Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de historie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de historie

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onbegrijpelijke en droeve terugval der Galaten Vers 8—11.

Hoofdstuk IV.

Onbegrijpelijke en droeve terugval der Galaten Vers 8—11.

Vervolg vers 12.

Broeders, ik bid U : gij hebt mij geen ongelijk gedaan.

Kunnen we het bidden noemen, zouden we zeggen, wanneer Paulus de Galaten „betooverd" noemt, lieden, die der Waarheid ongehoorzaam zijn, en die Christus gekruisigd hebben ?

Ik voor mij zou zulks veeleer „smaden" noemen.

Paulus daarentegen spreekt van „bidden"'; en inderdaad is dit ook zoo. Het is als wil hij zeggen : ik heb ulieden weliswaar scherp berispt, maar neemt dat nu niet te kwaad op. Doet ge dat, dan zult ge bemerken, dat mijn bestraffingen geen werkelijke bestraffingen waren, maar „bidden".

Wanneer een vader zijn zoon kastijdt, dan is het als zegt hij tot hem : lieve zoon, ik bid en smeek u : wees oprecht en rechtvaardig.

Schijnbaar wordt een zoon wel door zijn vader getuchtigd, maar zou men in het hart van den vader kunnen kijken, dan zou men zien, dat de kastijding veeleer een smeekbede is.

Als de apostel zegt : „ge hebt mij geen ongelijk gedaan", dan is het als zeide hij : waarom zou ik vertoornd op u zijn ; waarom zou mijn gemoed wrevelig jegens u zijn ; ge hebt mij toch niets in den weg gelegd !

Maar Paulus zegt toch, dat de Galaten verleid zijn, de zuivere leer verlaten hebben, en aan uitzinnigheid lijden.

En deze dingen bewijzen toch duidelijk genoeg, dat de Galaten wel degelijk den apostel hebben ontstemd.

Hierop antwoordt hij : ge hebt mij niet zoozeer verongelijkt, doch veeleer uzelf ; daarom ben ik niet over mijzelf, maar vooral over u bekommerd. Mijn berispingen komen dan ook niet voort uit een hart, dat vol is van toorn ; ook ben ik niet vervuld van haat of iets dergelijks. Ik roep namelijk God tot getuige, en verklaar, dat gijlieden mij geen ongelijk gedaan hebt. Integendeel. Ge hebt mij veel weldaden bewezen.

Terwijl de apostel op deze wijze vriendelijk tot de Galaten spreekt, maakt hij hun harten ontvankelijk, om zijn vaderlijke vermaningen met een kinderlijk gemoed te dragen. Op deze wijze wordt een bittere drank met honig en suiker gemenigd.

Zoo handelen ook ouders met hun kinderen. Na hen gekastijd te hebben, geven zij ze allerlei lekkernijen en kleine geschenken, waardoor de kinderen tot het inzicht komen, dat hun ouders hen wel degelijk hartelijk liefhebben en het beste voor hen zoeken, hoe scherp de kastijding ook geweest moge zijn.

En gij weet, dat ik u door zwakheid des vleesches het Evangelie eerstmaal verkondigd heb ; en mijn verzoeking, die in mijn vleesch geschiedde, hebt gij niet veracht noch verfoeid ; maar gij naamt mij aan als een engel Gods, ja als Christus Jezus. Vers 13 en 14.

Nu zet Paulus uiteen, waarin de weldaden, die de Galaten Paulus bewezen hebben, bestaan.

De weldaad, die ik het belangrijkste acht, is het feit, dat ik het eerst van allen begonnen ben, onder u het Evangelie te prediken. Mijn kruis, te weten de zwakheid des vleesches en mijn vele aanvechtingen, hebt gij lieden zonder ergernis verdragen. Ge zijt mij zelfs zoo gunstig en welwillend gezind geweest, dat de zwakheid mijns vleesches u niet alleen niet geërgerd heeft, maar u ook niet in den weg heeft gestaan om mij liefderijk te bejegenen, en als een engel Gods, ja zelfs als Jezus Christus aan te nemen.

Dit is wel de hoogste lof, dien Paulus den Galaten geven kan. Hij prijst hen namelijk, omdat zij het Evangelie hebben willen aannemen van iemand, die zoo veracht en geplaagd werd als hij.

Terwijl de Galaten het Evangelie door den apostel wilden hooren verkondigen, gingen joden en heidenen er tegen te keer.

Dit is wel een loffelijk getuigenis omtrent de Galaten, en een deugd, welke hen siert. Geen enkele gemeente, aan welke Paulus geschreven heeft, heeft hij ooit zooveel lof toegezwaaid.

Sommigen meenen, dat wij, wanneer Paulus spreekt over de zwakheid zijns vleesches, te doen hebben met een of ander lichamelijk leed. Ook heeft men wel aan wellust gedacht. Zeer waarschijnlijk heeft hij echter het oog op aanvechtingen of benauwdheden, welke hij heeft moeten doorstaan.

In 2 Corinthe 12 vers 9 en 10 zegt de apostel : „De Heere heeft tot mij gezegd : Mijn genade is u genoeg ; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Zoo zal ik dan liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, in smaadheden, in nooden, in vervolgingen, in benauwdheden om Christus' wil ; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig".

En in hoofdstuk 11 vers 23—25 lezen we : „Zijn zij dienaars van Christus ? Ik ben boven hen ; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal. Van de joden heb ik veertig slagen min één, vijfmaal ontvangen. Driemaal ben ik met roeden gegeeseld ; eens ben ik gesteenigd ; driemaal heb ik schipbreuk geleden, enz."

Al dit lijden duidt Paulus aan met de zwakheden des vleesches ; hij heeft dit lijden gemeenzaam met alle andere apostelen, profeten en Godzaligen. In den geest evenwel is hij sterk. Want de kracht van Christus woont in hem.

Wanneer ik zwak ben, hen ik machtig, zoo zegt hij in 2 Corinthe 12 vers 10. En op een andere plaats : „God zij gedankt, die ons de overwinning geeft in Christus Jezus". Het is als wil hij zeggen :

De duivel woedt weliswaar op schrikkelijke wijze, evenals de joden en heidenen. Toch blijven wij overwinnaars en onoverwonnen stand houden tegen al hun aanvallen. Onze leer breekt door en draagt de overwinning weg.

Dit zijn de kracht en sterkte des geestes bij den apostel, welke hij plaatst tegenover zijn zwakheid en dienstbaarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Uit de historie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's