Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Nog geen scheidbrief

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Alzoo zegt de Heere: Waar is de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb ? " Jesaja 50 vers 1a,

k Geachte lezer. Deze woorden van den profeet Jesaja, willen we eens met elkander overdenken. Het is hier de man Gods van den ouden dag, die een boodschap van zijn Zender had te brengen tot het volk, uit Abraham gesproten. Maar omdat dit geen menschenwoord is, doch gesproken door den Schepper van het gansche aardrijk, heeft dit woord ook veelzeggende beteekenis voor ons, die leven onder de nieuwe bedeeling.

Het is de Heere, die door de mond van Jesaja met een vraag kwam tot de Zijnen. Een vraag, die, wanneer gij in duisternis, in geestelijke duisternis terneder zit, u ook wordt gesteld.

Waar is de scheidbrief ?

Hier is het de profeet, die in beeldspraak Gods boodschap overbrengt. Het gaat dus eerst om de vraag, wat een scheidbrief eigenlijk wel is. Het beeld is ontleend aan het huwelijksleven. Het was reeds om eenigsizins aan de Oostersche willekeur van den man over de vrouw paal en perk te stellen, dat Mozes beval, dat bij wegzending van de vrouw door den man, haar een scheidbrief moest worden gegeven. Door de scheidbrief was de vrouw geheel los van haar man, mocht zij een ander tot vrouw worden. De scheidbrief hield dus in, dat de man alle aanspraken op de vrouw liet varen. Daarmede kon dus de vrouw zeggen, geheel door den man te zijn verstoten. Was geen scheidbrief gegeven, dan was de band, de huwelijksband nog niet verbroken, dan had de man nog aanspraak op de vrouw, dan kon de vrouw niet zeggen geheel verlaten te zijn, geheel verstooten te zijn door den man.

Nu is het in deze beeldspraak, dat de profeet zijn boodschap, Gods boodschap, overbrengt. Hoe menigmaal wordt in het Woord des Heeren die huwelijksband als beeld genomen om de verhouding tusschen den Verbonds-God, Jehova, en het bondsvolk, Israël, uit te drukken.

Bij den Sinaï had de Heere Zich Israël verkoren uit de andere volkeren, en wanneer Israël van den Heere afvalt, andere goden navolgt, dan wordt het ontrouwe volk genoemd een overspelige vrouw, die andere mannen is nagevolgd. Is het niet de profeet Hosea, waar zeer scherp Israels afgodendienst vergeleken wordt bij overspel ? Geeft hij het Israël niet in den mond : Ik zal mijne boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijne wol en mijn vlas, mijne olie en mijne drank geven. (Hosea 2 vers 4).

Waarom kwam de Heere door Jesaja nu tot dit afvallige volk met deze vraag ?

Wel in het hoofdstuk, hieraan voorafgaande; wordt het volk geteekend als een klagende vrouw, die klaagt verlaten te zijn door haar man.

Israël klaagt nu, dat de Heere verlaten heeft en vergeten heeft dat volk der verkiezing.

De Heere heeft mij verlaten en de Heere heeft mij vergeten (49 vers 14). Alles in het rond wijst op deze Godsverlating, daar in vreemde macht de heilige erve Gods gekomen was. Hoe treurig was het gesteld met het vroeger zoo glorievol volksbestaan. Groot gemaakt door den Heere. Geen gunst zag de Israëliet van boven afdalen, wanneer steeds donkerder het toekomstbeeld zich afteekende.

Het is zoo te begrijpen, dat het woord nu levend werd in veler hart: Het is voor goed uit tusschen Jehova en de Zijnen. De Heere heeft mij verlaten; de Heere heeft mij vergeten.

Tot dit klagende volk komt nu de vraag, of het wel waar is, dat de Heere den band, bij den Sinaï gelegd, heeft verbroken. Als dit waar is, dan zal toch getoond moeten worden de scheidbrief, zooals een Israëlitische vrouw klagend, dat haar mun haar geheel verstooten heeft, ook een scheldbrief kan toonen.

Waar is de scheldbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb ?

Deze vraag houdt als vanzelf tevens in een ontkennend antwoord.

O neen, Israël mag wel klagen over de oordeelen, maar dat de Heere Zich geheel had teruggetrokken, daarover spraken de woorden der profeten andere taal.

Tot het laatste oogenblik van Israels en Juda's volksbestaan kwam Gods Woord nog tot dit volk. Een woord van vermaan, maar tevens een woord van lokking.

O neen, niet de oorzaak van Israels verlating te zoeken in het geven van den scheidbrief door den Heere, maar wanneer Israël in die dagen treurt over den jammerstaat, dan moet de ware oorzaak gezocht worden bij het volk zelf.

Ziet, om uwe ongerechtigheid zijt gij verkocht, en om uwe overtreding is uwe moeder weggezonden.

Dat is de oorzaak, dat is de wondeplek, niet de Heere, die niet wilde, maar de zonde maakte Zijn tuchtroede noodig.

Hoe verwijtend het woord van den profeet voor het klagende volk : Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarop riep Ik en niemand antwoordde ?

De Heere was gekomen, zoo menig keer, en vond niemand die Hem begeerde. Toen de Heere afdaalde van den berg Sinaï met Zijn wet, met Zijn wil, vond Hij geen Hem verwachtend volk, maar het volk, waartoe Hij afdaalde, had genoeg aan het gouden kalf, had den Heere niet van noode.

Hoe menigmaal had de roepstem des Heeren onder Israël luid weerklonken : Keert weder, gij afkeerige kinderen, daaraan de belofte verbindend : Ik zal u van uwe afkeeringen genezen. Maar een roepstem, waarop het noodgeschrei uitbleef.

Wel een roepen, maar geen antwoorden.

Het was de jammerklacht: de Heere heeft mij verlaten, de Heere heeft mij vergeten, maar het mocht wel zijn de vraag : Waarom heeft de Heere nog niet de band verbroken ? Waarom nog gekomen met Zijn Woord, met Zijn roepstem ? Wanneer de Heere naar Israels daden en woorden gedaan had, een scheidbrief was  rechtvaardig geweest, maar Hij deed niet naar onze daden, niet naar Israels ontrouw.

Weet gij waarom ? Wel, dit waarom wordt beantwoord door den Zone Gods, wanneer deze zegt: Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mensch niet. Die band, waarmede de Heere zich verbond aan het volk Israël, is een band, die alleen vastligt in den Heere. Zóó vast ligt, dat zelfs geen zonde deze kan verbreken.

Daarom had de Heere geen scheldbrief gegeven, want de Heere God is geen mensch, die zich kan vergissen, vergissen in de keuze van Zijn volk.

Geen scheidbrief.

Mijn lezer, heeft dit ook iets voor u te zeggen ? Is het ook voor u niet veelal een klagen, omdat het in uw geestelijk leven zoo donker is ? Voelt gij u niet door den Heere verlaten ? Is het in vroeger dagen voor u niet beter geweest dan nu ?

Wat is daar de oorzaak van ?

Want voor geestelijke dorheid en matheid zijn oorzaken te vinden.

Zeker, de Heere heeft u verlaten, de Heere heeft u vergeten, zoo klaagt gij met het Israël van den ouden dag. Maar moe ten wij u dan ook niet voorhouden die treffende vraag: „Waar is de scheidbrief ? "

Ja, daar is reden voor, dat de wereld op het oogenblik in duisternis doolt, daar is reden voor, dat het dreigend gevaar van ongeloof steeds grooter wordt, daar is reden voor, wanneer het zoo donker is in het menschelijk hart.

Maar de oorzaak van dit alles wordt ons nu voorgehouden. Niet hierin te vinden, dat de Heere de gemeenschap met deze wereld heeft afgebroken. In God is geen verandering en het eens gesproken woord mag, ja, moet tot Gods eer verkondigd worden. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon heeft overgegeven, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

O, neen, lezer, wie gij ook zijt, waar gij u ook bevindt, gij kunt u niet vrij pleiten, wanneer gij klaagt over de donkerheid en duisternis. De vinger moet gelegd op de wondeplek en moge het als. een hamer u verbrijzelen: „Ziet, om uwe ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uwe overtreding is uwe moeder weggezonden".

Het zijn uwe zonden, uwe ongerechtigheden, die de sluier voor Gods vriendelijk aangezicht heeft getrokken. Of durft gij voor den Heere te belijden, dat Zijn roepstem tot u niet is gekomen ? Durft gij, voor den Heiligen God staande, te zeggen : dat Hij u nooit heeft opgezocht, dat Hij u blijkbaar een scheldbrief heeft gegeven ?

In deze dagen komt de Heere tot de jongeren onzer gemeenten. Mijn zoon en Mijn dochter, hebt gij Mij lief ? De Heere roept u, jongelingen en jongedochters. Reeds als kindeke kwam Hij tot u met het sacrament van den Heiligen Doop. En nu wilt gij Zijn Naam niet belijden ? Laat gij die sprake des Doops onbeantwoord ?

Maar in deze dagen komt tot u de vraag : kunt gij toonen de scheidbrief, dat de Heere geen aanspraak meer op u maakt ?

Dan weten wij het, dat het soms kan stormen in het hart van menig jongeling en menig jongedochter. Dan weten wij het, dat met schijnbaar mooie redeneeringen die roepstem des Heeren ontloopen wordt. Neen, Christus te volgen, wil niet zeggen het gemakkelijke levenspad te kiezen. Nog altoos is het woord van den Meester van kracht: „Zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven en neme zijn kruis op en volge Mij".

De Heere roept, roept ook u, wanneer gij ons niet uit het Woord des Heeren kunt voorhouden uw scheidbrief, van den Heere ontvangen.

O lezer, wat troostrijk, dat de Heere ons nog wil laten prediken de weg der zaligheid, wil toonen Zijn barmhartigheid. Want bij ontdekkend licht is het grootste waarom, van dit leven, waarom God nog met zondaren gemeenschap wil hebben.

De zonden maken scheiding, maar openbaart de Heere niet Zijn arm met macht ?

Jesaja 50 vers 2 zegt het : „Is Mijne hand dus gansch kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden ? ''

Wanneer het van ons werk afhing, geen zaligheid zou er voor den mensch zijn weggelegd, maar zalig, wanneer wij ons voor Hem verootmoedigen, wanneer wij, zooals we zijn, op Hem zijn hopende.

En nu is voor de grootste der zondaren in het reinigende bloed van Christus verzoening te vinden.

Lezer, kunt gij bevestigend beantwoorden de vraag : „Waar is de scheidbrief ? "

Zoo niet, ook door deze woorden onzer overdenking komt de Heere God tot u met Zijn roepstem. Wat een roepstemmen in uw leven, wat een afdalen, wat een kloppingen aan de deur van uw hart. Geve de Heere, dat niet in den dag des gerichts aan u zal verweten worden: „Waarom kwam Ik en niemand antwoordde.... ook gij niet". Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop, zegt de Herder der schapen; zalig, wanneer op die klop des Heeren van u geldt: en de schapen volgen Hem, overmits zij Zijne stem kennen,

Molenaarsgraaf

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's