Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De macht der Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De macht der Kerk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn Institutie schrijft Calvijn, dat de eenige manier om de Kerk op te bouwen deze is, dat de dienaars zelf hun best doen om voor Christus zijn gezag te bewaren, dat niet anders ongeschonden kan blijven, dan wanneer Hem gelaten wordt, wat Hij van den Vader ontvangen heeft, namelijk dat Hij de eenige Meester der Kerk zij". (Boek IV, Hfdst. VIII, 1. V.V.).

Christus de eenige Meester der Kerk. Dat is Hij en dat moet Hem ook worden gelaten.

Daarom, zoo vervolgt de Hervormer, moet de macht der Kerk binnen zekere grenzen worden gehouden. Geschiedt dit niet, dan wordt ze naar de willekeur der menschen herwaarts en derwaarts getrokken. Indien eenvoudig den menschen toegestaan wordt de macht te nemen, die ze zelf willen, dan ziet een ieder duidelijk, hoe gemakkelijk het is tot tyrannie te vervallen. En tyrannie hoort in de Kerk van Christus niet thuis. Tyrannie moet dan ook verre van de Kerk van Christus zijn. Volgens Calvijn is het hierom zeer dienstig op te merken, hoe de macht door de profeten en apostelen wordt beschreven. Wanneer de Heilige Geest gezag en waardigheid aan de priesters, profeten, apostelen of opvolgers der apostelen toekent, dan wordt dit gezag eigenlijk niet gegeven aan de menschen zelf, maar aan den dienst, waarover zij gesteld zijn ; of (om duidelijker te spreken) aan het Woord, welks bediening hun is toebetrouwd. Allen zijn alleen in den naam en door het Woord des Heeren met eenig gezag om te leeren bekleed geweest. We zien in de Schrift dat het gezag in de Kerk, in de gemeente des Heeren ten nauwste verbonden is aan het Woord. Niet de persoon op zichzelf is met macht bekleed. De ambtsdragers mogen alleen spreken, wat de Heere hen te spreken gebiedt. Aan dat Woord zijn ze gebonden. Dat alleen mogen en moeten ze verkondigen. Ze hebben niet dit Woord achterwege te laten om daarvoor in de plaats eigen wijsheid te gaan vertellen. Ook Mozes zelf is voorzien van opdrachten — aldus Calvijn —, opdat hij in 't geheel niets zou kunnen boodschappen dan van den Heere. De priesters hebben te antwoorden naar de wet Gods. De profeten hebben zich te houden aan Ezechiël 3 : 17 : „Menschenkind, zegt de Heere, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels ; zoo zult gij het woord uit mijn mond hoor en, en hen van Mijnentwege waarschuwen". Vandaar vinden we ook bij de profeten zoo vaak de uitdrukking : het woord des Heeren, de last des Heeren, zoo spreekt de Heere, de mond des Heeren heeft gesproken.

Wat de apostelen betreft, ze worden wel met vele en schitterende eeretitels aangeprezen, dat ze zijn het licht der wereld en het zout der aarde ; dat ze als Christus gehoord moeten worden ; dat al wat zij op aarde binden of ontbinden, gebonden of ontbonden zal zijn in den hemel, maar de naam apostel geeft te kennen, hoeveel hun in hun ambt is toegestaan. Ze mogen niet spreken wat ze willen, maar ze moeten te goeder trouw overbrengen de opdrachten van Hem, door wien ze gezonden zijn. Hieruit volgt duidelijk, dat de macht der Kerk niet onbegrensd is, maar onderworpen aan Gods Woord en daarin als het ware ingesloten.

En wat is dan het Woord Gods, waaraan men in de Kerk plaats moet geven ? Dat is geen ander woord — aldus Calvijn — dan wat eerst in de wet en de profeten, en verder in de apostolische geschriften vervat is, en dat er geen andere wijze is om naar behooren in de Kerk te leeren, dan naar het voorschrift en den regel van dat Woord. De opvolgers der apostelen hebben dan ook alleen maar dit ambt, dat ze onderwijzen wat in de Heilige Schrift geopenbaard en verzegeld is. Calvijn komt tot deze conclusie, dat de getrouwe dienaren geen nieuw leerstuk mogen smeden, maar dat ze eenvoudig moeten blijven bij de leer, aan welke God allen zonder uitzonderinig onderworpen heeft. Dat geldt niet alleen ieder mensch afzonderlijk, maar ook de geheele Kerk.

De Kerk, die het Woord Gods heeft ontvangen, is derhalve zelf geheel aan dit Woord onderworpen, ook wat haar macht betreft. En ieder lid der Kerk is aan dit Woord onderworpen. Terwijl iedere ambtsdrager alleen zijn gezag ontleent aan het Woord Gods. En zijn macht is ook door dit Woord ingesloten en er aan gebonden.

Ook wij hebben in de Kerk geen menschelijke verzinsels te schuiven in de plaats van het Woord Gods. En we hebben niet te doen alsof ons eenige macht zou toekomen buiten het Woord om. Dan wordt het tyrannie, die alleen kan zijn tot groote schade van het kerkelijke leven. Ook wanneer ambtsdragers in vergadering, in kerkelijke vergadering bijeen zijn, zijn ze onderworpen aan en ingesloten door de macht van het Woord Gods. Ze hebben ook dan alleen te vragen naar wat de mond des Heeren gesproken heeft. Dat goed te bedenken, bewaart voor hoogmoed. Wat zouden ambtsdragers zijn zonder de opdracht Gods. Welke macht zouden ze dan hebben. Dit te beleven, doet nederigheid en ootmoed geboren worden in het hart.

Maar het geeft tevens kracht om in het ambt te staan. Als een door God geroepene. Als een verkondiger van Gods Getuigenis. Als een prediker van wat de mond des Heeren gesproken heeft.

We komen maar niet met een verzinsel van ons zelf en eischen ook geen gehoor en gehoorzaamheid voor een of ander betoog van ons. Maar het is nog steeds : Alzoo spreekt de Heere.

Deze gebondenheid brengt tegelijkertijd vrijheid van alles wat menschen ons zouden willen laten doen en willen laten zeggen. Hier geldt het : Gode meer gehoorzaam zijn dan de menschen. Voor het kerkelijk leven wordt hierdoor de richtlijn duidelijk getrokken. Niets „smeden" wat met het Woord Gods niet overeenkomt. Geen vrede hebben met iets, dat met dat Woord strijdt, wat dit Woord tegenwerkt. Dus ook niet rustig zijn onder eene Kerkregeerinig, die niet onderworpen is aan en ingeslotenis in het Woord Gods. Maar anderzijds wel onderwerping en gehoorzaamheid om des Woords wil aan datgene, wat naar dat Woord in de Kerk geschiedt en aan degenen, die naar het Woord en door he't Woord met gezag zijn bekleed in hun ambt. Prof. Grosheide wijst o.a. hierop in een artikel in no. 59, jaargang 2 van Belijden en Beleven. Het artikel heeft als opschrift : „De kerkelijke vergaderingen en wij". Ingegaan wordt op onze houding tegenover de kerkelijke vergaderingen. Er is een onverschillige houding. Volstrekt niet alleen bij menschen, die in den algemeenen zin onverschillig zijn, die slecht of heelemaal niet kerkelijk meeleven, maar ook bij menschen, die trouw kerkelijk meeleven. Zulken bekommeren zich niet om kerkelijke vergaderingen. De Kerkeraad zal het wel weten. Misschien is er wel belangstelling voor allerlei vereenigingen, bonden enz., maar ze komen er niet aan toe de verslagen van een Classicale Vergadering of van een Synode te lezen. Deze onverschilligheid nu wordt ten sterkste — en volkomen terecht — veroordeeld. Want de kerkelijke organisatie dient de bediening van Woord en Sacrament. Daarom verdient die organisatie dan ook onze belangstelling en waardeering.

Aan de andere zijde staan de menschen, die den kerkelijken vergaderingen het werk uit handen willen nemen om de zaken zelf te doen. Mede oorzaak hiervan is dat men den Kerkeraad ziet als een door de gemeente gekozen bestuur, dat aan die gemeente verantwoording schuldig is. Deze meening is onjuist. De ambtsdragers worden door Christus geroepen, doch voor dat roepen gebruikt de Heere de gemeente. Het gezag ontvangen de ambtsdragers derhalve niet van de gemeente, maar van God. „Zij zijn organen van Christus, waardoor de Koning der Kerk de Kerk regeert en daarom zijn ze alleen gebonden aan het Woord des Heeren".

De juiste houding is dan ook een belangstellend medeleven en een ons behoorlijk onderwerpen. Men moet zich bezighouden met de werkzaamheden der kerkelijke vergaderingen. En ondersteld dan, dat er wettige, schriftuurlijke kerkelijke vergaderingen zijn, die zich houden aan de geboden Gods, zoo moet er onderwerping zijn. Om des Heeren wil.

Hoewel wij leven onder een kerk-organisatie, die niet is naar het Woord Gods, moet er toch belangstelling zijn voor alles wat door de kerkelijke colleges wordt verricht. We zouden zeggen : Juist omdat de Kerkregeering niet is, zooals deze moest zijn, moet er dubbele belangstelling zijn, groote waakzaamheid in verband met alles wat besloten, opgericht of uitgevoerd wordt. Opdat wij niet, al slapende, buigen onder datgene, wat buiten het Woord omgaat. Maar opdat het ons juist in alles te doen zij om onderwerping aan het Woord. Opdat wij er naar jagen dat alle macht in de Kerk weer ingesloten zij in het Woord Gods. Daartoe is noodig dat wij zelf om Gods wil leeren buigen voor dat Woord en voor degenen, die God door dat Woord met macht over ons heeft bekleed.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De macht der Kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's