Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkorde en Belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkorde en Belijdenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ligt zeker in de lijn der algemeene belangstelling, als het Hoofdbestuur dit onderwerp aan de orde wenschte te stellen op de jaarvergadering.

Gevraagd om dit bij U in te leiden heb ik dan ook niet lang geaarzeld, al kan ik uit den aard der zaak niet over de kerkorde, welke nog in handen der daartoe benoemde Commissie is, spreken.

Volgens het oordeel van sommigen kan de Commissie binnen afzienbaren tijd een Concept in eerste lezing gereed hebben. Ter geruststelling van de uitgesproken vrees, dat de kerk zal overrompeld worden, — hetgeen intusschen uittermate onkerkelijk en in strijd met de allereerste veronderstellingen van een goede orde der kerk zou zijn — moge ik opmerken, dat de Commissie voor de kerkorde er bij de Synode zonder eenigen twijfel op aan zal dringen ruim tijd te geven aan kerkeraden en classes om kennis te nemen van de voorstellen, die alsdan aan de orde zullen zijn.

Onze besprekingen zullen thans een meer algemeen karakter dragen en daarom heb ik den titel uitgebreid en tevens in zekere richting bepaald door :

„KERKORDE EN BELIJDENIS"

te stellen. Dit vond zijn oorzaak niet alleen in het zooeven opgemerkte, maar voornamelijk in het gevoelen, dat daarmede een verband wordt aangeraakt dat van centrale beteekenis is en waarop de belangstelling van verschillende zijden is gericht.

Zoo nauw is voor velen dat verband, dat zij geneigd zijn de verhouding om te keeren, als maakte de kerkorde ook de belijdenis. De kerkorde onderstelt een kerk en een kerk onderstelt een belijdenis. Het is bij velen zoo, dat zij de beantwoording van allerlei vragen betreffende de regeling van kerkelijke handelingen en zaken, die een kerkorde eischt, ijlings voorbij zien als in blind vertrouwen, dat dat allemaal wel terecht komt, als de kerkorde, waaraan gewerkt wordt, maar het gewenschte, het zuivere standpunt ten aanzien van de belijdenis inneemt.

En dat is niet alleen zoo aan de rechterzijde, of wil men aan den confessioneelen kant, maar ook bij de andere richtingen.

Dit blijkt zeer duidelijk uit de discussie omtrent de bekende formule in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en op den bodem der belijdenisgeschriften" in het „kerkelijk gesprek" en in de kerkelijke pers.

Wie nog eens de consideratiën der classicale vergaderingen over de voorgestelde werkorde in het jaar 1944 naleest, komt tot de conclusie, dat de beteekenis van deze formule ook toen een der hoofdpunten, zoo niet hèt hoofdpunt in de discussie heeft uitgemaakt.

De belangstelling is echter niet bij allen gelijk gericht. Terwijl rechts krachtens beginsel op de functioneering en handhaving der belijdenis is gericht, is men aan de linkerzijde beducht voor ccnfessie-dwang. Dit werd althans door de Zwingliactie zeer duidelijk uitgesproken. Het propagandanummer van deze actie kwam met kracht op voor het behoud van de - vrijzinnige richting. Zij bedoelde in de kerk. Anders toch zou dit geen zin hebben, daar het volkomen vrij staat aan degenen, die zulks wenschen, zich in vrijzinnig-religieuse vereenigingen te verzamelen.

Deze menschen echter, die toch zooveel knappe mannen in hun midden hebben, behoorden te weten dat de kerk confessioneel van aard is en dat zij dezen aard niet kan verloochenen terwille van de vrijzinnigen.

Er is echter in dezen kring neer, dat verbazing wekt. Wij denken o.a. aan de caricatuur-teekening van het calvinisme in genoemd blad van de Zwingliactie.

Even verhelderend als 't optreden van de Zwingliactie was de redevoering van den voorzitter dei vrijzinnig-hervormden, ds. Boonstra, in de jaarvergadering aan het begin van dit jaar. Wij hebben daarop in ons orgaan reeds gewezen. De voorzitter signaleerde een strijd op leven en dood tusschen orthodoxie en vrijzinnigheid in de kerk en adviseerde aansluiting der vrijzinnigen bij „Gemeenteopbouw".

Wil noemden deze dingen verhelderend, omdat de kerkelijke situatie hier althans duidelijk wordt, terwijl een valsch kerkelijk idealisme het standpunt wil innemen, dat er geen richtingen meer zijn. Reeds meerdere malen hebben wij er op gewezen, dat de richtingen met deze nieuwe richting werden uitgebreid.

Men generaliseere in deze niet, alsof wij ook het waarlijk kerkelijk streven, dat van geen partijen in de kerk wil weten, zouden veronachtzamen. Integendeel. Wij bekennen, dat alle partijschap in de kerk zonde is. Niet alles, wat partijschap genoemd wordt, valt echter onder dat begrip. Men heeft geen recht om het streven naar functioneering en handhaving der belijdenis zonder meer aan partijschap toe te schrijven. Een iegelijk, die het confessioneel karakter der kerk erkent, — en wie zou dit op goeden grond kunnen ontkennen? — een iegelijk, die het confessioneel karakter der kerk erkent, moet kunnen verstaan en toegeven, dat hij voor wien de belijdenis der kerk meer is dan een historisch document, naar haar functioneering en handhaving moet streven.

Wil men dat partijschap noemen? Het ongelijk is o.i. aan de zijde dergenen, die weigeren de objectieve waarde en beteekenis van het geloof der kerk te erkennen, hetwelk in haar confessie uitdrukking heeft gevonden en waarin de waarachtige leden der kerk vereenigd zijn. Wij willen niet beweren, dat de eenigheid en gemeenschap des geloofs alle verschil van inzicht zou nivelleeren of wegnemen, maar wij zijn het eens met degenen, die op grond van de eenigheid des geloofs van geen partijschap willen weten.

Voor onze orthodoxe menschen is het misschien goed er opmerkzaam op te maken, dat de eenigheid des geloofs in practijk veelal een objectieve grootheid zal blijken, welke door het subjectief geloof meer of minder wordt benaderd. Men verbeelde zich niet, dat ook een gereformeerde kerk geen plooien en zelfs verschillen zou vertoonen. Het voorbeeld der Gereformeerde Kerken kan ons van zulke illusies genezen.

Daar zijn de plooien en verschillen zelfs tot scheuringen geworden. Wij zullen dit ter harte hebben te nemen en een beteren weg hebben te kiezen dan zij hebben gevolgd. Indien wij de erkenning van de eenigheid des geloofs zóó verstaan, dat wij het ker­kelijk leven als een spiegelgladde vlakte der wateren bij volkomen windstilte voorstellen, dan kan dat geenszins getuigen van een menschenkennis, die naar de Heilige Schrift is, maar wijst dit op een zelfgenoegzaamheid, welke uit gebrek aan zelfkennis opkomt.

Het leven biedt in alle opzichten verscheidenheid en is steeds in beweging. Men spreekt over dynamische beschouwing en opvatting, doch het leven is als zoodanig dynamisch.

Daarom is er zooveel twist en strijd in de wereld, omdat de harmonie der krachten verbroken is. Maar daarom ook is het noodig, dat ons leven een richtsnoer heeft dat vast en onbewogen is, anders zijn wij gelijk aan een schip zonder roer, dat aan het spel der golven is overgeleverd. Dank zij de Godsopenbaring, welke ons is geschonken in het profetische Woord, hebben wij zulk een richtsnoer. En de kerk, die door Woord en Geest wordt geleid in de Waarheid overeenkomstig de belofte des Heeren, ontdekt, dat het geloof, hetwelk den heiligen is overgeleverd, niet maar een veranderlijke en onzekere zaak is, maar een objectieve werkelijkheid voor zooveel de kerk uit dat geloof der heiligen leeft, geeft zij daarvan getuigenis in haar confessie. In dat geloof, dat den heiligen is overgeleverd, is nu de gemeenschap der heiligen verankerd. Zij hebben er besef van, dat zij allen aan datzelïde geloof deel hebben en dat zij daardoor aan elkander verbonden zijn.

Dat wil echter ganschelijk niet zeggen, dat zij het daarom in alle deelen met elkander eens zijn. Wis de eenigheid en gemeenschap des geloofs zóó wil verstaan hebben, dat alle leden het in alles zullen eens zijn, meet naar zichzelven en wil allen doen instemmen met zijn persoonlijk inzicht.

De vrijzinnige zou willen, dat wij allen overeenkwamen, dat in de zaken der religie een iegelijk zijn eigen interpretatie mag hebben.

De Barthiaan zou wenschen, dat wij het allen met hem eens waren, dat de waarheid aangaande de goddelijke dingen op aarde niet wordt gevonden en dat wij slechts een benaderende kennis zouden hebben, zonder dat een volstrekt gezaghebbende norm kan worden aangewezen.

En er zijn rechtzinnigen, die de eenigheid en de gemeenschap des geloofs zouden willen zien opgaan in de strikte instemming van allen met hun persoonlijk geloofsinzicht en in volstrekte overeenkomst met hun geloofsleven.

Dat kan zelfs schrikbarend vèr gaan. Men veroordeelt gemakkelijk een predikant, omdat hij slechts een „voorwerpelijke waarheid" predikt. Maar het komt ook voor, dat men een prediking verwerpt, omdat zij de Waarheid niet op zulk een wijze en in zulk een gestalte verkondigt, als men die verkiest te hooren, of ook maar te brengen. Waarlijk, dergelijke keurmeesters zitten niet alleen onder den kansel, maar worden ook onder de predikers zelf gevonden.

Wij erkennen, dat niet alle gereformeerde predikers gelijk zijn en dat zij niet allen even diep zijn ingeleid in de verborgenheid des geloofs. Niet allen ook zijn gelijkelijk begaafd en bekwaam in de Heilige Godgeleerdheid. Ook zijn er, die zeer eenzijdig zijn in hun prediking en er zijn er, helaas, ook, die meenen beter te weten, wat gereformeerd is, dan Calvijn zelf, of er voor uitgeven, wat inderdaad geen aanspraak op reformatorische rechtzinnigheid kan maken.

Men zij echter voorzichtig in zijn oordeel en late dit verantwoord zijn. Want men kan elkander wel verketteren, maar daarmede wordt de onderlinge stichting niet gediend en de gemeenschap der heiligen niet bevorderd.

Vooreerst bedenke men, dat wij in deze dingen ook zelf zijn afgegleden gedurende al den tijd, dat de inzinking van het gereformeerd kerkelijk leven het toezicht op de leer en de oefening der kerkelijke tucht deed veronachtzamen en in gebreke blijven.

Wij zijn er aan ontwend, dat de kerkelijke organen en ambten ook in dit opzicht functioneeren. Het gevolg is, dat eèn iegelijk op zijn wijze en naar zijn persoonlijk inzicht oordeelt over Dienaar en prediking en zijn eigen weg gaat. Een ieder zoekt de prediking, die hem behaagt. Dat doen eigenlijk alle richtingen.

Ik herinner mij, dat evangelisatiën van onderscheidene richtingen als aanleiding tot oprichting van een evangelisatie zonder bedenken opgeven : omdat de prediking ter plaatse ons niet bevredigt. Vanuit het kerkelijk standpunt beoordeeld, is dit intusschen een zeer onkerkelijk argument.

Wij kennen gemeenten met een „confessioneele" prediking, waar zulk een argument wordt aangevoerd door vrijzinnigen, maar, ook door „gereformeerde-bonders". Er zijn gemeenten met een „gereformeerde" prediking, waar een groep van „nietbevredigden", om niet te zeggen „malcontenten", een evangelisatie wenschen, die zij „confessioneel" noemen.

Vraagt men dan, of er in den officiëelen dienst des Woords niet overeenkomstig de confessie wordt gepredikt, dan ontkent men dit niet. Nochtans wil men wat anders.

Zoo zijn de toestanden, en dan hebben wij geenszins overdreven, want er zouden erger dingen kunnen worden genoemd.

Niemand onzer zal kunnen beweren, dat wij de zaken te zwart teekenen. Maar is het dan niet zoo, dat de kerk is opgegaan in een mengeling van secten ?

Wij spreken van richtingen en sommigen willen van geen richtingen meer weten, maar het is eigenlijk nog veel erger. Het is inderdaad nog veel te rooskleurig om van richtingen te spreken, want iedere z.g. richting gaat weer in twee of meer secten op.

Het is een angstwekkend verschijnsel, dat ook de Gereformeerde Kerken, ondanks haar gereformeerde kerkorde, in secten uiteenvallen.

Zoo is het sectarisme een ontstellend verschijnsel van onzen tijd. Hoe ligt het gereformeerd protestantisme uit één geslagen en dat in een tijd, welke meer dan ooit vraagt om die reformatorische kracht, waarmede het in zijn oorspronkelijkheid zoo rijk is bedeeld geweest.

Kerkelijk besef ontbreekt in onze kringen, zooals uit de genoemde voorbeelden kan blijken, op een ontstellende wijze.

Dit is het eerste punt, dat bij ons gereformeerden anders moet worden.

Wij hooren in onze dagen nog al overvloedig de uitdrukking kerkelijk denken. En het is mijn overtuiging, dat de gereformeerden in het algemeen en wij Hervormd-gereformeerden in het bijzonder, moeten beginnen met kerkelijk te denken.

Wij denken thans veel te veel sectarisch. Wij zien op het groepje zus en het groepje zoo. Een echte gereformeerde kerk op den grondslag van haar confessie is nóg wat anders dan een secte.

Wij gereformeerden hebben een gemeenschappelijke taak ten aanzien van de belijdenis naar binnen en naar buiten. Laten wij ons daarvan rekenschap geven door ons bij de actuëele vragen te bepalen.

(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Kerkorde en Belijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's