Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond en Doop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond en Doop

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is, zooals in een vorig artikel werd opgemerkt, verband tusschen Verbond en Doop. En wel een onmiddellijk verband. Het is alleen jammer, dat men dit onmiddellijke niet altijd in het oog houdt.

Ook zijn er, die zoo weinig uit het Verbond leven, omdat zij individualisten in het geloof zijn en er een eigenwillige godsdienst op na houden. Dat behoort inderdaad bij de vroomheid, die God wil ontloopen. Ds. v. N. sprak van een „zonderling eenzijdig Verbond". Een dergelijke uitdrukking verraadt den man, die blijkbaar zou willen meepraten in de dingen, welke de souvereine God bepaalt.

Alle schepsel is eenzijdig door den alleen souvereinen Schepper bepaald. Wie zal zich vermeten om tegen God te klagen, omdat Hij hem geschapen heeft naar een zonderling, eenzijdig goddelijk voornemen ?

Wat dan ? Zou iemand tegen God opstaan, omdat Hij hem niet ontboden heeft in Zijn goddelijken Raad, toen Hij het werk der schepping in Zijn heilig voornemen vaststelde ?

Zoo iets is het toch, als men over de eenzijdigheid van het Verbond zoo zonderling spreekt.

Het Verbond geldt toch het leven en de bestemming van het schepsel, gelijk God dat in Zijn eeuwig voornemen heeft besloten.

De kracht en de troost van het Verbond wordt dan ook door de eenzijdigheid niet gebroken, maar verzekerd. Het ligt in Gods Raad en welbehagen verankerd.

Onderstel, dat wij er iets in hadden te doen !

De heerlijkheid van het Verbond komt echter daarin eerst recht uit, dat God Zijn eeuwig voornemen omtrent de genade, welke Hij ons wil bewijzen, ons in de gestalte van een verbond voorstelt. Want dat beteekent, dat Hij den mensch niet alleen onder religieus-zedelijke relatie zet en alzoo met hem handelt, maar dat beteekent ook, dat God Zijn eeuwig voornemen der genade niet veranderen zal. Om het menschelijk uit te drukken, dat God zich verplicht het verbond, zooals Hij dat in Zijn goddelijke barmhartigheid heeft bepaald, jegens den mensch te houden.

Een eenzijdig verbond kan slechts eenzijdig worden verbroken. Een genadeverbond is bovendien ook krachtens de genade eenzijdig van den kant van Hem, die genade bewijst.

Het genadeverbond zou dus alleen van Godswege verbroken kunnen worden. Indien de Heere Zijn genade niet in den vorm van een verbond had gegeven, dan zou Hij alsnog vrij zijn het terug te nemen. Dit nu zegt het verbond, dat God het niet terug nemen zal.

En nu komt het alles neer op het geloof in den God des verbonds. Wie dat zonderlinge eenzijdigheid noemt, heeft nog weinig van het sola fide der reformatie verstaan.

Het verbond der genade veroordeelt ons. Dat is het eerste. Het zegt, dat wij zondaars zijn.

Het verbond der genade zegt, dat wij kinderen des doods zijn, en dat God ons een weg heeft geopend ten leven.

Die weg loopt door den dood en de opstanding van den Middelaar Gods en der menschen. Dat is alzoo de weg van het genadeverbond. „Gedoopt in den dood van Christus", zoo leert de apostel Paulus, Rom. 6 : 3. De dood van Christus is opstanding in een nieuw leven. Wedergeboorte en herschepping. De Schrift zegt er nog wat bij : gedoopt door één Geest tot één lichaam. (1 Cor. 12 : 13).

Als Christus gebiedt, dat het Evangelie zal gepredikt worden, wat anders gebiedt Hij dan dan de prediking van dit genadeverbond ? Wat anders dan de prediking van Zijn dood en Zijn opstanding ? Van den weg, en de waarheid en het leven ?

Niet tevergeefs wordt de Doop een teeken en zegel van het Verbond genoemd, d.w.z. een teeken en zegel van dat Evangelie der genade, van dien weg in Christus Jezus. Een teeken en zegel, dat het goddelijk waar en waarachtig is.

Er staat dan ook in het Koninklijk bevel (Matth. 18 : 19), dat de volken zullen onderwezen worden, en dat de uitgezondenen daarbij de menschen zullen doopen en leeren onderhouden, wat Christus geboden heeft. De volken als zoodanig worden niet gedoopt, maar de menschen uit de volken, die het Evangelie aannemen.

Een gedoopt volk ontstaat eerst als de groote meerderheid des volks in de kerk geboren wordt. De kerk staat in het genadeverbond. In de kerk wordt het lichaam van Christus openbaar. Daarom neemt do kerk niet alleen het teeken en zegel van het genadeverbond aan, maar bedient het aan degenen, die onder den zegen des verbonds worden geboren en aan degenen, die zich uit het heidendom bij de kerk voegen.

De scheidslijn Israël—Heidendom, beter zelfs : besnijdenis—Heidendom, vindt haar parallel in die van Verbond der genade—Heidendom, Kerk—Heiden­dom, Doop—Heidendom.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Verbond en Doop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's