Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samuël, een zoon der Wet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samuël, een zoon der Wet.

FEUILLETON

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een verhaal uit het hedendaagsche Palestina

29)

Zijn zoontje Chaim was bij hem en volgde met glinsterende oogen den handel. Lemberger moest hem tegelijkertijd een voonbeeld geven. Zijn stem sloeg over, zij werd schor en schreeuwend. Hij deed alsof het welgeschapen dier alle mogelijke ondeugden in zich vereenigde, zelfs alsof het een misgeboorte was, en hij stelde zichzelf aan als een zot, die zich in een heel moeilijk parket bevond, — totdat eindelijk den Tempelier het bloed naar het gezicht steeg, en hij, zichzelf met moeite beheerschend, hem kalm verzocht om heen te gaan. Nu kreunde de koopman van smart; liep voor de staldeur op en neer en sloeg met zijn armen gaten in de lucht, terwijl de boer, op al zijn plechtige verzekeringen niet lettend, de deur sloot en naar zijn woonhuis liep. Lemberger raasde en ging hem achterna. Maar toen de ander zich omdraaide en hem aankeek, was het duidelijk, dat het volgende woord een bevel zou zijn, om van de boerderij weg te gaan. Bliksemsnel stak Lemberger zijn hand in den zak van zijn kaftan en telde nu den Tempelier den heusch niet te hoogen kostprijs in zijn handen. „Een fijn zaakje", lachte hij, toen hij met Chaim op straat was. Van louter plezier kocht hij zijn lieveling voor een plaster een doosje Turksche cigaretten van derde kwaliteit, en stuurde hem daarmee naar huis.

In zijn eentje ging hij nu naar een winkel met huishoudelijke artikelen, kocht een groote aarden tobbe een een houten potlepel, en toegaf zich daarmee fluks en zonder dat het iemand opviel, langs den zijweg, dien Samuël had beschreven, toen hij vertelde van zijn vondst van dien honig, den berg op.

Ook Fanuël maakte dien dag een tochtje van bijzonderen aard, waarbij niemand hem begeleidde ; hij had uit de Sabbat-lotgevallen van de familie Tulpenbloesem eveneens voordeel getrokken. In de herberg verraste hij dien avond allen door de mededeeling, dat hij niet mee naar buiten zou trekken, maar dat hij zich als verpleger van een krankzinnigen rijken ouden mijnheer in de stad had verhuurd. Daarmee haalde hij zich verbazing en verontwaardiging op den hals, maar het ging toch niemand bepaald aan het hart. Behalve zijn vader, die op Fanuëls arbeidskracht had gerekend, en de kleine Chaim, die nog kinderlijk aan zijn broer gehecht was, was er niemand, dien het bedroefde dat hij niet meeging. Ieder vond, dat hij slecht in de nieuwe gemeenschap paste.

De nacht kwam, vóór iemand den koopman had weergezien. Mandel ging eindelijk er op uit om eens naar hem om te zien. Een zacht gekerm lokte hem naar de schuur, vlak bij het huis. Hier vond hij zijn vader, in elkaar gezakt op een houtblok, een schotel met water naast zich, terwijl hij bezig was met een vullen zakdoek zich hals, hoofd en armen af te koelen. Zijn gezicht was zóó gezwollen, dat Mandel hem pas aan zijn stem henkende, terwijl hij met toornig ongeduld zijn vragen vermeed en hem beval om heen te gaan. Hij, verlangde slechts, dat men zich niet om hem zou bekommeren en stond Mandel alleen toe, hem een deken voor den nacht te brengen.

Vroeg op den namiddag van den derden dag , trokken zij de stad uit, langs de spoorlijn, die naar Damascus voert. Het was heet en stoffig, maar toch temperde de zeewind de door de zon geheete lucht. Sinaï liep met zijn blinde vrouw voorop, net als in de Karpathen, omdat allen hem toestonden het tempo te bepalen. Samuel droeg op zijn krachtige, sterke schouders zooveel bagage, als een volwassene had kunnen torsen, en leidde bovendien den grooten witten rijezel, dien zijn pleegvader gekocht had. Het was een mooi, sterk dier en het droeg een tent, die allen samen toebehoorde. Dan beantwoordde de jongen ook nog aanhoudend de vragen van Suze naar alles, wat men zag.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Samuël, een zoon der Wet.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's