Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods onfeilbaar Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods onfeilbaar Woord

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De onfeilbaarheid van Gods Woord is dus een gewichtig stuk des geloofs. Juist omdat het een geloofsstuk is, maakt het een deel der belijdenis der kerk uit. Men kan ook wel begrijpen, dat deze belijdenis een dieperen grond heeft. Zij kan niet omver geworpen worden door onvolkomenheden, welke men in den tekst meent te kunnen opmerken, of door hetgeen , het critisch onderzoek aan den dag brengt. Dit alles ligt op een ander plan.

Indien men alleen op een volkomen tekst en een in alle opzichten doorzichtige geschiedenis van de teboekstelling en de verzameling der Heilige Schriftuur de stelling harer onfeilbaarheid zou kunnen aannemen, dan zou daaruit blijken, dat men niet alleen een mechanische inspiratie, maar ook een mechanischen dienstbaarheid bij de teboekstelling en de vertalingen zou willen onderstellen.

De gedachte ligt daarachter, dat de Schrift voor onfeilbaar zou kunaen gelden, indien het menschelijk vernuft in geen enkel opzicht een onvolkomenheid zou kunnen ontdekken.

Inderdaad heeft de critische geest zich gesterkt aan de leer eener mechanische inspiratie, en de aanwijzing van tegenstrijdigheden en verdere moeilijkheden ging klaarblijkelijk uit van de gedachte, dat zoo iets onverzoenbaar was met de leer der onfeilbaarheid van de Schrift.

Uit dien hoofde is in beginsel de uitgang der critiek niet vreemd aan de stelling eener mechanische inspiratie.

Daarbij is men echter gestrand op de hoofdzaak, welke deze leer wilde verdedigen : n.l. de Schrift als een goddelijk werk te zien en den mensch daaruit te houden. Men is daarop gestrand, of feitelijk is men daaraan voorbij gegaan en in het tegendeel vervallen. Al te zeer kwam de nadruk op het menschelijke, zoodat men allengs de Schrift als een menschelijk werk ging beschouwen. Een menschelijk werk, dat wel met openbaring in verband stond, van het geopenbaarde getuigt, maar dan toch zóó, dat het geopenbaarde wat anders is dan het getuigenis daarvan.

Dit heeft aanleiding gegeven tot beschouwingen van de Schrift, die met de geloofsbeschouwing in conflict zouden komen.

De tegenstelling ligt derhalve niet zóó, dat men al of niet de onzuiverheden in den tekst erkent, want wie de Kantteekeningen der Slatenvertaling er op nakijkt, vindt daar menige opmerking aangaande den tekst.

Ook gaat het niet over de onzekerheid omtrent de schrijver van eenig boek. Wij denken slechts aan den brief aan de Hebreen. Van ouds is er twijfel gerezen omtrent de vraag, of deze wel van Paulus' hand is. De reformatoren hebben dat ook geweten en het heeft hen niet verhinderd aan de onfeilbaarheid van Gods Woord vast te houden.

Uit deze en dergelijke dingen kan blijken, dat het geloof in de onfeilbaarheid der Schrift dieperen zin heeft dan dat het daardoor zou worden opgegeven.

De erkenning der Heilige Schrift als Gods onfeilbaar Woord heeft dus geen betrekking op de oneffenheden en vragen, die het critisch Schriftonderzoek bezig houden. Zij kunnen slechts aanleiding zijn om de belangstelling ook in dezen zin te prikkelen. En zooals reeds vroeger werd opgemerkt, is al dat onderzoek niet zonder vrucht.

De onderscheiding — en eigenlijk kan er sprake zijn van scheiding — van het geopenbaarde en het getuigenis of oorkonde der openbaring, heeft voorts naast de studie van de oorkonde, ook het oog gericht op het geopenbaarde zelf.

Anders gezegd, men heeft het oog gericht op het goddelijke.

De Bijbel is een religieus boek, zoo redeneerde men. Zij handelt over de religieuse waarheid. Het zou dus de religieuse waarheid zijn, welke men zoekt te benaderen en waaromtrent ook de Bijbelschrijvers hebben gesproken.

Die waarheid gaat ver boven den mensch uit en hij verkeert in een levensworsteling, die uit den drang opkomt om tot kennis der religieuse waarheid te komen. Onder invloed van wijsgeerige gedachten ziet men die worsteling als een in de historie der menschheid voortgaande ontwikkeling tot meerdere klaarheid.

In deze beschouwing neemt de Heilige Schrift dan haar plaats in, terwijl de waardeering van haar inhoud uit den aard der zaak afhankelijk wordt van het kader, waarin men de dingen plaatst.

Op die wijze kan men zich ontdoen van moeilijkheden, die rijzen in verband met de wetenschappelijke beschouwingen en theoriën op ander terrein, b.v. ten aanzien van het wereldbeeld. Men wil de Schrift als een religieus boek zien en schrijft voorstellingen en beschouwingen op het terrein der natuurwetenschappen, die in het licht van het moderne onderzoek als verouderd gelden, op rekening van de schrijvers en hun tijd. Op overeenkomstige wijze redeneert men ten aanzien van de beschouwing der geschiedenis.

Uit dit alles hrengt men de gedachte naar voren, dat men de eigenlijke waarde der Schrift dus niet zoekt in hetgeen aan die „menschelijke" voorstellingen omtrent de natuur en de geschiedenis raakt, maar in wat anders, n.l. de religieuse waarheid.

Afgezien van de opvattingen, welke men daaromtrent huldigt, is hierin toch iets, dat wij even onderstrepen willen.

De nadruk op het menschelijke van het getuigenis omtrent die waarheid, kan moeilijk een grond zijn om dat voor onfeilbaar te houden. Men stelt zich echter toch voor, dat het om de waarheid gaat, dat die een centrale aantrekkingkracht op de Bijbelschrijvers heeft uitgeoefend en dat het dus toch een in zich zelf onfeilbare zaak betreft, n.l. de waarheid.

Alleen, men heeft daaromtrent geen onfeilbaar getuigenis. Zelfs niet, al wil men Christus voor de hoogste Getuige en de openbaring der waarheid zelve houden. Ook Hij gaat als zoodanig boven de historie uit.

Wij laten nu rusten, hoe men dit wil verstaan en hoe men oordeelt over den geloofsinhoud der Christelijke leerstellingen. Het kan duidelijk zijn, dat men dit alles benadert van uit de voorstellingen en begrippen, welke men zich aangaande de religieuse waarheid en de kennis daarvan heeft gevormd.

De waarheid moge onfeilbaar zijn, het getuigenis kan daarop geen aanspraak maken, ook niet dat der Schriftauteurs.

Van dit punt uit kunnen wij het vraagstuk overzien. Er is althans één punt van overeenkomst, n.l. dat de waarheid onfeilbaar is. Het verschil met de belijdenis echter komt daarin naar voren, dat de Heilige Schrift geen onfeilbaar getuigenisd er waarheid zou geven.

Dit nu is juist de beteekenis van de belijdenis aangaande de Schrift, dat God door de profeten gesproken heeft, zoodat zij Gods Woord, dus Gods getuigenis is en daarom onfeilbaar.

Deze belijdenis grondt zich dan ook op een onfeilbaren Getuige der Waarheid, zijnde de Heilige Geest.

Daaruit blijkt alzoo, dat beschouwingen, als zooeven aangeduid werden, ten aanzien van het werk des Heiligen Geestes en het leven der religie, andere voorstellingen huldigen dan die, welke in de gemeente van Christus leven. Inderdaad raakt dit een gewichtig punt van verschil tusschen het geloof der reformatoren en de beschouwingen, welke in den modernen tijd worden vernomen.

Want niet alleen rust de reformatorische belijdenis aangaande de Heilige Schrift in het getuigenis des Heiligen Geestes, maar de belijdenis als geheel doet een beroep op den Heiligen Geest, die de kerk des Heeren in de waarheid leidt. Hij doet dat op een onfeilbare wijze, en dat beteekent niet, dat de menschen niet kunnen falen, zelfs in eenig stuk der confessie, maar het beteekent wel, dat de Heilige Geest niet faalt in Zijn werk. En dat zou toch het geval zijn, als er geen waarachtig getuigenis der goddelijke waarheid in de wereld ware.

Door welken anderen geest zouden wij aangaande God en de goddelijke dingen onderricht worden, indien niet door Gods Geest ? En zoo die Geest ons slechts in het onzekere zou laten, wat verschilde Hij van den geest der wereld, en wat zou God onderscheiden van het armzalig schepsel, dat omtrent de hoogste levensvragen in het duister rondtast als een blinde naar den wand ?

Daarom is er zoo groote troost en vastigheid in het profetische Woord voor allen, die het waarachtig geloof deelachtig zijn en het Woord verstaan, zooals de Heilige Geest dat leert verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Gods onfeilbaar Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's