Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

De geloofstaal van een ellendige

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik weet, mijn Verlosser leeft! Job 19 vers 25a.

Wie onzer kent niet in hoofdtrekken het veelbewogen leven van Job? Hij was de man, die ellende gezien heeft. De Heere beproefde hem zwaar ; doch al deze beproevingen zouden hem gelijk alle Gods kinderen — medewerken ten goede ! Job kwam dan ook heerlijk uit de smeltkroes te voorschijn. De Heere heeft hem gelouterd, gelijk men het zilver loutert. Door zijn God was hij steeds ondersteund en begenadigd ! Bange oogenblikken toch — we kunnen zulks weten — doorleefde Job. Maar de Heere, Die de hoop Zijner ellendigen nooit vergeet, had ook Zijn Job nimmer vergeten! Toen deze echter toch in stikdonkeren nacht zijn God verdacht, kwam de Heere hem met het vriendelijk licht Zijns aangezichts voor ; en werden de woorden uit Psalm 97 ten volle aan hem bewaarheid :

Gods vriend'lijk aangezicht. Heeft vroolijkheid en licht. Voor all' oprechte harten. Ten troost verspreid in smarten !

Toen schepte de moedelooze moed, de troostelooze werd getroost; en hij, wiens bange klacht tevergeefs door muren en wolken had zoeken heen te dringen (vs. 8) mocht de geloofstaal doen hooren : „Ik weet, mijn Verlosser leeft!" „Ik", zegt Job met nadruk, „ik weet, mijn Verlosser leeft l" Of, zooals er leterlijk staat : mijn Goël, Losser, mijn Bloedwreker leeft! Zoo iemand nu is een persoon, die als nabestaande naaste bloedverwant van een mishandelde diens zaak op zich neemt en wraak oefent over het aangedane onrecht! „Zulk een Goël, Losser, Bloedwreker, heb ik !", zegt Job tot zijn vrienden, die zijn ziel bedroeven.

,,Hij is mijn Getuige in den hemel"— hoofdstuk 16 vs. 19 — „De Medeweter mijner onschuld. Die het voor mij zal opnemen !"

„Al ziet gij Hem nu niet, ik weet: Hij leeft, leeft in eeuwigheid en zal eens bewijzen mijn Goël te zijn !"

Ik vraag u, mijn lezer(es) : is dit niet een heerlijke geloofstaal van een ellendige ?

Hoogere wetenschap bestaat er toch niet; dit is de wetenschap van het oprecht, levend, zaligmakend geloof ; van dat geloof, dat God de H. Geest werkt in het hart eens zondaars door middel van het Woord ; een wetenschap, welke uit God is ; een kennis, die het eeuwige leven in zich bevat; een weten, waaraan de zaligheid verbonden is ! Job was er ten volle van overtuigd dat zijn Verlosser, zijn Goël leefde. Door het geloof mocht hij zulks verstaan ; in het geloof had hij dien Verlosser leeren kennen !

De Vaderen van den ouden dag hebben geloovig op de beloften geleefd ! Jesaja heeft in het geloof Christus in Zijn gerechtigheid aanschouwd. Job, ook hij, mocht dit voorrecht genieten.

Hij wist door ontdekkende gena : ik ben een zondaar, heb alles verbeurd, heb niets verdiend, niets, ja ! toch iets : den dood, den eeuwigen dood !"

Hij wist door ontdekkend licht: „al mijn gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed voor den Heiligen God!"

Hij wist: „ik ben in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren !"

Alzoo nu leerde hij zijn Rechter om genade bidden en mocht hij uit genade op Dien hem door God gegeven Vrelosser zien, den tweeden Persoon in de Goddelijke Drieëenheid, Van Wien Jesaja reeds profeteerde : „De Heilige Israels is uw Verlosser" en „daar zal een Verlosser tot Zion komen !"

Job had den Christus in het geloof mogen aanschouwen en wist, dat deze al zijn zonden op Zich had genomen, dat de Borg ook voor hem had uitgeroepen aan het kruis-, vloek- en schandhout: „het is volbracht!" „Hij was verlost, God had hem welgedaan !" Diezelfde Heere zou hem ook eens verlossen uit alle moeite, verdriet en ellende ; ja, van het lichaam der zonde en des doods, hetwelk Paulus menigwerf deed uitbarsten in een vragende klacht: „Wie zal er mij van verlossen ? " Doch door Gods ontferming mocht diezelfde Paulus er terstond op doen volgen : „Ik dank God door Jezus Christus mijnen Heere !

Lezer ! lezeres ! de Heere was voor Job — let hier op — een Levende Verlosser ! Waar nu leven is, daar is beweging ! Immers als het hart stilstaat, is het leven gevloden. Doch als ook maar het minste kloppen, de geringste beweging gevonden wordt, roept men uit: „het leven is er nog in !"

Leven is dus beweging ! Een Levende Verlosser derhalve een Bewegende Verlosser. Dat is de Verlosser, Die altijd werkt (Phil. 2 vs 12 en 13, redt, zaligt ; Die nooit moede en mat wordt. Wiens oogen dag en nacht open zijn over de Zijnen, de „grooten" en „kleinen" in de genade ; Wiens oor steeds open is voor hun geroep. Die immer biddende is en werkende in den Hemel ; Die nooit nalaat de duisternis te bestrijden, hen tot een verzorgend God en getrouw Heiland te zijn ! Ja ! hun hart voor en toe te bereiden tot een eenmaal zalige ontmoeting in de zalige eeuwigheid en eeuwige zaligheid !

Zulk een Verlosser mocht Job aanschouwen door het gelóóf in de duisternis van zijn zielenacht, en toen ervoer hij: „Mijn God verdrijft den nacht uit mijn gezicht!" (Ps. 18 vs. 8) of : „Des avonds vernacht het geween ; maar des morgens is er gejuich" (Ps. 30 vs. 6b).

„Ik weet, mijn Verlosser leeft !" Zóó klonk de geloofstaal van Job ! Dit nu wist hij, enkel en alleen door de onderwijzing en leering van Gods Geest en Woord ! In dat „mijn" nu, ligt alle kracht. Hoevelen treffen we aan, die weten te spreken over een Jezus, gekomen om zondaren te zaligen, om verlossing te beschikken aan verloornen ; doch die nog nimmer konden „Mijnen" dienaangaande.

O, bedenke men nog heden : zonder het mijn-woord sterft men zonder Verlosser ; zinkt men weg in een nameloos „wee" !

Wat zal het toch baten, al weet ik, er is brood om hongerigen te voeden, maar dat brood is niet in mijn bezit. Dan verga ik toch nog van honger en gebrek ! Evenzoo gaat het ook in het geestelijke ; Jezus, „het Brood des levens", moet ook mijn eigendom zijn, zal ik niet van eeuwigen honger en kommer omkomen !! Zal ik, in waarheid, Jezus, mijn Levenden Verlosser kunnen noemen, en mij in Hem beroemen ! Zingen met den Psalmist:

Mijn hart roept uit tot God, die leeft En aan mijn ziel het leven geeft ! (Psalm 84 vs. 1).

Wie, gelijk Job, mag „mijnen", heeft deel aan Den Eenigen Troost, in leven en sterven beide !

Mijn lezer (es), bezitten ook wij die geestelijke kennis in ons ? Kunnen ook wij roemen in Den Levenden Verlosser, gelijk Job ? Persoonlijk zullen wij door het zaligmakend geloof één met Christus moeten zijn ! En weet, zonder kennis van ellende, geen uitzien naar een Verlosser. Dan blijft Gods toorn op ons. Gij, die daaraan dan ook nog geen kennis hebt, vraagt den Heere om ontdekkend licht des Heiligen Geestes, opdat Hij u uw zonde en schuld doe zien, doch ook Zijn ontfermende liefde en zondaarsmin ! Hij wil Zich van u laten vinden. Immers, „de Heere heeft geen lust in den dood van een zondaar, doch in zijn bekeering en leven !"

Eenmaal (en wie weet, hoe spoedig) is de zoekens- en vindenstijd voorbij ! Daarom, haast u nog om Christus tot uw Verlosser te bekomen, opdat Hij ook uw leven moge zijn ! Want: wanneer het leven u hier niet Christus was, zal het sterven u géén gewin wezen!

Zielen, die uit de diepte uwer ellende leerdet vragen met den Heidelberger: „Is er ook nog eenig middel, om tot genade te komen ? " U mogen wij zeggen : „er is nog een middel! Door Gód, in de stille eeuwigheid daargesteld; sinds den zondeval bekend gemaakt ! Er is een Verlosser, Die zalig maakt allen, die hun zonde en schuld, doem en verlorenheid. Hem bekend maken, belijden ; allen, die dóór Hem tot God gaan ! Om zondaren en goddeloozen, snooden en boozen, te rechtvaardigen, kwam Jezus op aarde ; was Hij gehoorzaam tot den dood des Kruises ; maar wekte de Vader Hem ook op, opdat Hij dooden, in zichzelven, het leven zou schenken ! Bij Hem, bij dezen Verlosser van ellendigen, is de grootste bereidwilligheid tot redden! Tot Hem dan steeds meer en meer heen ! „Wie Hem zoekt, zal Hem vinden, en wie Hem vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere !" en zal met Job — op 's Heeren tijd — mogen betuigen : „Ik weet, mijn Verlosser leeft!" Meer in het geloof bevestigd volk van God ! aan wie het — uit enkel gena — gegeven is den Heere Jezus te kennen als uw Verlosser, alsmede te weten dat Hij leeft; leeft vóór en in u ! welk een onderscheiding van tien en tienmaal duizenden, viel u dan hierdoor ten deel!

Waar de Heere u uw ellende deed kennen, door het ontdekkend licht des Heiligen Geestes, u den Verlosser zond, daar mag het stuk der dankbaarheid niet ontbreken. Zij het dan ook in het besef uwer steile afhankelijkheid in dezen van den Heere — „Heere ! wilt Gij Zélf mij schenken wat Gij van mij eischt ; dan eerst zal ik U kunnen geven wat Gij van mijn vraagt!"

Zij het maar véél uw smeeken, dat gij voor den Naam en de zaak des Heeren moogt uitkomen met woord en daad. Wat u dan ook nog overkome of treffe : welke wegen van beproeving gij ook moet bewandelen, welke wonden uw vijanden u ook mogen toebrengen, hoe satan en wereld hun vurige pijlen ook op u afschieten en u zoeken te ziften als de tarwe, wat nood ! gij zult, evenmin als Job, ten onder gaan ! „Alle dingen moeten u medewerken ten goede !" Alles dienen tot een vóór- en toebereiding voor een zalige ontmoeting !

Let op de wegen, welke God met Jozef hield ; achterna moest hij zeggen : „Gij hebt dit wel ten kwade tegen mij bedacht, maar God ten goede !" Ja!

„Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vreezen !" (Psalm 73 vs. 1).

Volk des Heeren ! grooten en kleinen in de genade. Met dezen God als uw levenden Verlosser hebt gij niets te vreezen ; doch alles goeds te wachten ! Verheugt u in Hem ! De banier ook hoog opgeheven, waarop geschreven staat: „De Verlosser van zondaren is God !" en het krijgslied aangeheven :

Gij toch ! Gij zijt de roem, de kracht van onze kracht!" (Psalm 89 vs. 8).

(Bergambacht)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's