Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Credo der kerk en de symbolische formulieren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Credo der kerk en de symbolische formulieren

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg).

Er rijst echter een nog gewichtiger vraag. Hoe zou men weten, indien men naar zijn meening het substantieele Credo uit de confessie uitpelde, daL men inderdaad hetzelfde Credo, n.l. het Credo der kerk had ?

Hoe ook zou men dat weten, indien men zich daarbij oriënteerde aan het Evangelie ?

Want vergeten wij niet, dat de geschiedenis der laatste eeuwen een stuk geestelijk leven bracht, waarbij ook het kerkelijk leven betrokken werd, waardoor het zelfs voor een niet gering deel beheerscht is geworden en waarin menigerlei beschouwingen en opvattingen, die zich met het Credo der kerk niet kunnen verdragen, ingang hebben verkregen.

Wij wijzen op de Schriftcritiek, op den geest der Aufklärung, de nieuwere wijsbegeerte en daarmede in verband op de ontwikkeling der nieuwere theologie.

Bedoelt de man, die Gods Woord zegt, hetzelfde als het reformatorische Credo ? Verstaat hij, die spreekt van het Evangelie, dat, zooals de reformatorische kerk het verstond? Deze en dergelijke vragen kunnen er meer gesteld worden om zonder nader onderzoek te weten, dat zij niet zoo maar bevestigend kunnen worden beantwoord.

Daarmede is genoegzaam aangeduid, dat het zeer twijfelachtig is, of het Credo der kerk zou worden geformuleerd en indien het zoo ware, of het naar zijn eigen waarde en beteekenis zou worden verstaan en geinterpreteerd.

En hoe onzeker staat men dus tegenover een practisch belijden van het Evangelie zonder overeengekomen en vastgestelde formuleering ?

Men kan deze dingen toetsen aan de houding, in vrijzinnigen kring jegens het Apostolicum aangenomen. Dit oecumenisch symbool beantwoordt aan de soberheid van het Credo zonder accidenteele aanhangsels meer dan eenig ander, tenzij dan de Doopformule.

Men kan zich ook voorstellen, dat velen, die zich in de confessie der Drie Formulieren, zooals die daar ligt, toch niet kunnen vinden, geen bezwaar zouden maken tegen het Apostolicum, althans zich er bij zouden neerleggen.

Op zich zelf wijst dit reeds op innerlijke spanningen, welke er voor hen tusschen het Apostolicum en de Drie Formulieren liggen.

Geven wij acht op de plaats van het Apostolicum in den Catechismus en herinneren wij ons dat het ook aan de Ned. Geloofsbelijdenis ten grondslag ligt, dan is dit verklaarbaar. De artikelen des geloofs verschijnen in de Formulieren in het licht der reformatorische argumenteering.

Het Credo wint aan nauwkeurigheid overeenkomstig 't reformatorisch geloof, maar wordt tevens meer bepaald. Het laat minder ruimte voor velerlei opvatting. Als voorbeeld zij nogmaals op de artikelen omtrent den Christus gewezen. Heel duidelijk spreekt dit ook in de behandeling der heilsfeiten in den Catechismus.

En om een ander stuk te noemen : het geloof in God den Schepper wordt in de Formulieren veel uitvoeriger behandeld, zooals blijkt uit het stuk der Voorzienigheid.

Zoo ook laat de reformatorische confessie geen twijfel omtrent de historiciteit van den Christus der Schriften en de heilsfeiten. Zij is daarin zonder eenige bedenking in overeenstemming met de oude Christelijke kerk en met het Apostolicum. Vandaar althans één der bezwaren, die van vrijzinnige zijde tegen het apostolisch symbool rijzen.

Men kan onder hen althans de meening aantreffen, dat de historiciteit van geen belang zou zijn, krachtens een eigenaardig religieuze waardeering, welke men poogt te verdedigen. Het zou er slechts op aankomen, of Christus nog altijd in den geloovige wordt geboren, gekruisigd, sterft en opstaat. De Christusrnythe of Christusfiguur wordt hier onder het aspect van een religieus idealisme geplaatst, hetwelk culmineert in een idee der Christelijke religie, welke met het Credo der kerk weinig of niets meer gemeen heeft.

Zoo moet nogmaals de vraag opkomen, of men — zelfs, indien men op het Apostolicum terugviel om tot formeele overeenstemming te komen — inderdaad zich scharen zou onder het oecumenische Credo der kerk ?

Hoeveel te meer dringt zich die vraag op, indien men — wij spreken slechts bij onderstelling — indien men een algemeen Credo ging formuleeren ?

En een iegelijk zal toch gevoelen, dat het voor de kerk een zaak van het hoogste belang is, dat zij in haar belijdenis het Credo van Christus' kerk omhelst. Om een Schriftwoord te gebruiken, dat zij gemeenschap heeft met het geloof, dat den heiligen is overgeleverd. (Judas vs. 3).

Alle discussie over de roeping der kerk en de opwekking tot kerkelijk besef kan slechts dan eenige vrucht dragen, als het geschiedt van uit het Credo der kerk en niet van uit een pseudo-Credo, hetwelk aan het leven der kerk niet is ontsproten.

Reeds daarom mag de relatie met de kerk der eeuwen niet worden losgemaakt. Zij moet veeleer gezocht. Voor wien het niet twijfelachtig is, of de reformatie uit het leven der kerk is opgekomen, staat het vast, dat de reformatorische confessie een zuiver geluid geeft als het existentioneele Credo der herleefde kerk van Christus. Hij aanvaardt haar met haar accidentia, die toch ook tot het symbool behooren, als een vasten grond, van waaruit de kerkelijke vraagstukken moeten worden bekeken.

Dat geldt b.v. niet alleen de kwestie der richtingen, maar omdat het haar geldt, ook de theologische beschouwingen, waarop zij drijven. Het Credo der kerk brengt zonder beding zijn theologie mede. Zijn artikelen staan in organisch verband en Sartorius heeft gelijk, als hij dat alles te zaam brengt in de Christologie.

In de afdoende vraag: Wat dunkt u van den Christus, ligt het criterium tusschen Credo en pseudo-Credo.

Daarom is ook de historiciteit geen zaak van indifferent belang, maar beslissend. Indien de Christus der Schriften niet historisch is, is er geen historische kerk. Wat wij kerk noemen, is dan een godsdienthistorisch verschijnel, hetwelk drijft op de idealiseering van religieuse sentimenten, die zich hebben afgezet in een z.g. Christusmythe.

De theologie wortelt in het Credo, omdat zij uit de religie opkomt. Daarom wordt de reformatorische theologie door haar Credo bepaald, gelijk dit op zijn beurt zijn regel en richtsnoer vindt in de religie der Schriften. Het substantieele van het Credo zal zich daarom ook aan de theologie mededeelen, zoodat deze met het Credo door onveranderlijke elementen wordt gedragen.

Hierdoor wordt verklaard, waarom, de accidentia toch weer tot het symbool behooren, in ieder geval, dat dit van zekere accidentia gelden moet.

In de mengeling van theologische beschouwingen en spanningen rondom het reformatorisch symbool poneert zich op grond der aangevoerde argumenten het symbool zelf tot criterium.

Dit gaat zelfs zoó ver, dat men een onverwachte en schier ontoelaatbare verlegging van het zwaartepunt meent te kunnen constateer en, als het symbool tot regel van Schriftbeschouwing en uitlegging wordt gesteld, zooals b.v. in de Statuten van den Gereformeerden Bond.

Dit verschijnsel zet ons midden in de ontwikkeling van de moderne godsdienstphilosophie en der theologie, waarop wij in dit bestek niet nader ingaan. Alleen deze opmerking. Sedert de Dordtsche Synode van 1618/19 ging; deze ontwikkeling haar gang, ondanks de kerk, welke allengs haar leiding zag overgaan naar de wijsbegeerte.

Het ontbrak aan vergelijking en controle van uit haar Credo, laat staan aan kerkelijke beslissing ten aanzien van principieele zaken des geloofs. De innerlijke controversen verkregen vrij spel binnen en buiten het kerkelijk leven en dit kon niet anders dan tot een crisis voeren, waarin wij ons thans bevinden en waarin ten laatste het Credo der kerk zelf in kwestie wordt gesteld. De discussie wordt doorkruist door critische beschouwingen, die niet slechts onzekerheid en scepsis, maar negatie ten aanzien van fundamenteele stukken der confessie verraden. De substantie van het Credo wordt zelf geraakt. Vandaar een pro en contra dispuut, waarbij ook de uitlegging der Schrift door de aanhangers en voorstanders der confessie aan haar Credo werd gebonden.

Vergeefs zoekt men daarin echter een omkeering der gezagsverhouding, zooals ook Dr Kromsigt in „de Gereformeerde Kerk" tracht aan te toonen.

't Gaat niet om binding van den Schriftuitleg aan een menschelijk Formulier, maar om het Credo, hetwelk de kerk, door Woord en Geest geleerd, uit de Schrift gewon. Het substantieele Credo, dat is zijn waarheid, staat in het centrum, n.l. de Christus, zooals Hij zich aan Zijn kerk door Zijn Woord en Geest bekend maakt. De Christus der Schriften is de Christus der kerk, zoowaar zij Zijn gemeente. Zijn lichaam is. Uit die innerlijke levensbetrekking wordt haar Credo geboren aangaande den Weg en de Waarheid en het Leven. Uit die levende betrekking getuigt het van den Weg en de Waarheid en het Leven, hetwelk is Christus de Heere.

Daarin is het substantieele van haar confessie aangewezen. Daar is een levende weg van het Woord naar de confessie, welke openbaar wordt, daar, waar de kerk verschijnt als de getuige van Christus.

Spreekt men dus van een Schriftuitlegginig in overeenstemming met de Drie Formulieren, dan is dat geen verlenging van gezag, maar een beroep op de levende betrekking der kerk tot haar Heere, die haar door Zijn Geest in alle waarheid leidt.

Wie het Credo in kwestie stelt, randt in het Credo het leven der kerk zelf aan. De crisis, welke de confessie doormaakt, is de crisis der kerk. Laat de kerk haar confessie los, geeft zij haar prijs voor wat ander, dan maakt zij zich niet alleen los van de kerk der eeuwen, maar desavoueert ook zich zelf als kerk.

Daarom geeft het uiting aan de hopelooze verwarring, waarin wij kerkelijk verkeeren, dat een pro en contra de confessie — niet op eenig ondergeschikt punt, maar rakende het substantieele — binnen het erf der institutaire gemeenschap wordt gestreden.

En het ligt ook voor de hand, dat deze tegenstelling alleen kerkelijk kan worden overwonnen door recht te laten wedervaren aan de belijdenis. Opwekking tot een herleving van het kerkelijk besef zullen gepaard moeten gaan aan opwekking tot en herleving van het confessioneel besef. Kerk en Credo zijn één.

Het kerkelijk gesprek — zooals men het noemt — kan verhelderend werken, conferenties en besprekingen kunnen daartoe medewerken, maar het Credo beslist en zal zijn beslissende beteekenis aan den dag brengen.

En nu kan men droomen van een substantieel of ideëel Credo, een Credo in vrij practisch belijden, of in een nieuwe formuleering ontdaan van de zestiendeeeuwsche accidentia, doch wie zal waarborgen, dat men dan inderdaad het Credo van Christus' kerk hanteert ?

Men kan zeggen, dat de Drie Formulieren als een aarden vat zijn, waarin de kerk dien schat bewaart. Men zal daarbij moeten toegeven, dat het vat met het goud is versmolten door den gloed van den strijd om het zuiver te bewaren. Wie waagt het, dit vat te verbreken zonder schade te lijden aan de substantie?

Bovendien zou zulk een schade aan de hoofdzaak in den koop worden genomen terwille van het accidenteele, dat daarenboven zijn actueele beteekenis blijft behouden, zelfs in menige vraagstelling van het oogenblik. Deze en zoovele nieuwere vragen, welke de aandacht der kerk zullen vragen, kunnen alleen aan de orde gesteld van uit het reformatorisch belijden.

Alle besprekingen en overleggingen zullen eerst daarin vruchtbaar blijken te zijn en tot een hernieuwd kerkelijk leven kunnen leiden, indien zij tot het resultaat voeren, dat de Herv. Kerk niet alleen haar confessie erkenne als getuigenis van het Credo der Christelijke kerk, maar haar ook recht late wedervaren bij de vervulling van haar taak en roeping. Dat is ook het standpunt, door den Gereformeerden Bond uiteengezet aan de Algemeene Synodale Commissie, naar aanleiding van de esprekingen in Gemeenteopbouw.

Het is ook op dien grond, dat wij de eteekenis van het Credo en dat in den vorm der Drie Formulieren in dezen kring hebben willen uiteenzetten, om in dienzelfden geest in dezen kring belangstelling en medewerking te mogen wekken voor een taak, die ons niet alleen lief is, maar waartoe wij ambtelijk als Dienaren des oords geroepen zijn.

Wij zullen dat met onze menschelijke wijsheid en krachten niet wel kunnen volbrengen, maar zoo daar waarachtig geloof is, zullen wij onze verwachting stellen op den Heere, die Zijn kerk — gelijk onze belijdenis leert — in stand houdt tegen het woeden der gansche wereld. Die Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid, en de weg des levens verandert niet, zoomin als het geloof, dat den heiligen is overgeleverd.

Naar aanleiding van het gesprokene werden verschillende vragen en opmerkingen geplaatst, die door den referent werden beantwoord, o. a. omtrent de verhouding van de Apostolische geloofsbelijdenis en de Drie Formulieren in verband met de voorlezing der Artikelen op de Classicale Vergaderingen. Men zag daarvan niet gaarne een voorschrift gemaakt, omdat dit aanleiding zou kunnen geven omi de Drie Formulieren achter te stellen.

Gevraagd werd of nadere opheldering kon worden gegeven omtrent de uitdrukking „op den bodem van Schrift en Belijdenis" in het rapport van Gemeente-opbouw. Gewezen werd op het schrijven van het Hoofdbestuur aan de Alg. Synodale Commissie, waarbij het standpunt van den Geref. Bond werd uiteengezet.

Verder werd geraakt aan het vraagstuk der richtingen, de roeping der kerkeraden, de bevoegdheid der besturen en aangelegen vragen, b.v. aangaande de nieuwe Bijbelvertaling, welke hier slechts worden aangeduid, omdat zij breeder behandeling verdienen.

Wat de nieuwe Bijbelvertaling aangaat, werd de wensch uitgesproken om een deskundig rapport te doen opmaken b.v. door een commissie. Deze wensch vond algemeene instemming, zoodat deze zaak de aandacht van het Hoofdbestuur zal hebben.

In de vergadering werd de wensch uitgesproken om adhaesie te betuigen aan het verzoek, door Zutfen aan de Synode gedaan om de voorstellen inzake rechtspositie en bezoldiging der predikanten niet af te doen, maar deze andermaal in de Classicale Vergadering te brengen. Deze wensch werd unaniem gesteund. Bij de Synode zal worden aangedrongen om gevolg te geven aan dat verzoek.

Daarna werd de vergadering na dank­gebed gesloten.

*) Men zal wellicht, hebben gelezen dat een dergelijk voorstel in de Synode met 14 tegen 5 stemmen werd afgewezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Credo der kerk en de symbolische formulieren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 oktober 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's