Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, de Heere

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, de Heere

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christus, de Heere. Dat is de rechtmatige eeretitel van den Messias. Hij is de Gezalfde en de Heere. Hij draagt dien titel krachtens Zijn zalving tot den eenigen Hoogepriester, den hoogsten Profeet en den eeuwigen Koning. God zelf heeft Hem tot zulk een Middelaar gesteld en Hem alle macht gegeven in hemel en op aarde. Vergeten wij echter niet, dat Hij de eenige en eeuwige Zone Gods is. De apostel Johannes heeft daarop met allen nadruk gewezen. Hij is het Woord, dat bij God was en God was. Dit laatste wil niet zeggen, dat Zijn Godheid werd opgeheven. Johannes wil er ons bij bepalen, dat Hij voor den aanvang der schepping, toen geen menschelijk hart eenige kennis van Hem droeg, omdat de mensch er nog niet was, het eeuwige Woord bij God en krachtens Zijn een-zijn met het goddelijk Wezen God was. Met dit was is dus niet bedoeld, dat Hij Zijn Godheid zou hebben afgelegd, toen Hij in het vleesch kwam. Wel heeft Hij de heerlijkheid, welke Hij bij den Vader had, verlaten. Hij heeft zich ontledigd van die heerlijkheid, maar niet van Zijn Godheid. Hij bleef dezelfde Persoon en de geheel eenige en goddelijke betrekking van den eeuwigen Zoon Gods bleef. Deze is Mijn geliefde Zoon, in welken Ik Mijn welbehagen heb, zoo getuigt de Vader bij den Doop des Heeren door Johannes den Dooper. (Matth. 3 : 17).

Hij is wezenlijk God en blijft wezenlijk God ook in de dienstknechtsgestalle van den Middelaar.

Op die goddelijke heerlijkheid wijst de Schrift als zij Hem voorstelt als de Schepper en als het leven van alle schepselen en het licht der menschen. (Joh. 1 : 3 en 4).

Zoo teekent Johannes den Zoon in Zijn goddelijke heerlijkheid en macht (Vgl. ook Col. 1 : 16 ; Hebr. 1:2), opdat wij er bij bepaald worden, dat Hij krachtens Zijn goddelijke heerlijkheid reeds onze Heere is, en recht heeft op onze gehoorzaamheid en aanbidding.

Christus, de Gezalfde. Dat ziet op een daad Gods, die betrekking heeft op het werk der verzoening.De Zoon wordt tot den Middelaar der verzoening gezalfd. De Heere heeft tot Mijnen Heer gesproken : Zit aan Mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden gezet zal hebben tot een voetbank uwer voeten. (Ps. 110 : 1). Daarom wordt Hij Christus genaamd, hetwelk Gezalfde beduidt. Hij is de Gezondene des Vaders, in Wien Hij alles wederom tot één vergaderen zal, wat in den hemel en op aarde is. (Ef. 1 : 10).

Het is ook merkwaardig, dat Psalm 110 spreekt van uwe vijanden, dat zijn de vijanden van dezen Gezalfde. En wijl Hij ook als Middelaar dezelfde Persoon, de Zone Gods is, blijkt daaruit, dat deze vijandschap wordt geteekend als vijandschap jegens den Zoon. Hij is een Heere van allen, omdat Hij de Zoon is. En ofschoon wij wel hebben te bedenken, dat Vader, Zoon en Heilige Geest één zijn en dat wij deze goddelijke Personen nimmer mogen scheiden, wordt toch de betrekking tot den Zoon hier bijzonderlijk genoemd.

In den Zoon heeft God zich geopenbaard. De zonde tegen God is zonde tegen Hem, die Zich in en door den Christus heeft geopenbaard.

Het Middelaarsschap der verzoening is dan ook niet los van het Middelaarsschap des Zoons in de werken van schepping en openbaring. Zoo is de zalving tot Middelaar der verzoening niet los van het Middelaarschap des Zoons in alle werken Gods. Gij zijt Hoogepriester in eeuwigheid. (Psalm 110 : 4 ; Hebr. 5 : 6 ; 7 : 17, 21).

Ook hierbij is wel plaats voor onderscheiding, maar niet voor scheiding.

Die onderscheiding treedt dan wel bijzonder naar voren in de vleeschwording des Woords. Het Woord is vleesch geworden. De Zoon des Allerhoogsten heeft de menschelijke natuur aangenomen. Zoo verschijnt Hij als de Middelaar der verzoening, d.w.z. de menschelijke natuur deelt in Zijn zalving tot den hoogsten Profeet en Leeraar, den eenigen Hoogepriester en den eeuwigen Koning. Hij is waarachtig mensch geworden en deze met de Persoon van den eeuwigen Zone Gods vereenigde Mensch is de Gezalfde des Heeren en de Heere.

Deze Mensch deelt in de goddelijke heerlijkheid en is Zijn zalving deelachtig. Dat is alles veel te wonderlijk dan dat wij het zouden kunnen doorgronden, maar zij, die Zijn heerlijkheid hebben aanschouwd, hebben bekend, dat Hij de Heere is.

Zoo is Hij niet alleen de Heere, onze Heere, krachtens Zijn goddelijke heerlijkheid als de eeuwige Zoon des Vaders, maar Hij is als het vleeschgeworden Woord Christus de Heere, die gezeten is aan de rechterhand Gods.

In de uitnemende verhooging, welke God aan de menschelijke natuur in Christus heeft geschonken, is de genade Gods over een gevallen menschheid op een goddelijke wijze bewezen, en deze genadegifte wordt overvloedig, als men bedenkt, dat degenen, die in Christus zijn, deelgenoot mogen worden genoemd van deze heerlijkheid. Daarin is de zaligheid Gods op een onuitsprekelijke wijze bewezen en een iegelijk, die dezen Christus leert kennen als de Gezalfde des Heeren, heeft daarvan een voorsmaak door de werking van Woord en Geest.

Uwe vijanden — zoo zegt Psalm 110 — totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten.

David heeft dit als een daad Gods gezien. De Heere, die Christus gezalfd heeft, zal ook Zijn vijanden tot een voetbank Zijner voeten stellen. En dat niet alleen. Hij zal Zijn schepter sterk maken uit Zion : Heersch in het midden uwer vijanden. Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht. (Psalm 110 : 2 en 3).

Het gansche werk der verzoening is een werk van den Drieëenigen God. De Schrift leert dit zeer duidelijk. Vader, Zoon en Geest zijn in alle werken één, hoewel onderscheidene betrekkingen en werkingen der Personen worden genoemd.

En hoewel dus de Christus, omdat Hij de Zoon is, van deze goddelijke huishouding niet kan worden losgemaakt, ontvangt Hij Zijn zalving tot een Middelaar der verzoening. Zijn ambt en Zijn scepter, Zijn heerschappij en Zijn volk uit de hand des Vaders en naar het eeuwig goddelijk bestel.

Het heeft Gode behaagt Zich in Hem alzoo op een volkomen wijze te openbaren en Hem alle macht te schenken in den hemel en op de aarde. (Vgl. ook Psalm 89).

In deze ondoorgrondelijke beschikking Gods wordt Zijn ontferming openbaar, als de Christus zegt : alle zonde en lastering zat den menschen vergeven worden, maar de lastering teden den Geest zal niet vergeven worden.

Zoo wie eenig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des menschen, het zal hem vergeven worden. (Matth. 12 : 31).

Uwe vijanden. Dat zijn toch allen, die onder de macht der zonde bukken. Reeds daarin is genade, dat de almachtige en goedertieren God het oordeel over de zonde, welke tegen Zijn eeuwig Wezen werd bedreven, in de hand van Zijn Gezalfde heeft gegeven. (Joh. 5 : 22).

Dat wil niet zeggen dat de zonde daardoor wordt verkleind, want ook zoo is en blijft zij zonde tegen God, omdat Vader, Zoon en Heilige Geest niet gescheiden kunnen worden. Maar God neemt het Middelaarsschap goddelijk ernstig. De Middelaar staat voor God en voor den mensch. God maakt de zonde tot een zaak van den Middelaar en dat op een tweeledige wijze, zoodat Hij Gods zaak en de zaak des menschen op zich heeft genomen. Daarom wordt er van de zondaren gesproken als vijanden van Christus. Maar diezelfde Christus treedt voor de zondaren bij God in 't midden.

De Christus kan deze plaats vervullen, omdat Hij waarachtig God en tegelijkertijd waarachtig en rechtvaardig mensch is. Als de Zoon zal Zijn oordeel goddelijk rechtvaardig zijn, maar als waarachtig en rechtvaardig mensch zal Hij het goddelijk oordeel billijken, zoodat alle gerechtigheid in Hem vervuld wordt. Zoo zullen ook Zijn vijanden tot een voetbank Zijner voeten worden gesteld.

Doch in dit oordeel over de zonde is Zijn Middelaarsschap niet uitgeput, want Hij is een Middelaar der verzoening. In Hem heeft God de wereld met Zich willen verzoenen en dat niet alleen door de erkentenis van Zijn rechtvaardig oordeel, maar door de vergeving der zonde. Hij vindt bij God een geopend oor en een ontsloten Vaderhart voor Zijn erfdeel. En Hij is bereid den last der zonde op Zich te nemen en den toegang tot den troon der genade te openen. Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. (Joh. 1 : 29). Hij is tot een eenigen Hoogepriester gezalfd.

Christus, de Heere. De gansche wereld in Zijn macht gegeven. Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Zoo hebben wij dan allen met dezen Christus van doen, omdat Hij is de Gezalfde des Heeren. De geschiedenis van Bethlehem bepaalt ons wederom bij deze werkelijkheid.

Daar gaat een roep ter bekeering uit van de kribbe van Bethlehem tot allen, opdat zij hun Koning eeren en aanbidden, waarop ons ook door een andere Psalm wordt gewezen: „Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zoude ontbranden". Een roep tot bekeering en een noodiging der genade en een bevestiging der hope : „Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen". (Psalm 2 : 12) en niemand zal ze uit Zijn hand rukken, die Hem van den Vader gegeven zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Christus, de Heere

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's