Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijk gezag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijk gezag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarin rust het geestelijik gezag ? Wat is de gezaghebbende autoriteit in geloofszaken op aarde ?

Het hierop gegeven antwoord is tweeërlei. De een zegt de kerk, de ander het Woord Gods, de Heilige Schrift. Kerk of Schrift dus. Kerkgezag zou het kenmerk van de Roomsche kerk zijn. Schriftgezag van de Reformatie. Vandaar dan het zeggen, dat men voor den Paus van Rome een papieren paus heeft gekozen.

Intusschen is dit een voorbeeld, hoe men in de wereld maar doorgaat op zekere voorstellingen van zaken, die inderdaad niet zoo zijn. De waarheid is, dat men hier met tweeërlei gezag van doen heeft, welke naast elkander, d.w.z. door innerlijke relatie gebonden, bestaan. Zonder twijfel toch heeft de kerk van Christus op aarde in zaken des geloofs gezag. Dit gezag is uitwendig eenigermate te vergelijken b.v. met het gezag der wetenschap. De man van wetenschap, die overeenkomstig de resultaten van het onderzoek spreekt, heeft als zoodanig gezag boven den ongeleerde en den niet-vakman. Dat gezag rust niet in hem. Het rust in de wetenschap, die hij beoefent en waaraan de eeuwen hebben gewerkt. Hij deelt krachtens zijn deelhebben aan die wetenschap in haar gezag en spreekt uit die wetenschap met gezag.

Zoo heeft de kerk van Christus op aarde gezag in geloofszaken. Haar is het Woord toebetrouwd. Zij is uit dat Woord opgekomen. Zij wordt door den Heiligen Geest in dat Woord en bij dat Woord geleid. Zij heeft daaraan deel en deelt daarom, ook in het gezag des Woords bij haar getuigen en spreken in de geestelijke dingen. Niet zonder oorzaak wordt de kerk dan ook de moeder der geloovigen genaamd. In haar schoot worden de geloovigen gedragen, geboren en geestelijk gevoed en opgevoed.

Zooals alle dingen in de Roomsche kerk veruitwendigd zijn, zoo ook dat moederschap. Spreekt men niet van de moederkerk, als mocht zij alleen daarop aanspraak doen gelden ? En de geestelijke verdieping der Reformatie, die tegen de veruitwendiging den strijd heeft aangebonden, is wellicht mede oorzaak, dat het moederschap der kerk allengs in het protestantisme óf uit het oog werd verloren, óf tot een min of meer den Roomschen stijl aanhoudende of naderende veruitwendiging is geworden. Dit laatste gevaar is bij een presbyteriale kerkorde niet zoo groot. Doch hier dreigt wel het gevaar van het moederschap der kerk uit het oog te verliezen en dat ten koste van de kerkelijke opvoeding en het kerkelijk gezag. En toch is het Schriftuurlijk. Jeruzalem, dat boven is, hetwelk is ons aller moeder. (Gal. 4 : 26). De openbaring der kerk op aarde, zal dus ook van dat moederschap iets openbaren. Wij wezen er reeds op, dat de geloovigen in haar schoot worden gedragen en geboren. Ook het Doopformulier getuigt daarvan als het spreekt van de kinderen der geloovigen, dat zij in Christus geheiligd zijn.

De kinderen worden niet tot de kerk ingelijfd door den Doop, maar zij worden gedoopt, omdat zij in de kerk geboren zijn. Hier doen zich verschillende vragen op, die wij thans voorbijgaan.

De kerk heeft dus gezag in geestelijke zaken, in de dingen des geloofs. En dat gezag spreekt derhalve in haar belijdenis. De belijdenis heeft kerkelijk gezag. En dat dient tot erkenning te komen in onzen tijd, die dat, naar duidelijk blijken kan, niet verstaat. Naar den maatstaf van het voorbeeld der wetenschap, zou men kunnen spreken van een zedelijk en redelijk gezag. De kerk is voor de materie des geloofs de aangewezen en daarom gezaghebbende instantie. Wij drukken ons met opzet zoo wereldsch uit, om daarmede aan te toonen, hoe onbehoorlijk daartegenover staat, die reeds uit dien grond dat gezag niet laat gelden en van een gezag der confessie niet wil weten.

De kenk zou er ook zwak en armelijk bij staan, indien zij zich op dat zedelijk en redelijk fatsoen moest beroepen en daarin kracht van handelen zoeken. Want zoozeer de denkbeelden over zedelijkheid en redelijkheid verward en verwilderd zijn, zoozeer is de grond van zulk een gezag wankelbaar.

Zoo wankel is echter het gezag der kerk niet gegrond. Het heeft een geestelijken en eeuwigen grond in den Koning der kerk en wordt gedragen door Zijn Woord en Geest.

Zoowaar de kerk uit het levende Woord wordt geboren en door de werking van Woord en Geest openbaar wordt in deze wereld, zoowaar heeft zij geen gezag in zichzelve, maar in Hem, die geboren heeft. Op Zijn Woord gaat haar gezag terug, daarin heeft het zijn grond, en dat Woord is haar toebetrouwd, opdat zij het zou bewaren. Zij is dus ook geen meesteresse van het Woord, maar een schatbewaarster en uitdeelster van zijn verborgenheden. Haar gezag is het gezag van een rentmeesterschap, of wil men van een ministerium. Daarom maakt het niets uit of die kerk groot of iklein, in velen of in weinigen openbaar wordt, als zij maar getrouw is en standvastig in het Woord.

De kerk heeft dus wel gezag in geloofszaken, maar in den grond der zaak is dit het gezag des Woords.

Daarmede wordt dus de stelling van het begin : „de kerk of de Schrift" omvergeworpen. Ook de Roomsche kerk zou geen gezag mogen laten gelden dan het gezag des Woords. Doch wat is nu het geval ?

De kerk, aan wie de Schrift is toebetrouwd om die te bewaren, heeft de roeping het Woord te prediken en te vertolken, zoodat zij in haar taal het Woord gaat verkondigen. In haar belijdenis geeft zij getuigenis, hoe zij het Woord verstaat. Zij is, om zoo te zeggen, de uitlegster der Heilige Schrift. Het gezag der kerk openbaart zich alzoo als een gezag der uitlegging. En dit gezag stelt vastigheid in de veelheid der individuele meeningen en opvattingen.

Nu is dit volkomen in orde, als de kerk zich maar als kerk openbaart, en dat sluit in als de ambten tot hun recht komen, zoodat het waarlijk de kerk is, die voor het getuigenis der waarheid opkomt. In dien weg mag zij ook op de leiding des Heiligen Geestes rekenen, overeenkomstig de belofte des Heeren. Indien de kerk echter op die orde geen acht geeft en zooals de Roomsche kerk tot een pauselijik instituut wordt en den paus als een plaatsbekleeder van Christus erkent, ligt het voor de hand, dat alle rechten der kerk in zijn hand worden gelegd. Ook de uitlegging der Schrift. En eenmaal op dezen weg, behoeft het niemand te verwonderen, dat het kerkelijk hoofd ook wordt bekleed met de rechten, die aan Christus als het waarachtige Hoofd Zijner kenk alleen toekomen. Dientengevolge kunnen pauselijke uitspraken op één lijn worden gesteld met het Woord. En dan begint het hachelijk te lijken op een omkeering van het gezag.

Alleen tegen één misverstand moet dan worden gewaarschuwd. Het is dan niet de kerk, die het hoogste gezag heeft in geloofszaken, want de kerk komt niet aan het woord. Maar dan is het de paus, die het gezag der kerk aan zich getrokken heeft. En dat kon niet anders verwacht, want immers heeft hij als plaatsvervanger van den Christus ook het gezag des Woords op zich genomen.

In de reformatie ging het alzoo om het gezag van den paus óf van het goddelijke Woord, en dat beteekende van zelf herstel van het gezag en de waardigheid der ikerk overeenkomstig het Woord.

Dat had weer tengevolge, dat de belijdenis der kerk getuigenis geeft van de leer der zaligheid overeenkomstig de leiding vanWoord en Geest. Zoo trad de reformatorische kerk weer in haar roeping een verkondigster en uitlegster van de Heilige Schrift te zijn. En zij belijdt die Heilige Schrift Gods Woord te zijn, niet zoozeer omdat de kerk ze voor zoo­ danig houdt, maar, omdat de Heilige Geest getuigt in onze harten, dat het zoo is. Daarin spreekt een gemeenschappelijk getuigenis van het persoonlijik doorleefde.

Daarop sluit een ander geloofsstuk : n.l. dat Christus door Zijn Woord en Geest Zijn kerk regeert en onderhoudt. Zoo kwam het Woord op den kansel in het midden der gemeente als een zichtbaar getuigenis van deze dingen. Maar zoo ook heeft dit ons allen telkens weer, als wij onder het Woord zitten, te herinneren aan het hoog Gezag, dat in de kerk regeert, en aan de roeping der kerk om het Woord te bewaren.

Zoo heeft de kerk ook over haar belijdenis aangaande het Woord en over zijn uitlegging te waken, zonder zich uit het veld te laten slaan door, wat men hoont over een papieren paus. In de zaken des geloofs heeft zij positie te kiezen overeenkomstig den eenigen regel, die haar in de Heilige Schrift is gegeven, en waarvan zij in haar belijdenis getuigenis geeft. Het gezag der kerk is ook het gezag barer belijdenis en beide rusten in het gezag des Woords. De reformatoren zijn zich daarvan terdege bewust geweest. Zij pleiten niet voor eigen gezag. Ook niet voor een zelfstandig gezag der belijdenis, maar zij komen op voor het gezag der belijdenis in de overtuiging, dat zij met de leer der Heilige Schrift overeenkomt. Indien op eenig punt het tegendeel der kenk mocht blijken, zou de confessie op dit punt geen gezag kunnen hebben en ware herziening en in overeenstemming brengen met Gods Woord geboden.

Uit een en ander moge gebleken zijn, dat hef pleidooi voor de handhaving der belijdenis maar niet een traditioneele traagheid is, maar op het behoud van de reformatorische kerk en haar Schriftuurlijke waardigheid is ge­richt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Geestelijk gezag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's