Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn over Kerk en Overheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn over Kerk en Overheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De groote hervormer Johannes Calvijn studeerde in zijn jeugd theologie en rechtsgeleerdheid, zoodat hij reeds op 20-jarige leeftijd tot doctor in de rechten promoveerde. Toen hij door Gods genade overtuigd werd, sloot hij zich aan bij de nieuwe leer, maar moest door de vervolging Frankrijk verlaten en vluchtte naar Bazel. Hier schreef hij in 1536, nog maar 27 jaren oud zijnde, een belangrijk boek : de Institutie of onderwijzing in den Christelijken Godsdienst. Latere drukken gaven een uitbreiding van liet werk te zien.

In dit werk behandelt Calvijn alle belangrijke stukken der geloofsleer en hij keert zich uiteraard breedvoerig tegen de Roomsche dwaalleer. In dit werk komt nu ook een hoofdstuk voor, dat menigeen er niet in zou verwachten.

GODSDIENST EN POLITIEK.

Hoe velen zijn er niet, die beweren, dat de politiek niets met het geloof te maken heeft, het geloof is er veel te heilig voor om het te bezoedelen met politiek ! In verschillende toonaarden is dit lied gezongen, vroeger zoowel als thans. Zulke menschen moet het wel verbazen, dat Calvijn in een werk, dat tot doel heeft om onderwijs te geven in de Christelijke godsdienst, nu ook spreekt en handelt over de burgerlijke overheid.

En toch, wie begrijpt hoe Calvijn in afhankelijkheid van en in overeenstemming met de Heilige Schrift de Souvereiniteit Gods leert, zal verstaan, dat Gods eischen niet beperkt zijn tot het geestelijk leven of het wereldlijke leven van den individu, maar over alles gaan, dus ook over de menschelijke samenleving.

Het verdient bijzondere aandacht, dat Calvijn zijn beschouwingen over de burgerlijke regeering geeft als onderdeel van de onderwijzing in den Christelijken godsdienst, als onderdeel van de geloofsleer. De overheid en de verhouding tot de overheid worden door Calvijn dus bezien onder godsdienstig licht, in het licht van Gods Woord. Deze stukken zijn voor Calvijn stukken des geloofs, waarover de H. Schrift licht geeft en welk licht in het geloof aanvaard wordt. De burgerlijke regeering is dus geen zaak, waar de godsdienst niets mee te maken zou hebben, o neen, ze heeft er zelfs zeer veel mee te maken, ja, ze is voor Calvijn in zekeren zin een stuk van den godsdienst. Het is van 't grootste belang dit uitgangspunt helder in te zien, want dit kan veel misvatting voorkomen.

TWEE-ERLEI REGEERING.

Calvijn begint met er op te wijzen, dat er onder de menschen tweeërlei regeering is : de éen is geestelijk, waardoor de consciëntie wordt onderwezen tot vroomheid en den dienst van God ; de andere burgerlijk, waardoor de mensch wordt onderricht tot de menschelijke en burgerlijke plichten, die onder de menschen in acht genomen moeten worden. Gewoonlijk plegen zij genoemd te worden de geestelijke en de tijdelijke jurisdictie of rechtspleging. De geestelijke regeering heeft betrekking op het leven der ziel. De burgerlijke regeering beweegt zich op het terrein van wat tot het tegenwoordige leven behoort, niet slechts op het gebied van voeding en kleeding, maar ook van het voorschrijven der wetten, door welke de mensch onder de menschen zijn leven heilig, eerbaar en zedig doorbrengt. De eerste heeft haar zetel in het inwendige des gemoeds ; maar de tweede regelt slechts de uiterlijke zeden.

Laat ons de eerste een geestelijk rijk mogen noemen, de tweede een burgerlijk rijk. En deze twee, zooals we ze verdeeld hebben, moeten altijd ieder op zichzelf beschouwd worden, en wanneer het eene in oogenschouw wordt genomen, moeten de harten weggeroepen en afgewend worden van de gedachte aan het andere. Want er zijn in den mensch als het ware twee werelden, over welke verschillende koningen en verschillende wetten kunnen regeeren.

NUT DER ONDERSCHEIDING.

Calvijn onderscheidt dus scherp Kerk en Staat als twee grootheden, die naast elkaar staan en waarvoor ieder eigen wetten gelden. Hij keert zich hier tegen de dwalingen der Wederdoopers en der Roomsch-Katholieken. De eersten meenden te staan in de Christelijke vrijheid en geen overheden meer noodig te hebben. Zij wilden de overheden niet gehoorzamen, verwekten oproer en lieten zich verleiden tot de meest ergerlijke dingen. De laatsten hadden sinds eenige eeuwen de leer der twee zwaarden. De Paus hanteerde zoowel het geestelijke als het wereldlijke zwaard, d.w.z. hij had de macht in de Kerk, maar ook had hij het hoogste wereldlijke gezag, zoodat hij het recht meende te hebben keizers en koningen te kronen. Over dit recht is een groote strijd in de Middeleeuwen ontbrand, waarin Hendrik IV gedwongen werd te voet door sneeuw en ijs naar Canossa te gaan om den Paus vergiffenis te smeeken voor zijn verzet.

Deze beschouwingen hadden beiden tot grondfout de vermenging van Kerk en Staat, het niet erkennen van het feit, dat beiden door verschillende wetten geregeerd worden.

Het getuigt van Calvijn's diepen blik, dat hij begint met deze onderscheiding scherp te stellen, want dit voorkomt onjuiste inzichten en verkeerd gebruik der Schrift.

Zoo berust ook de dienstweigering op godsdienstige gronden op het voorbijzien van de onderscheiding, die Calvijn hier maakt. Ook het vele onjuiste gebruik, dat van de Bergrede zoo vaak gemaakt wordt, berust op het voorbijzien van deze onderscheiding. Ze is dus van het grootste belang.

Door deze onderscheiding, zoo zegt Calvijn, zal het geschieden, dat we niet verkeerdelijk datgene, wat het Evangelie leert over de geestelijke vrijheid, betrekken op de burgerlijke orde, alsof de Christenen minder naar de uiterlijke regeering aan de menschelijke wetten onderworpen waren, omdat hun gewetens vrijgemaakt zijn voor God ; alsof ze daarvoor verlost waren van alle dienstbaarheid des vleesches, omdat ze vrij zijn naar den geest.

Zoo moet dus de geestelijke en de burgerlijke regeerjng worden onderscheiden. Al is de consciëntie van den Christen door God in de vierschaar des gerichts vrij gemaakt, dit houdt niet in dat de Christen niet zou behoeven te leven overeenkomstig de burgerlijke wetten. Al is de Christen vrij naar den geest, daarom is hij nog niet vrij in de burgerlijke orde. De apostel vermaant de slaven, die Christen geworden zijn, hunne heeren onderdanig en gehoorzaam te zijn. Burgerlijke en geestelijke regeering hebben alzoo ieder haar eigen terrein. Calvijn geeft nu een breede uiteenzetting van taak en roeping der Overheid. Wij zullen daarop thans niet ingaan, maar er mede volstaan op te merken, dat Calvijn de overheid opdraagt de eer te beschermen en te verdedigen van Hem, wiens stedehouders zij zijn en door Wiens weldaad wij regeeren. Voorts worden de onderdanen opgewekt om Gods wil te gehoorzamen. Van een taak der Kerk wordt niet gesproken, maar het ligt in de rede, dat de Kerk deze beschouwing over de Overheid zal uitdragen en behartigen. Ik lees echter niets bij Calvijn over een spreken van de Kerk tot de Overheid, ik merk alleen op, dat hij beider taak en gebied zeer scherp onderscheidt. Immers de Kerk heeft niet het recht van het zwaard, om daarmee te straffen of te bedwingen, zij heeft geen macht om te dwingen, geen gevangenis, en geen andere straffen, die door de overheid plegen opgelegd te worden. Bovendien is het niet haar streven, dat hij, die gezondigd heeft, tegen zijn wil gestraft worde, maar dat hij door een gewillige kastijding zijn boetvaardigheid betoone. Er is dus een zeer groot verschil : want de Kerk neemt niets voor zich, wat eigen is aan de overheid, en de overheid kan niet verrichten, wat door de Kerk volbracht wordt.

BETEEKENIS VOOR HET HEDEN.

Volgens Calvijn hebben Kerk en Staat ieder een eigen terrein. De grenzen worden echter meermalen overschreden. De Paus wilde heerschen over de burgerlijke regeering. Calvijn wijst dit als een dwaling af. Anderzijds betrad de Overheid in den tijd na de Reformatie meermalen het terrein der Kerk, we denken b.v. aan den invloed der Overheid in de twisten, voorafgaande aan de Synode van Dordrecht. Het jus circa sacra, dat aan de overheid werd toegekend, werd verbogen tot een jus in sacra. In onzen tijd zullen we van het laatste gevaar wel geen last hebben. Anders staat het met de Kerk in de laatste jaren. Ook een Synode eener Protestantsche kerk mag niet pogen te komen op het terrein der burgerlijke regeering. Het terrein der practische politiek behoort dan niet tot de taak der Kerk. Het is dan cok m.i. onjuist, dat de Synode der Ned. Hervormde Kerk haar eerste uitspraak meende te moeten doen over het zuiver politieke radiovraagstuk. Deze had zich moeten beperken tot het uitspreken van wenschen omtrent de uitzendingen van de Kerk zelve. De Kerk, zijnde het terrein der geestelijke regeering, heeft zich te beperken tot het formuleeren van de eischen Gods, in de H. Schrift gevonden, en tot waarschuwen en vermanen, wanneer de normen Gods worden overschreden. Ik geloof, dat onze Vaderen het juist hebben aangevoeld, dat zij alleen bij het optreden van „krijtende zonden" zich hebben gewend tot de Overheid. Ik geloof, dat dit ook voor onze tijd nog een richtsnoer kan zijn. Alleen indien er schreeuwende zonden zijn, kan er overwogen worden zich tot de overheid te wenden, maar ik ben ook van oordeel, dat de Kerk zich overigens niet met de politiek heeft in te laten. De in de H. Schrift gegeven normen heeft zij te leeren en te prediken, maar verder niet. Dit verklaart ook al, dat de protesten in de bezettingstijd meer indruk hebben gemaakt, dan die na de bevrijding. In de tijd van de bezetting kon van schreeuwende zonden gesproken worden ; na de bevrijding was hiervan in veel minder mate sprake. Ik ben mij zeer wel bewust, dat een scherpe scheidslijn in dezen niet te trekken is, maar de opvatting als zou de Kerk zich met alle politieke vraagstukken dienen bezig te houden, is m.i. in strijd met de opvattingen der Reformatie. Men kan dan nog wel denken op de reformatorische lijn te zijn, maar inderdaad is men dan ongemerkt overgegaan op de pauselijke lijn.

(Harderwijk.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Calvijn over Kerk en Overheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's