Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de historie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de historie

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De innige band tusschen Paulus en de Galaten Vers 12—20.

Hoofdstuk IV.

Ben ik dan uw vijand geworden, u de waarheid zeggende ? Vers 16.

Hier geeft Paulus de oorzaak aan, waarom hij de Galaten zoo vriendelijk aanspreekt. Hij vermoedt namelijk, dit ze hem voor een vijand houden, omdat hij hen zoo scherp bestraft heeft.

Ik bid u, zoo zegt hij, toch vooral mijn bestraffende woorden en mijn leer uit elkander te houden. Doet ge dat, dan zult ge zien, dat ik niet scherp geweest ben, met de bedoeling, u zonder meer te berispen, maar met het oogmerk, u de waarheid onder 't oog te brengen.

Ik geef toe, dat mijn brief scherp is, maar deze scherpte heeft ten doel, om u weder tot de waarheid van het Evangelie, waarvan ge afgebracht zijt, terug te leiden. Ik wil ulieden bewaren bij het Woord Gods.

Daarom tast deze scherpte en bittere drank niet uw personen aan. Ze richten zich tegen een bepaalde ziekte. Houdt mij dus niet voor vijand, omdat ik u wat hard heb berispt. Zie in mij veeleer uw vader. Want indien ik u niet uitermate lief had, gelijk een vader zijn kinderen, en indien ik niet wist, dat ook gij op uw beurt hebt lief gehad, dan zou ik u ook niet zoo hardhandig hebben aangepakt.

Het komt een vriend nu eenmaal toe, om zijn makker, wanneer deze in eenig opzicht verkeerd gehandeld heeft, vrijmoedig op zijn fouten te wijzen. En wanneer degene, die vermaand wordt, verstandig is, dan maakt hij zich op den ander, die hem berispt en de waarheid gezegd heeft, niet boos, maar dan toont hij zich dankbaar.

In de wereld is men over het algemeen ge­woon, dat de waarheid haat baart (Veritas odium parit, zeiden de Romeinen) ; en men houdt gewoonlijk hem voor een vijand, die de waarheid spreekt.

Onder vrienden is dat echter niet zoo. Laat staan onder christenen.

Daar ik u nu, zoo wil de apostel zeggen, louter uit liefde bestraft heb, ten einde u te houden bij de waarheid Gods, moet ge niet toornig op mij zijn. Ook moet ge niet van de Waarheid afvallen vanwege mijn vaderlijke vermaningen. En evenmin moet ge het doen voorkomen, alsof ik uw vijand was.

Dit alles zegt Paulus, om zijn vroegere woorden te bevestigen : weest gij lieden als ik ; gij lieden hebt mij geen ongelijk gedaan.

Zij ijveren niet recht over u. Vers 17.

Hier grijpt Paulus de vleierij apostelen aan. der valsche

Met wonderbaarlijke listen en kunstgrepen pleegt de Satan eenvoudige zielen door middel van zijn trawanten te bedriegen.

In Romeinen 16 vers 18 zegt de apostel : „Dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik. En ze verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen".

Eerst beweren valsche apostelen bij alles wat heilig is, dat het hen alleen te doen is om de bevordering der eere Gods ; dan geven zij voor, gedreven te worden door den Heiligen Geest, ziende, dat het volk verwaarloosd wordt, wijl anderen het Woord Gods niet zuiver verkondigen. Ze geven voor, dat het hun bedoeling is, de uitverkorenen te bevrijden van dwaling, en te brengen tot het ware licht en de kennis der Waarheid Gods. Kortom : ze beloven de zaligheid aan een ieder, die hun leer aanneemt en aanvaardt.

Door deze pretentie der Godzaligheid, alsmede door hun schaapskleeren, schaden deze grijpende wolven echter de gemeente van Christus, wanneer daar ten minste geen waakzame en trouwe herders gevonden worden, die bedoelde lieden tegenstand bieden.

De valsche apostelen gaven dus voor, dat zij met de Galaten veel op hadden, en dat zij zich met hun lot op grond van een heiligen ijver inlieten.

Hun ijver heeft echter veel weg van verstoorde liefde. Hij lijkt veel, zou ik zeggen, op heilige nijd.

We worden er door den apostel dus aan herinnerd, dat we onderscheid hebben te maken tusschen tweeërlei ijver : een goede en een booze.

Een goede ijver is te prijzen een booze niet. Ik voor mij, zegt Paulus, beijver mij omtrent u evenzeer als de valsche apostelen dat doen.

Maakt zelf maar uit, welke ijver heter is : de mijne of de hunne, welke goed en Godzalig, en welke boos en vleeschelijk is.

Zij willen ons uitsluiten, opdat gij over hen zoudt ijveren. Slot vers 17.

Het is, als wil hij zeggen : de valsche apostelen branden wel van ijver jegens u, en zij doen het voorkomen, alsof ze u zielslief hebben, doch daarmede hopen zij te bereiken, dat gij op uw beurt ook gaat ijveren, van mij afvallende.

Indien hun ijver werkelijk Godzalig en oprecht was, dan zouden zij er geen bezwaar tegen hebben, dat ook wij tezamen met henzelf door u bemind werden.

Zij haten echter onze leer, en daarom willen ze die ook bij u onderdrukken en teniet doen. Hun eigen leer daarentegen trachten ze allerwegen te verbreiden ; en ten einde zulks te bevorderen, streven zij er naar, onze invloed tegen te gaan, en de hunne te vermeerderen.

Zoo brengt Paulus de valsche apostelen bij de Galaten in verdenking. Hij wijst hen er op, dat zij hen onder schoonen schijn lagen leggen en bedriegen.

In Mattheüs 7 vers 15 zegt ook Christus : „Wacht u voor de valsche profeten, welke in schaapskleederen tot u komen, maar van binnen zijn ze grijpende wolven".

Met dezelfde zaken hebben wij ook heden ten dage te doen.

Met verontwaardiging en smart zag de apostel, dat de meest zuivere leer gevolgd werd door allerlei secten, die ontstonden om op velerlei terrein wanorde en ergernis te stichten. Met name de joden klagen Paulus aan, als zij, van hem zeggen : „Wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een, die oproer verwekt". (Handelingen 24 vers 5). Het is als wilden zij betoogen : deze man is oproerig, en hij lastert God ; hij wil niet alleen den joodschen staat onderstboven keeren, maar ook Zijn heilige geboden en inzettingen, alsmede onzen priesterstand afschaffen. Al het onze wil hij uitroeien, en een nieuw Evangelie over de gansche wereld verbreiden.

De apostel wist echter, dat hij Gode meer moest gehoorzamen dan de menschen, en dat het beter was door de gansche wereld verworpen te worden, dan Christus niet te prediken, en zielen te laten verloren gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit de historie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's