Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereform. Kerk en de éénheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereform. Kerk en de éénheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Prof. L. H. van der Meiden schrijft over de Chr. Geref. Kerk en de eenheid der kerken. Boven zijn artikel heeft hij een zinsnede uit de Acte van Afscheiding of Wederkeering laten afdrukken : .... „En verklaren tevens gemeenschap te willen uitoefenen met alle ware Gereformeerde lidmaten en zich te willen vereenigen naet elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering" Als noodzakelijk bij het zoeken naar de eenheid worden genoemd : ootmoed en waarheid. Waarbij dan ook werkelijk naar eenheid moet worden gestaan. Want tot de beleving van deze eenheid is de Kerk geroepen. Prof. v. d. M. zal trachten weer te geven wat de Chr. Geref. Kerk inzake de eenheid erkent, deed en begeert. In de eerste plaats krijgen we

Wat de Chr. Geref. Kerk inzake de eenheid erkent

Allereerst wordt de breuk erkend, de zondige gedeeldheid. De Generale Synode van 1930 heeft dit betreurd. In 1934 werd aan de Gereformeerde Kerken geschreven: „Immers, gij zult het, Zeer Eerwaarde Broeders niet ons, eens zijn, dat alle gedeeldheid niet anders dan de Kerk tot schade kan zijn". In het rapport schreven de Deputaten : „Er is een kerkelijke verdeeldheid, die diep te betreuren is. Die verdeeldheid is in strijd met de H. Schrift, met den eisch van den Koning der Kerk en met onze van geloof tintelende belijdenisschriften. Ook hebben wij ons zeker af te vragen, of wij bij deze heilige zaken wel genoeg, als Kerk, hebben geleefd en of wij diep de breuk Sions als schuld voor God en met groote smart voor onszelf beweenen. Was er ook bij ons soms vreemd vuur op het heilig altaar ? "

Het rapport, waarin deze woorden voorkomen, is door de Generale Synode aanvaard. Hierin ligt het bewijs, dat de Chr. Geref. Kerk zich niet over den bestaanden toestand verheugt.

De huidige situatie is een zondige en droevige.

In deze gebrokenheid staat een treurende Kerk.

In die treurende Kerk is schuldbesef en schuldbelijdenis. Dit alles blijkt uit het aangehaalde uit het rapport.

Over dit belijden moet niet gering worden gedacht. Hoewel niet voldoende, gevoelt die treurende Kerk, „dat de Heere geen behagen heeft in den geest van verdeeldheid en wantrouwen onder hen, die één God en Vader en één Heere belijden en die één geloof en één doop hebben. (Efeze 4). Er heerscht een geest van verdeeldheid en wantrouwen. De Chr. Geref. Kerk erkent en belijdt, dat de levende smart, welke vrucht is van de werking des Heiligen Geestes, veel te weinig wordt gekend.

Deze schuld is ook bij andere kerkgroepen.

Nu mogen we echter niet doen alsof er geen zondige oorzaken voor die verdeeldheid zijn. Nog minder moeten we de breuk op 't lichtste willen genezen.

Als we schuld erkennen, doen we aan de waarheid niet te kort.

De Chr. Geref. Kerk wil de waarheid dienen en ze wijst naar datgene wat met de waarheid in strijd is. Ze heeft ook hier schuld te belijden, omdat ze in dit op zicht niet altijd trouw is geweest en er vaak vreemd vuur op h'et altaar was. Met schuldbelijdenis en smart over de gedeeldheid moet echter wel gesproken worden over wat verdeelt.

Eenheid nu wordt gezien als eisch der Heilige Schrift.

Gewezen wordt op enkele uitspraken der Heilige Schrift.

„En het zal worden ééne kudde en één Herder". (Joh. 10 : 16).

De scheuringen in Corinthe worden afgekeurd. Er moet eenheid zijn. Geen getwist. (1 Cor. 1 : 10 v.v.)

„Eén lichaam is het en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer beroeping, één Heere, één geloof, één God en Vader van allen, die daar is boven allen en door allen en in u allen". (Efeze 4 : 1—6). Een eenheid is er, maar die moet dan ook gezien worden en in het doen der geloovigen uitkomen.

De zondige gedeeldheid is ook in strijd met den eisch van den Koning der Kerk. Gewezen wordt op het Hoogepriesterlijk gebed. Hier wordt niet bedoeld een eenheid, welke een samenvoeging is van alle godsdienstige menschen. Hier wordt bedoeld allereerst, dat de geloovigen samen het ééne lichaam van Christus vormen. Aan wezenseenheid tusschen de geloovigen moet worden gedacht. Er is eenheid van leven, in geheiligde kennis en van godza: igen levenswandel. Die eenheid is uit God door Christus. Deze ware eenheid is geen menschenwerk, maar is Gods werk. Ze komt er doordat Christus de heerlijkheid geeft, die Hij van den Vader ontvangen heeft. (Joh. 15 : 5). Die heerlijkheid zal in de Gemeente des Heeren ten volle worden aanschouwd wanneer heel de verkoren Kerk verlost, gezegend, geheiligd, onberispelijk zal staan voor den troon van God en het Lam. Deze volmaaktheid is er nu nog niet. Maar de strijdende Kerk moet er naar jagen of zij die volmaaktheid ook grijpen mocht. De beleving van de gemeenschap des geloofs wordt in de Schrift bezongen, is naar 's Heeren wil en tot Zijn eer.

„Om tot die eenheid te komen, is noodig inlijving in Hem, deelen in Zijn heerlijkheid, vruchtdragen uit Hem in een leven van waarachtige bekeering. Alle leven, ook elk kerkelijk leven, dat hiermee in strijd is, beantwoordt niet aan den eisch van den Koning der Kerk.

Met enkele aanhalingen uit de belijdenisschriften wordt getoond dat deze bewijzen de taal der Heilige Schrift te verstaan.

„Wij gelooven en belijden, een eenige, katholieke of algemeene Kerk". (Art. 27). En „dat niemand zich behoort op zichzelven te houden, om op zijn eigen persoon te staan, maar dat allen schuldig zijn zichzelven daarbij te voegen en daarmee te vereenigen, onderhoudende de eenigheid der Kerk". (Art. 28). In de XII Geloofsartikelen wordt hetzelfde beleden. Schoon verklaard door den Catechismus (Zondag 21, vr. en antw. 34). De eenheid wordt hier ook gezien in hare diepte, n.l. als de eenigheid des waren geloofs".

Dit is niet maar een „pracht-denkbeeld"', maar de wilsbepaling van den Koning der Kerk. Hierbij steekt wel schril af de droeve werkelijkheid van het gedeelde kerkelijke leven. Deze is inderdaad in strijd met de Heilige Schrift, den eisch van den Koning der Kerk en met onze van geloof tintelende belijdenisschriften.

Op de Kerk rust nu een heilige eisch. De tijdsomstandigheden mogen geen drijfveer zijn. Over angstmotieven wordt heel niet gesproken : Alleen dit: Door de tijdsomstandigheden, door de oordeelen en gerichten, zet de Heere een streep onder Zijn Heilig Woord, opdat wij er later acht op zouden geven. Én God zal de nood gebruiken als middel om de geloovigen dichter tot God en tot elkander te brengen. De wilsbepaling van den Koning moet allereerst dringen tot ware eenheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Christelijke Gereform. Kerk en de éénheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's