Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Volkskerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Volkskerk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij merkten reeds op, dat de kerk, waar zij tot openbaring komt en een gezond kerkelijk leven ziet ontstaan, allengs een zoodanige plaats zal innemen, dat men van volkskerk kan spreken. Indien zij een betrekkelijk kleine en afgezonderde groep blijft en zoolang zij dat blijft, zal zij door velen voor een secte worden gehouden.

Indien zij daarentegen door enkele generaties heen wordt uitgebreid, zal blijken, dat de kerk geen secte is, maar een gemeenschap van universeele beteekenis. De kerk is des Heeren.

Zij dankt haar uitbreiding aan twee zeer verschillende omstandigheden. Vooreerst aan de prediking des Evangelies. Wij lezen van de gemeente te Jeruzalem : „En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden". Dat is de uitbreiding der gemeente met wat wij zouden kunnen noemen : de bekeerlingen.

Deze weg blijft altijd. De kerk geroepen tot de taak der prediking en der zending, zal altijd weer — hetzij veel of weinig — nieuwe leden tot haar zien komen uit degenen, die nog niet bij de kerk waren of daarvan waren afgedoold en vervreemd.

Naast dezen weg der prediking ondervindt de kerk, die gevestigd is, echter een voortdurende uitbreiding door geboorte.

De kinderen der geloovigen zijn jonge lidmaten der kerk. Daarom behooren zij gedoopt te wezen. (Doopsformulier).

Nog veel te weinig wordt dit in acht genomen. Want telkens weer kan men ook van predikanten vernemen, dat zij op den Doop wijzen, alsof men door den Doop tot de kerk behoort. Dit is toch zoo niet. Men behoort niet tot de kerk, omdat men gedoopt is, maar men wordt gedoopt, omdat men tot de kerk behoort. De ouders laten hun kinderen niet doopen, opdat zij leden van de kerk zullen worden, maar zij zijn daartoe geroepen, omdat hun kinderen, als leden van Christus' lichaam, behooren gedoopt te wezen .

Reeds uit dien hoofde is er geen grond om zoo overhaast den Doop te doen bedienen, alsof het ongedoopte kind een heiden zou zijn. Het kind is een kind der gemeente. Het behoort er bij naar Gods bestel. Het wordt niet in het verbond opgenomen door den Doop, maar door geboorte. De Doop is daarvan een teeken en zegel. De ouders belijden deze goddelijke orde door hun kind te laten doopen en het op te voeden in de Christelijke religie.

Er is derhalve ook geen reden om den Doop lang uit te stellen. Dat kan zijn oorzaak vin­den b.v. in ziekte van het kind of van zijn ouders. En in zulk een geval mogen de ouders weten, dat het kind daarom niet minder bij de kerk behoort en een lidmaat van Christus' gemeente is. Immers het kind verkeert in dit voorrecht, omdat de ouders daarin deelen. Het is om zoo te zeggen in de kerk geboren.

Wanneer de kerk gevestigd is, wordt zij derhalve door geboorte uitgebreid. Een nieuw geslacht komt door geboorte bij de kerk. En, wanneer dit allengs voortgang heeft, zoodat een groot deel des volks bij de kerk behoort, neemt zij het karakter van een volkskerk aan.

Ook dit is weer een betrekkelijk begrip Want kleinere kerkformaties, die door afscheiding of scheuring ontstaan kunnen, worden evenzeer door geboorte uitgebreid. Zij blijven echter veelal achter bij de „groote" kerk, die daarom alleen groot heet, omdat zij het meerendeels des volks omvat, of omdat zij althans een tijd heeft gekend, waarin dat zoo was.

Hierbij doen zich echter verschillende vragen voor. Vooreerst wordt ons tegengeworpen: Het is wel juist, dat de kinderen door geboorte bij de kerk behooren, maar  — daar wordt gesproken van de kleine kinderen der geloovigen.

Juist. Dat is ook zoo.

Wat wilt gij daarmede echter zeggen ? Gij kunt toch niet beweren, dat „geloovigen" hier op een onderscheiden groep in de kerk ziet ? Dan toch zoudt gij uitgaan van het standpunt, dat de kerk is een gezelschap van geloovigen en ongeloovigen. Het is zeer wel mogelijk, dat een kerk zoozeer ontaardt, dat zij inderdaad een vergadering van geloovigen en ongeloovigen is geworden. Dan hebben wij dus met een verwarden toestand van doen, die men gewoonlijk typisch aan de volkskerk verbindt.

En inderdaad kan dit gemengd karakter zoozeer openbaar worden, dat men in het algemeen van geloovigen niet meer kan spreken zonder aan de belijdenis en de formulieren geweld aan te doen. Immers „geloovigen" wordt door het Doopsformulier zonder twijfel bedoeld in confessioneelen zin, d.w.z. geloovigen in den zin van het kerkelijk geloof, zooals dat in de belijdenis uitdrukking vindt. En velen zijn er, die zich zelf niet scharen onder degenen, die met de belijdenis instemmen. Er zijn er, die van de belijdenis niet willen weten en zelfs geen belijdenis wenschen, omdat zij ruimte willen houden voor hun persoonlijke opvatting omtrent wat zij noemen de geloofsinhouden.

De kerk is de gemeenschap der ware Christgeloovigen, zoo zegt de belijdenis. En hier wordt zonder beding een levend en waarachtig geloof bedoeld. De reformatoren zijn zich er echter van bewust geweest, dat zij geen rechters waren over de binnenkamer des harten. Men leze slechts wat Calvijn in het derde bock der Onderwijzing schrijft over het waarachtig zaligmakend geloof en schijngeloof. Er is een schijngeloof, dat van buiten niet te onderscheiden is van een waarachtig geloof. De mensch ziet aan, wat voor oogen is, maar God ziet het hart aan. Een oordeel over het hart wordt van ons ook niet gevraagd. Ook de kerk kan slechts naar leer en leven oordeelen, waarbij zij zich heeft te reguleeren naar Gods Woord.

De wetenschap, dat de kerk in haar wezenlijken en geestelijken zin is de vergadering der ware Christgeloovigen, ja de kerk der uitverkorenen Gods, kan toch niet wegnemen, dat zij voor haar aardsche openbaring slechts kan rekenen met een vergadering der geloovigen, die volgens hun leer en leven voor zoodanigen mogen gelden. Ook het onderzoek dergenen, die zich aanmelden voor den dienst des Woords, kan slechts doctrina et vita, leer en leven, betreffen. Zoo werd het ook door Calvijn gesteld.

Indien wij dus van de kerk in haar aardsche openbaring spreken als van een vergadering der ware Christgeloovigen, dan omvat deze degenen, die instemmen met de leer van het waarachtig geloof en zich onderwerpen aan de tucht der kerk.

Op zich zelf reeds gaat dit uit van de onderstelling, dat de kerk adht geeft op de leer en op de tucht beide. Zij is geroepen in dezen uitwendigen zin haar gemeenschap zuiver te houden, opdat het werk van Woord en Geest niet verhinderd worde.

De kinderen der geloovigen dat zijn alzoo de kinderen dergenen, die de kerk op grond van het getuigenis, dat van hen uitgaat in leer en leven, handel en wandel, voor geloovigen moet houden. En dit beteekent, dat zij een taak heeft jegens die ouders en kinderen, welke aan haar geestelijke zorg zijn toevertrouwd, niet alleen, opdat zij ze moge behouden, maar vóór alles, opdat zij in Christus behouden mogen worden.

Daartoe kan het noodig en nuttig zijn, dat de kerk de ongeloovigen en die naar haar vermaningen en bestraffingen niet hooren, uit haar gemeenschap afsnijdt. Dit is noodig voor het welwezen der gemeente en kan tot behoud zijn van den afgesnedene.

Daarentegen kan het slechts tot schade zijn, zoo voor de gemeente als voor den afvallige, indien de kerk nalatig is in deze geestelijke verzorging, geen acht geeft op de onderhouding der leer en der orde, en allerlei afdwaling in eigen boezem laat begaan.

Zij mag nooit vergeten, dat het Koninkrijk Gods wel binnen in haar is, maar ook de wereld, zoodat zij steeds bedreigd wordt door verwereldlijking. En dan nog de invloeden van buiten. Gewoonlijk gaat men dan ook van een volkskerk spreken, als deze invloeden reeds in ernstige mate doorwerking vertoonen.

Het gevolg is, dat de kerk, die in haar roeping verslapte, toen het nog tijd was, onder zulke omstandigheden steeds meer wordt belemmerd om zich als kerk te openbaren. Als het van de menschen afhing, ware het zelfs buiten hope.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Volkskerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 januari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's