Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOGMATIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOGMATIEK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SCHEPPING

Het geloof in de schepping

Als wij spreken van het geloof in de schepping, is dat een verkorte wijze van uitdrukking. Bedoeld is het geloof, dat God de Heere den hemel en de aarde geschapen heeft met alles, wat er in is. Anders gezegd : dat wij gelooven, dat alles wat ademt zijn bestaan te danken heeft aan de scheppende daad Gods.

Het inzicht, dat het zoo is, kunnen wij volgens prof. Barth alleen hebben in het geloof aan Jezus Christus.

Wij merken dit op, omdat de Barthianen in navolging van dezen hoogleeraar de gansche openbaring als in één punt tezaambrengen, n.l. in de openbaring van Jezus Christus. God openbaart zich in Jezus Christus. Hij openbaart zich in Jezus Christus in de vleeschwording des Woords. Alleen daarin is de Godsopenbaring, in dit eenig gebeuren. Van van daaruit moet alles verder in het licht der Godsopenbaring worden verstaan. Vandaar dan ook, dat het inzicht, dat de mensch het bestaan met alle schepselen alleen aan God te danken heeft, zich volgens hem, voltrekt in het geloof en alleen in het geloof aan Jezus Christus.

Hoe vroom dit klinken moge, en hoezeer daarin ook ten deele waarheid is, wordt dit hier toch in een speculatieven zin aangewend. Dat volgt reeds onmiddellijk uit de bijgevoegde zinsnede : in de erkenning van de in Hem verwerkelijkte eenheid van Schepper en schepsel.

Dat is telkens weer het bezwaar van deze theologie. De dingen worden anders voorgesteld. Zij krijgen een anderen zin dan zij hebben in het leven der kerk.

Zoo ook hier. Veilig kan men zeggen, dat het geloof, dat wij ons bestaan met alle schepselen alleen aan de scheppende daad Gods danken, niet buiten den Christus omgaat. En, omdat het nu eenmaal niet buiten den Christus omgaat, kan het ook niet buiten het vleeschgeworden Woord, buiten den Heere Jezus Christus omgaan. Het Woord is vleesch geworden.

Zonder beding belijden wij, dat alle openbaring Gods is openbaring in en door den Christus, zijnde het eeuwige Woord. Let wèl, wij zeggen niet, dat alle openbaring Gods opgaat in de vleeschwording des Woords, in Jezus Christus, al erkennen wij volmondig, dat de Godsopenbaring in het vleeschgeworden Woord haar hoogtepunt heeft.

Maar wij meenen, dat er ten eenenmale wordt tekort gedaan aan het Woord zelve, als de Godsopenbaring wordt beperkt tot dat eene punt in de geschiedenis, ongeveer 1900 jaren geleden. Onjuist komt ons ook de voorstelling voor, alsof men slechts via dit ééne punt gelooven kan, dat God de wereld geschapen heeft. Dan zou Adam in rechtheid niet hebben kunnen gelooven, dat God de wereld heeft geschapen, want het Woord was geen vleesch geworden en de belofte was er ook nog niet. Bovendien begint de Heilige Schrift niet met de vleeschwording des Woords, maar met de schepping.

En toch is er waarheid in, dat God Zich in en door den Christus heeft geopenbaard, maar die openbaring strekt zich veel verder uit dan alleen tot de vleeschwording des Woords.

Het scheppende Woord is toch reeds Dezelfde als het vleeschgeworden Woord, waarop Johannes duidelijk wijst. Het Woord is de Openbaarmaker der goddelijke dingen, de Middelaar der openbaring en de openbaring Gods zelve. En in welke gestalte het eeuwige Woord de Godsopenbaring in de wereld zet, is, met eerbied gezegd, van bijkomstigen aard.

Het Woord openbaart zich als scheppende Woord, als profetische Woord, als vleeschgeworden Woord, en het Woord is Christus, de Gezalfde des Vaders.

Wij gelooven dus door dat Woord en zonder dat Woord is er geen geloof. In dien zin achten wij alle geloof, ook het geloof aan God den Schepper, aan het Woord, d.i. Christus, gebonden. Maar desalniettemin kan het zijn, dat wij dat Woord niet anders kennen dan als het scheppende Woord. Het kan zijn, dat wij niet eens weten, dat het de Christus is, die de hemelen doet ruischen van de heerlijkheid Gods, omdat wij maar een heel vaag besef hebben van het Woord. Dat is mogelijk.

Doch al weet men niet, dat het Woord de Christus is, daarom is het toch zoo. Dat feit is niet afhankelijk van ons geloof. Ons geloof is afhankelijk van den wil des Vaders. „Niemand komt tot Mij, tenzij dat de Vader hem trekke". (Joh. 6 : 44).

Zoo kan men dus met recht wel zeggen, dat niemand buiten Christus om in God den Schepper gelooft, en dat is ook juist, maar het beteekent nog niet, dat ieder, die het geloof aan den Schepper omhelst, daarom ook in den Heere Christus gelooft.

Hoevelen zullen er ook in de gemeente niet zijn, die nooit verder komen dan een geloof, dat God de Schepper is, hoewel zij wekelijks onder de prediking van het Evangelie des kruises zitten. Er is toch nog meer geloof dan het zaligmakend geloof. Hoezeer kan ook het zaligmakend geloof naar den inhoud verschillen bij verschillende leden der gemeente. Niemand zal toch willen beweren, dat het geloof bij alle leden even rijk en diep is?

En zoo moet men niet meenen, dat er buiten het zaligmakend geloof, hetwelk den Heere Jezus Christus als Borg en Zaligmaker omhelst, plotseling geen andere verhouding tot de goddelijke dingen meer overblijft dan een verhouding van ongeloof. Men denke om een voorbeeld te noemen aan Koning Agrippa. Gelooft gij, o Koning Agrippa, de profeten ? Ik weet, dat gij ze gelooft. Koning Agrippa gelooft de profeten en toch, hij is geen Christen. Gij beweegt mij bijna een Christen te worden. (Hand. 26 : 27 v.). Uit dit voorbeeld moge gebleken zijn, dat er een geloof is, dat de profeten gelooft, en toch de weldaden van Christus niet vermag aan te nemen.

Nochtans, wat ook de inhoud des geloofs zij, het wordt altoos gewerkt door het Woord, hetwelk is de Christus. Zoo kunnen wij aan God den Schepper gelooven, eenig vertrouwen hebben op Zijn voorzienige leiding, spijze en kleeding uit Zijn hand ontvangen en Hem daarvoor dank bewijzen, zonder nog ds gave Gods in Christus Jezus te kennen en zonder te weten, dat dit alles ons door de liefdevolle zorg van den Christus toekomt.

Daarmede echter worden de feiten niet ongedaan gemaakt. Wat weet de goddelooze er van, dat hij zijn boos bedrijf uitvoert met de kracht, die de Schepper hem van oogenblik tot oogenblik schenkt ? Wat weet het ongeloof er van, dat het speelt met de gaven Gods, welke het uit en door den Christus ontvangt?

Niettemin, is het toch zoo, dat de almachtige God door Zijn Woord en Geest alle dingen onderhoudt.

Ja, dat is zoo voor het geloof. Voor ons, die gelooven, staat dat zoo vast. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzoo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. (Hebr. 11 : 3).

Wat wilt gij daarmede?

Zoudt gij daarmede willen zeggen, dat deze dingen alleen zoo zijn voor het geloof en dat zij voor het ongeloof anders zijn ?

Voor iemand, die kleurenblind is, verschijnt de wereld anders dan voor een normaal inensch, desniettemin rekenen wij met het normale beeld. En zoo behooren wij ook de geopenbaarde waarheid voor normaal te houden. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid. De wereld is dus door het Woord Gods toebereid. Dat is het feit. De wetenschap der wereld kan dat evenmin bevestigen als ontkennen, want deze dingen gaan het verstand te boven. Het geloof echter verstaat, dat het zoo is, en het ongeloof verstaat het niet. Doch daarom zou het heel gewoon en normaal zijn, indien men er algemeen van uitging.

En er is geen enkele reden om dat niet te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

DOGMATIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's