Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vraag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vraag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onzer lezers verzoekt ons in De Waarheidsvriend te mogen worden ingelicht over de vraag, of hij zich moet aansluiten bij de Partij van den Arbeid.

Wij willen dien lezer wel een antwoord geven, maar moeten er toch eerst aan herinneren, dat De Waarheidsvriend geen politiek blad is. Men zal daarentegen opmerken, dat dit niet behoeft uit te sluiten, dat desverlangd principiëele voorlichting wordt gegeven. De grens echter tusschen principiëele voorlichting en practische politiek is niet altijd zoo scherp te onderscheiden.

Dat blijkt reeds in de gestelde vraag: Wat moet ik doen ? Wij zien deze vraag dus in principieel licht. Wat moet ik doen om zedelijk verantwoord te zijn ? En dan stellen wij de vraag wat breeder: Wat moet een positief belijdend Christen doen ?

De vraag is dus : wijst onze belijdenis ons naar de Partij van den Arbeid ?

Uit de dagbladen hebben wij kunnen vernemen, welke partijen en groepen zich tot de Partij van den Arbeid hebben vereenigd. Daaronder zijn er ook, die den naam Christelijk in hun vaandel schreven. Klaarblijkelijk echter wordt de verwantschap der samenvoeging meer gevonden in wat men in eenigen vorm van socialisme en democratie pleegt uit te drukken dan in het positief belijdend Christendom. En wat men dan onder socialisme en democratie wil verstaan, is zeker geen vrucht van het Christelijk geloof, maar gaat uit van beginselen en denkbeelden van den humanistischen geest. Men kan dan ook niet verwachten, dat het staatkundig beleid, door de Partij van den Arbeid voorgestaan, dien geest zal verloochenen. Het staatkundig bestel dat deze partij nastreeft, zal op principiëele punten belangrijk afwijken van wat naar Christelijke levensbeschouwing dient betracht. Met deze dingen voor oogen kan het antwoord reeds duidelijk zijn.

Het wreekt zich intusschen, dat de Christelijke partijen van vóór den oorlog haar Christelijke roeping niet beter hebben verstaan en zooveel kracht verspeeld hebben in onderling krakeel. Hoeveel meer had men kunnen doen voor het waarachtig heil van ons volksleven en het nationale welzijn, indien men zich op de hoogste belangen had vereenigd in een eendrachtig positief belijdend Christendom. En zelfs al ware slechts dat het resultaat geweest van de verdrukking, dat een allen bezielend streven naar eenheid en eendracht in het openbare leven de positieve belijders op elkander richtte, dan ware reeds veel geleerd en gewonnen. Hoezeer is het daarom te betreuren, dat zulk een streven verre van algemeen is en voor zoover het wordt gevonden, afstuit op bezwaren, die in het licht der hoogste belangen voor het geestelijk en zedelijk welzijn van ons volksleven behoorden te wijken.

En nog ware het te wenschen, dat ons Christenvolk zich bewust werd van zijn roeping om als één man te staan te midden van de baren der zee. Wij weerstaan de verleiding om nader in te gaan op deze din­gen en verwijzen slechts naar de artikelen in ons blad, die trachtten aan te toonen, dat Christendom en Humanisme door onverzoenlijke tegenstellingen worden gescheiden.

Vergeefs wijst men ons op hen, die zich Christenen noemen en nochtans pogen Christendom en Humanisme te vereenigen, of zich aan de zijde van de Partij van den Arbeid scharen. Welke motieven zij daarvoor ook mogen aanvoeren, deze nemen niet weg, dat de positieve Christen den regel zijns geloofs, en derhalve voor zijn gansche levenshouding, heeft in Gods Woord, zooals de kerk dat in haar confessie belijdt, en dat de humanist uitgaat van den mensch en zijn beschouwingen omtrent den mensch en zijn bestemming.

Vergeefs ook wijst men ons op de schoone klanken van gerechtigheid, barmhartigheid en eerbiediging, der persoonlijkheid. Want wij vragen, waar liggen de normen dier gerechtigheid, barmhartigheid en eerbiediging der persoonlijkheid ? Worden die ontleend aan een sociale moraal, die haar grond heeft in wijsgeerige beschouwingen, welke waarborg kan men daarin vinden, dat zij niet in strijd zijn met de door God gegeven normen eener zedelijke levensorde ?

Indien wij ons slechts bij deze zaak bepalen, kan het duidelijk zijn, dat ook de practijk van het Christelijk leven gerechtigheid, barmhartigheid en waardeering der persoonlijkheid in de saamleving zal betrachten. Maar zij zal zich daarbij richten naar de zedelijke normen van de Wet Gods, en ook in het openbare leven voor de erkenning van Zijn souvereine Majesteit opkomen.

De erkenning van het goddelijk recht is de vaste grond van het gezag der overheid en van een burgelijke gerechtigheid, die een geordende saamleving mogelijk maakt, waarin een iegelijk uit zijn arbeid door Gods genade kan leven en zijn persoonlijke roeping vervullen. En de teekenen zijn overvloedig, die aantoonen, dat geen saamleving mogelijk is, wanneer men deze Christelijke levensorde verlaat. ,,Van alles dat gehoord is, is het einde van de zaak : Vrees God en houd Zijne geboden, want dit betaamt allen menschen", zegt de Prediker (12 : 13).

Nemen wij dit woord ter harte, als een goddelijk richtsnoer en zoeken wij elkander als belijders van den God der Schriften, om ook in het openbare leven voor de eere Zijns Naams op te komen.

Dus toch weer de anti-these !

Daar heb je het al weer. Die mannen met hun positieve Christendom drijven weer de anti-these. Is dat zoo ?

De anti-these is er. Die is er, omdat de wereld in zonde is gevallen en God zich in die wereld heeft geopenbaard. Wie daaraan twijfelen mocht, worde indachtig, dat de Christus gezegd heeft: meen niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen, maar het zwaard. In de wereld is de kerk openbaar geworden en wie zal ontkennen, dat de kerk grenzen heeft ? Neen, maar zoo bedoelen wij de anti-these niet. Ten slotte kan niemand, ook niet de meest hartstochtelijke verdediger eener synthese, de werkelijkheid ontkennen. De openbaring van den Christus trekt een scheur door de wereld.

Maar wat bedoelt men dan ?

Wel de staatkundige antithese tusschen Christendom en humanisme. Men wil geen Christelijke staatkunde naast en tegenover een humanistische.

Reeds de Libertijnen van de 17e eeuw noemden zich kerkelijk gereformeerd en waren nochtans van meening, dat God de aardsche zaken aan den mensch overlaat. De Liberalen van de 19e eeuw spraken van een Christendom boven geloofsverdeeldheid en het humanisme dat in de Partij van den Arbeid aan het woord is, gaat van de dwaling uit, dat gerechtigheid, barmhartigheid en waardeering der persoonlijkheid uit het natuurlijk menschenhart opbloeien, hetgeen een treffende negatie van de les der historie en, wat nog ernstiger is, van de genade Gods en Zijn hoog gezag is.

Het is daarom nog meer bereurenswaardig, dat ook sommigen, die zich den naam van Christenen toeeigenen, en niet zelden haastig gereed zijn om van veroudering en overleefd zijn van Christelijke waarheden te spreken, klaarblijkelijk van meening zijn, dat de humanistische grondstellingen voer veroudering niet vatbaar zijn.

Inderdaad is dat ook zoo. De mensch verandert niet, maar de Waarheid Gods verandert óok niet. Dientengevolge staan wij altijd weer voor dezelfde tegenstelling. Er is een belijden van een Geest, die uit God is en er is een niet-belijden van den geest der wereld. Dat niet-belijden, doet zich in de huidige wereld voor in de vormen van staatkundige en maatschappelijke strevingen, die in den grond der zaak verwant zijn aan dezelfde beginselen, die een stroom van verschrikkingen en ellende over de aarde hebben verspreid en de donkere schaduwen van een ontstellende toekomst vooruitwerpen.

Daarom kan en mag het Christenvolk daaraan niet meedoen, maar is geroepen om zich te vereenigen in het getuigenis, waarop wij boven wezen. Niet het Christendom stelt de antithese in staat en maatschappij, maar zij zijn daaraan schuldig, die weigeren zich te onderwerpen aan de algemeen schuldige erkenning van het goddelijk gezag en dat van de Overheid als Zijn dienaresse, om naar de normen van Zijn Wet gerechtigheid te handhaven. Dit is een eisch, welke uithoofde van de orde onzer schepping allen roept tot gehoorzaamheid, die allen betaamt en door het geweten wordt bevestigd.

In die erkenning is geen synthese gegeven, maar het algemeene geestelijke en zedelijke draagvlak, waarop een gezegende saamleving kan werden gebouwd, waarin de gewenschte goederen van maatschappelijke gerechtigheid en vrijheid kunnen opbloeien.

Een Overheid, welke op dien grond haar goddelijke roeping tracht te vervullen, staat voor tal van moeilijke vragen van theoretischen en practischen aard, doch mag verzekerd zijn, dat zij wijsheid en kracht zal vinden om haar taak tot welzijn des volks te volbrengen.

Het is de roeping der kerk en van een ieder Christen om op dit fundament te wijzen en daarvoor op te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Een vraag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 februari 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's