten is.

Willen wij derhalve van de vaderen leeren, dan zullen wij op gelijke wijze ons standpunt jegens de reformatorische belijdenis bepaald zien.

Niet, omdat zij het gezegd hebben, maar, omdat en in zooverre hun belijdenis overeenkomt met de wetenschap, die vrucht is van de werkingen van Woord en Geest zullen wij die gaarne aannemen.

Alleen zoo komt God aan Zijn eer en worden wij vermaand ons geloof te toetsen niet aan wat de menschen voor zoodanig houden, maar aan de waarheid zelf, waarin de Geest van Christus Zijn kerk leidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Volgens deze waarheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's